Verhalen

Fred Linnenbank, XL in dienst

20 april, 2012

​Er zijn diverse mensen geruime tijd in dienst bij HVO-Querido. Maar wat is lang? Zoals bij alle lijstjes heb je ook hier rangordes in. De eerste plaats wordt met grote afstand ingenomen door Fred Linnenbank (Amsterdam, 1951) die sinds 1972 bij onze organisatie werkt. Met 39 dienstjaren is er meer dan genoeg stof voor een praatje.

Fred Linnenbank: ‘Ik ben opgegroeid in de Joden Houttuinen, op de plek waar nu de theaterschool staat. Vanuit onze woning keek je zo op het Rembrandthuis. Het was een andere tijd, naast de deur zat een oud-ijzerboer, die zie je nergens meer. Mijn vader was kleermaker en had een confectiebedrijf, hij liep altijd in een maatpak, maar wel met zijn das los. Ik wilde elektricien worden en heb daar ook een opleiding voor gedaan, maar het beviel maar matig. Ik heb een tijdje bij mijn vader gewerkt. Na mijn militaire dienst wilde ik was anders en zo kwam in bij HVO terecht, bij Walenburg, dat was vlakbij. In dienst heb ik Henk van de Burg ontmoet, die is later ook bij HVO gekomen en werkt nog steeds bij de technische dienst.

Walenburg

Het scheelde ook dat mijn zwager Theo Meijer er al werkte. Op vrijdag had ik een gesprekje met meneer Bink, die was in die tijd hoofd van de mannenafdeling aan de Weesperzijde, waar Walenburg toen onder viel, en op maandag ging ik aan de slag. Heldring was een kleurrijke man. Die heeft bij zijn afscheid nog bij ons in de zaal op zijn poot gespeld. Stam was keurig op mijn bruiloft. Ik heb twee kinderen en drie kleinkinderen.

Fred Linnenbank in 2011 voor de deur bij het voormalige Walenburg

Fred Linnenbank in 2011 voor de deur bij het voormalige Walenburg

Het zelf rooien

Bij Walenburg was ik eerst medewerker algemeen, dat is ruim gesteld en dat is eigenlijk altijd zo gebleven. Het was een combinatie van begeleiding en technische dienst. Je deed alles wat zich voordeed, van achter de bar staan tot de wc ontstoppen, van ontluizen tot het sussen van een knokpartij in de zaal, met woorden natuurlijk. Was de kok er niet, dan probeerde je wat. Wij werkten in een cultuur van dat er geen geld was, we moesten het zelf rooien. Als nu iemand uitvalt, bellen ze een uitzendbureau.

Voor de mensen

Na een jaar werd ik sociaal assistent, waar ze die titels vandaan haalden mag Joost weten. De salariëring was in die tijd ronduit bedroevend, Walenburg kreeg de eerste jaren geen subsidie, er was altijd net een klein beetje geld uit een of ander potje van HVO. We hadden bewoners die meer verdienen dan wij. Dat zag je terug in het niveau van het personeel. Het kwam regelmatig voor dat mensen helemaal niet kwamen opdagen. Dan deed ik twee of zelfs drie diensten achter elkaar. Je stond er toch voor de mensen. Misschien ben ik wel een beetje idealistisch.

Later ging mijn werk groepsleider het en en langzaamaan werd de salariëring beter. In het begin was het meer een pensiontehuis, de bewoners waren dagloners, gepensioneerden, mensen uit de sociale werkvoorziening en stevige alcoholisten en als ik zeg stevig, dan bedoel ik ook stevig. Er waren veel bijzondere bewoners.
Ik herinner me meneer Hille, een zeer correcte en keurige man, meneer Wellink, een vriendelijke kunstschilder, een echte bohemien, zoals je ze nu niet meer ziet.

Veel aandacht

We hadden weinig middelen om mensen te resocialiseren. Het was bed, bad, brood en heel veel aandacht. Wij waren altijd in voor een geintje, het was een lach en een traan ondanks alle ellende om je heen.
Later breidde Walenburg uit met II en III, wat nu De Vaart is met de aanleunwoningen. We hadden ook woningen aan het Eikenplein.

