Verhalen

Spoorzoeker langs de rafelranden

16 augustus, 2019

Als Glen Heyer in 1996 komt werken bij het Rijdend Dienstencentrum, de voorloper van het huidige Mobiel Team van HVO-Querido, heeft hij er al een carrière opzitten in de Amsterdamse muziek- en jongerenscene. Toch zal hij zijn ware roeping vinden als begeleider van mensen die zorg juist mijden. Nu Glen, na 23 jaar bij onze organisatie te hebben gewerkt, van zijn welverdiende pensioen geniet, is het tijd om de balans op te maken.

De ouders van Glen Heyer (1953) ontmoetten elkaar als militair in voormalig Nederlands Oost-Indië. Zijn vader is Antilliaans, zijn moeder Surinaams en beiden zijn vanuit de West uitgezonden met de Curaçaose Rode Kruiscolonne om het Nederlandse grondgebied in de Oost te helpen verdedigen. Na deze oorlog werkt zijn vader voor de KLM en later voor dochtermaatschappij ALM, de Antilliaanse Luchtvaart Maatschappij.

Glen op stadsnomadenterrein Vaalmuiden in 1997, foto Sake Rijpkema

Een lapje grond

‘Mijn ouders gingen na de oorlog in Indonesië naar het Australische Brisbane, waar mijn oudste broer is geboren,’ vertelt Glen. ‘Vandaar gingen ze per schip naar Nederland. In afwachting van hun soldij en een woning kwamen ze in Barneveld terecht, in Kasteel De Schaffelaar, en daar is mijn tweede broer geboren. Mijn vader werd het wachten al snel beu. Hij zei: luister effe, er is nog een lappie grond op Curaçao en daar gaan we naartoe. En dat gebeurde, mijn ouders bouwden een huis op het erf van mijn grootmoeder bij Van Engelen. Met elk kind bouwden ze er een stuk bij. Daar was ruimte genoeg, dat was een paradijs als kind. Op mijn elfde zijn we verhuisd. Mijn ouders konden toen goed geld krijgen voor de grond en wij gingen naar een groter huis vlak voor de benedenwijk van Willemstad. Op het land van mijn oma staat nu een winkelcentrum, altijd als ik daar kom, denk ik: hé, hier sliep mijn vader.
Het was een heel groot terrein. Iedereen uit de buurt kwam bij ons langs, we honkbalden op het erf. Het leek wel een kinderboerderij, we hadden een geit, twee ezels, een pauw.

Een oud busje van het Rijdend Dienstencentrum, 1997, foto Sake Rijpkema

Eigenzinnig

Eerst zat ik op de Johan van Walbeeckschool, een hele fijne openbare school, maar later moest ik naar het Charles Pire College, dat was toen net gebouwd en wij waren katholiek dus daar moest je naartoe. Dat bepaalde de pastoor, zo ging dat. De katholieke school was nog veel duurder ook dan de openbare. Elke week moest ik geloof ik ƒ12,50 meenemen naar school, dat vond ik heel veel geld. Later ging ik naar het St. Xaverius College in Suffisant. Daarna ging ik naar de mulo, Sint Thomas in Otrabanda. Ik had echt geen idee wat ik wilde doen of wilde worden. Ik had geen hobby’s, ik had geen enkele ambitie, ik was vrij eigenzinnig en ik stond open voor alles.

Glen met een bewoner van Vaalmuiden, 1997, foto Sake Rijpkema

Verstikkend

Ik werd inmiddels behoorlijk claustrofobisch op het eiland. Vanaf mijn vijftiende wilde ik weg. Het was ook behoorlijk verstikkend, eind jaren zestig op Curaçao. Het was de tijd van de flower power en ik was gek op muziek. Als er een nieuwe Hitweek was dan verslond ik die bij boekhandel Salas of Mensing. Ik las daarin over Paradiso, Fantasio en De Kosmos en die vrijheid, die muziek, dat leven, dat wilde ik ook. Wij waren anti establishment en tegen de vervuiling van Shell.
Ik zag er in die tijd anders uit dan de meeste mensen op Curaçao, ik had een afro en broeken met soulpijpen. Op een eiland moet je niet anders zijn. Mijn vader werd er op aangesproken: wat ziet je zoon er weer uit! Ik voelde me een outcast, ik vond dat ik werd weggepest.

Douche

Inmiddels woonden drie broers en een zus in Nederland en in 1971 ben ik zelf in Nederland gekomen. Schoorvoetend vonden mijn ouders het goed, maar ik mocht onder geen beding naar Amsterdam. Dus je raad wel waar ik terechtkwam.
Ik kwam bij een hospita in Buitenveldert. Dat ging niet goed. Op Curaçao was ik gewend om twee keer per dag te douchen. Dat kon daar niet, ik mocht alleen op vrijdag douchen. Toen ik later met mijn broers een huis huurde in de Hazenstraat hebben we er meteen een douche ingebouwd. Wij waren heel trots, maar toen de huisbaas erachter kwam verhoogde hij meteen de huur, want ja, het was nu een huis met een douche!

Glen bij Fort Penningsveer, 2000

Hongerig

Begin jaren zeventig, het waren echt andere tijden. Ik ging met mijn broer John met de tram speciaal naar de Ten Katemarkt of naar de Albert Cuyp om een baal rijst te kopen. Nu kun je bij elke buurtsuper kiezen uit tien soorten, maar toen had je in Nederlandse winkels nog vooral paprijst.
Ik ging werken als commies bij hotel De L’Europe, de horeca was het enige dat me een beetje trok en ik had op Curaçao al in hotels gewerkt.
Eindelijk kon ik me uitleven in de muziek, ik ging heel veel uit, ik was een hippie. Naar Paradiso, de Melkweg en De Kosmos aan de Prins Hendrikkade. Dat laatste was meer oosters en Indiaas. Honderden en honderden concerten heb ik gezien. Rock, soul, whatever, ik ging overal naartoe, ik was hongerig naar live muziek. Je had een muziekclub in een oude bunker onder de brug over het Vondelpark, dat was ook heel tof, overal kon je hasj roken.

Personeelsfeest in Artis, 2002

Jongerenwerker

Foto uit jubileumboek Kleurrijk leven, 2004

Zo kwam ik ook bij Akhnaton aan de Nieuwezijds Kolk. Er was muziek, je kon er dansen eten. Het was een heel fijn multicultureel gebeuren toen dat nog niet zo werd genoemd. Ik kwam daar vaak en op een gegeven moment was het dicht: geen personeel. Toen ben ik er gaan werken, eerst als vrijwilliger, later als betaalde coördinator. Ik heb mijn horecapapieren gehaald en later heb ik ook de sociale academie gedaan, de Karthuizer. Akhnaton was in die tijd een hoofdstedelijk jongerencentrum en dus werd ik sociaal cultureel jongerenwerker. Dat heb ik een hele tijd gedaan, misschien wel twintig jaar. Toen de zaak dicht ging werd ik bedrijfsleider bij de Melkweg. Dat was vooral een kantoorbaan. In die tijd werd iedereen cash uitbetaald, ook de artiesten, en dat deed ik. Dan was de avond voorbij, we hadden een paar optredens in huis gehad en ik had er helemaal niks van gemerkt, want ik zat boven op kantoor. Dat is niet waarvoor je bij de Melkweg gaat werken. Wat daar ook gek was: iedereen had hetzelfde inkomen, wat je ook deed. Ik was er niet happy.

In het Beatrixpark, 2005

Op het lijf geschreven

In de wagen, 2005

Toen tipte Rixt, een goede vriendin van ons, mij over een baan bij het RDC, het Rijdend Dienstencentrum van HVO, de voorloper van het huidige Mobiel team. Zij zei: Glen, dit is echt jouw baan, dit is jou op het lijf geschreven. En dat is het geworden, dat was in 1996. We werkten vanuit het Dienstencentrum, vandaar de naam, op de hoek van de Zaagmolenstraat en de Gilles van Ledenberchstraat. Eerst met Ton Seelen, later met Ed Berger en daarna uiteindelijk met een hele reeks fijne collega’s. We begonnen met een oud, gaar busje, die is in een sloot geëindigd. De tweede wagen was een Nissan Vanette. Die was door een klant nogal wild beschilderd, onder andere met het logo van HVO. Dat hebben we meteen afgeleerd, toen een boze klant zich uitleefde op ons arme busje.

Veldwerk, 2005/2006

Lange adem

Het was ook echt mijn baan. We kwamen op de raarste plekken door de hele stad en kamen daar vooral mensen tegen die zeiden dat ze echt geen hulpverlener nodig hadden. We werden steeds bekender onder de doelgroep en waren ook duidelijk herkenbaar. Dat soort werk op straat vereist geduld en een lange adem. Geen snelle successen, maar veel tijd investeren in mensen. Hun vertrouwen winnen en ze uiteindelijk verleiden tot het accepteren van hulp. Er waren toen nog veel daklozen op straat, je had in die tijd nog echte Swiebertjes.

Zomer 2007

Stadnomaden

We beheerden ook Vaalmuiden, een terrein in het westelijk havengebied voor stadsnomaden. Dat terrein kwam destijds via Thijs van de Berg, God hebbe zijn ziel, van het gemeentelijk grondbedrijf en Ivar Schreurs. Het terrein was in gemeentelijk jargon een SLOAP, een space left over before or after planning. Vaalmuiden was erg mediageniek. De bewoners werden er tijdelijk gedoogd. Dat zou twee jaar zijn, maar het heeft zeven jaar geduurd. Het probleem met Vaalmuiden was dat er totaal verschillende soorten mensen verbleven. Mensen die wat zorg van ons nodig hadden en mensen die daar totaal niet van gediend waren, die elke bemoeienis van HVO-Querido weigerden.

Het Mobiel Team in 2010 bij de Westlandgracht

Jongensdroom

Het leuke was dat er geen Handboek Mobiel Team was, je stippelde zelf uit wat en hoe. Het was spannend en altijd anders. Wat gaan we straks aantreffen? Dat was vaak een verrassing. Het was een soort jongensdroom. Spoorzoeken langs de rafelranden van de stad. Je gaat met andere ogen naar de omgeving kijken. Ook als ik met mijn vrouw in het bos liep dan zei ik soms: wacht effe, daar loopt een spoor. Dan moest ik toch even kijken of ik een slaapplek vond. Mijn vrouw heeft heel vaak moeten zeggen: Glen, je bent niet aan het werk!
Het geeft een bepaalde kick om steeds nieuwe slaapplekken te ontdekken. Op een gegeven moment hadden we op ons kantoortje een grote kaart aan de muur vol met vlaggetjes die vindplaatsen markeerden. Een vlaggetje betekende dat we daar twee of meer slaapplaatsen hadden gevonden. Met name het westelijk havengebied was nog een onontgonnen gebied.

Poeldijkstraat, BBQ, 2011

Sporen

Vaak deed ik op mijn motor in mijn vrije tijd al voorwerk, want daarmee kom je op plekken waar je normaal niet snel komt en dat doen de daklozen in onze doelgroep ook. Maar je ziet toch bijna altijd sporen of je hoort honden blaffen. Later kregen we met het Mobiel Team four-wheel drives, zo konden we bijna overal komen.
Het werk, de omgeving, de doelgroep, alles bleef steeds een beetje veranderen al die jaren en zo bleef het boeiend. Van de oudere zwervers gingen we naar de jongeren op straat, van de drank naar de drugs en van het ene middel naar het andere. Heroïne bestaat bijvoorbeeld bijna niet meer in Amsterdam. Nog niet zo lang geleden had je in Amsterdam Zuidoost een paar zware gebruikersplekken. Dan kwam je in Florijn ergens in de bosjes en dan zat meneer de dealer daar achter een tafel. Dat is er niet meer. Niet dat ik daar nostalgisch over wil doen, tijden veranderen, zo simpel is het.

Op stap met het Mobiel Team, 2012

Bekende dakloze

Er zijn heel veel cliënten geweest in die lange tijd. Veel van hen zal ik nooit vergeten. Een paar mensen springen eruit in mijn herinnering. Gies Beszelsen woonde hele lang “op stand” in het Beatrixpark. Wij kwamen bij hem langs, spraken met hem, keken hoe het ging. En dat was het, hij wilde verder niks. Dat heeft jarenlang geduurd. Dan bouw je een band op. We reden een keer door de Beethovenstraat op zoek naar Gies met een journalist in de wagen, we hadden best vaak pers mee. Gies kon goed z’n zegje doen en was een soort bekende dakloze geworden in die tijd. Maar we konden hem niet vinden. Totdat er plotseling op de ruit werd geklopt, Gies instapte en zei: ik ben er klaar voor hoor.
Het verhaal heb ik al eens verteld: in de winter hebben we hem ook een keer opgehaald om binnen te slapen en toen we even kwamen kijken hoe het ging lag ie lekker in bad. Sindsdien woont hij in de Veste en gaat het goed met hem. Ik sprak hem nog regelmatig. Dat is nou typisch de aanhouder wint.

Bijna thuis

Een ander succesverhaal is Celso Anthony, hij kwam van Bonaire. Hij was de buurman van Gies in het park. Hij wilde na een hele tijd misschien wel naar binnen, maar was nog een beetje bang en onzeker. Toen hebben we een paar keer een sightseeing tour gemaakt langs wat opvangadressen. Hier even kijken, daar een hapje mee-eten. Vrijburg vond ie toen oké. Glen, hier wil ik wel wonen. En dat kon toen nog worden geregeld. Hij kreeg een eigen kamer en ging meteen schoonmaken, schilderen en schilderijen ophangen. Ik heb heel lang contact met hem gehouden, ik ging vaak even langs. Celso zei: Glen, het is zo raar, ik heb hier jaren vlakbij in het park gewoond. Ik liep hier zo vaak langs. Het enige dat ik had hoeven doen was naar binnen kijken, de trap op gaan en ik was thuis geweest. Maar ik wist het niet.

Winteropvang 2013

Vooroordelen

Glen met Anita Schaaij, 2016

Natuurlijk heb ik heel veel geleerd is al die jaren bij HVO-Querido. Ik ben van mijn smetvrees af! Ik heb vooral veel respect gekregen voor dak- en thuislozen. Ik heb ook regelmatig over mijn eigen vooroordelen heen moeten stappen. Ik zal een voorbeeld geven. James was een Molukse jongen die in de Veste woonde, een straatmuzikant. Ik kwam hem een keer tegen op de Heiligeweg toen ik met mijn gezin naar de film ging. Mijn dochters wilden hem iets geven, maar ik dacht: o, hier heb ik nu geen zin in en we zijn snel doorgelopen. Komt ie later in de Veste naar me toe. Hé Glen, ik zag je nog, maar ja, je was met je gezin, dus ik denk, ik val je niet lastig. Ik schaamde me diep.
Zwervers waren voor mij eerst zwervers, ik kende ze niet, ik sprak ze niet. In de loop van de tijd ben ik dat natuurlijk anders gaan zien. De laatste 23 jaar ben ik juist bezig met het opbouwen van relaties met mensen die zorg mijden.

Mobiel Team, 2017

De motor uitlaten

Na mijn pensionering ga ik me zeker niet vervelen. Ik ben nu thuis aan het verbouwen. Dat doe ik samen met de buurman die aannemer is, dus eigenlijk ben ik zijn hulpje. Daarnaast heb ik drie motorfietsen, dat zijn stuk voor stuk projecten. Het zijn allemaal ouwe-lullen BMW’s. Degelijke machines, ze doen het bijna altijd. Dat moet ook, want ik ben niet handig. Het is deels nostalgie, mijn vader had vroeger ook zo’n motor. Sterker nog, ik heb de oude motorfiets van mijn vader, hij staat op Curaçao. Daarom ga ik graag naar Curaçao, om op die motor te rijden. Die moet worden uitgelaten. Mijn oudste motor is een R69S.

Veldwerk, Glen leidt Douwe van Riet rond, 2019

Kleinkinderen

Nog iets waardoor ik me nooit zal vervelen, ik heb zeven kleinkinderen en de achtste is op komst. Vier daarvan wonen in Suriname en daar ga ik snel naartoe. Nu zijn er een paar wegen naar Brazilië, maar het fascinerende van Suriname is dat het altijd vrij geïsoleerd is gebleven. Dat komt omdat ze geen grote haven hebben. Ze zeggen niet voor niets dat Schiphol de belangrijkste haven van Suriname is. Daarom is het ook zo anders qua mentaliteit dan Curaçao. Op de Antillen heb je door de havens veel meer een mengelmoes aan invloeden.’

Deel dit verhaal:

Meer lezen?

Bekijk dan al onze verhalen.