Fred Linnenbank met het Vuilharmonisch Orkest in Showroom

Fred Linnenbank (midden) met het Vuilharmonisch Orkest in Showroom

Orkest

Het Vuilharmonisch Orkest was een van de leuke dingen. Dat is ontstaan uit het feit dat een bewoner, Piet Brandt, altijd zo werd geplaagd als hij op straat zong of muziek maakte. Toen hebben Theo en ik besloten om een orkest te beginnen. Theo had een viool, ik heb toen ook een viool gekocht en ben een beetje beginnen te krassen, later speelde ik sax en klarinet. We hadden een oude trommel voor meneer De Boer. Ons eerste optreden was in het Binnengasthuis en het is van het begin af aan succesvoller geweest dan we ooit gedacht hadden. We kwamen in Showroom, dat was toen een bekend tv-programma, en toen was het hek helemaal van de dam.

Te gek

Dat heeft jaren geduurd, het was te gek. We hebben in Carré gestaan, in Paradiso, het Concertgebouw, de RAI, op het Leidseplein en verder overal in Nederland en België, voor de koningin en voor penozefiguren, van feesten tot begrafenissen. We speelden op de begrafenis van Frits van de Wereld, daar had je de crème de la crème van de onderwereld en van de politie en wij.
Het was voor de bewoners ook een uitje, er zat altijd een hapje en een drankje aan vast. Het was wisselend, sommigen dachten echt dat ze het heel goed konden, anderen wisten dat ze er muzikaal gezien niet zoveel van bakten. Harm, de eerste dirigent van het orkest, was een nare man, maar hij was wel een smaakmaker. De eerste plaat was heel leuk om te maken, ergens in Loenen in een studio, gewoon live en los. Het moest natuurlijk wel een beetje vuilharmonisch blijven, want als je te goed wordt, ben je gewoon een slecht orkest.

Charme

Het contact met de buurt is eigenlijk altijd goed verlopen. Wij nodigden buurtbewoners vaak uit, voor een kaartavondje of bingo. Mensen zijn ook wel wat gewend in de binnenstad.
In het begin hadden we 90 mensen in huis, na de verbouwing waren dat er nog 62. De eerste jaren hadden we er een enkele opiumschuiver tussen, maar heroïne, laat staan cocaïne, had je praktisch niet in de stad, je had alleen drank. Later zijn drugsgebruikers gedoseerd binnengekomen, dat was op het geheel eerst maar een paar procent. Later werden dat er meer, net zoals we ook steeds meer psychiatrie kregen. Psychiatrie was Theo’s ding, hij haalde die mensen in huis. En ik moet zeggen dat deze doelgroep ook voor mij een grote charme had. Het is wel bewerkelijk, de mensen hebben nu eenmaal veel aandacht nodig, maar ik heb er altijd veel plezier aan beleefd.

Fred Linnenbank en Peter de Kuiper in 2003

Fred Linnenbank en Peter de Kuiper in 2003

Dichtbij

In 1999 ben ik weggegaan bij Walenburg. Ik heb toen een motorongeluk gehad, rug gebroken, hand verbrijzeld, en ben een jaartje uit de running geweest, dat was niet zo heel prettig.
Daarna ben ik teruggekomen bij het DAC aan de Mauritskade, waar nu Discus zit. Daar werden leuke dingen gemaakt. Later kwam er een gebruikersruimte bij en weer later een balie voor dagloners. Daarna ben ik naar Peter de Kuiper gegaan, van Het Klokhuis, met zijn botenproject, later deed ik dat alleen. Bij Het Klokhuis was de benadering van klanten heel vrij, je kon heel dicht bij gaan staan, ik herkende er wel trekken in van Walenburg. Peter de Kuiper was een fantastische man, dat is een goeie vriend van me geworden. Hij was zeer grof in de mond, maar op zo’n manier dat niemand het als gemeen zag. Klanten waren altijd heel gek met hem.
Ik heb zo vaak deelnemers aan het botenproject en andere dingen uitbetaald, dat ik nog steeds tientjes pin bij de automaat, zo verweven zit dat in je hoofd.

Extra

Leidinggevenden zouden meer op de werkvloer te zien moeten zijn om te weten wat er speelt, ook al zal dat ze niet altijd in dank worden afgenomen. Door administratieve lasten zitten hulpverleners nu teveel achter de computer en is er te weinig tijd voor de klant. Medewerkers zitten teveel op kantoor, dat is zonde. Je moet dichterbij de klanten gaan staan. Je hoort dan van alles, je hebt ze beter in de gaten, je bent toegankelijk.
Een goede hulpverlener heeft het hart op de goede plaats is altijd bereid om iets extra’s te doen.
Ik wil tot slot graag alle klanten, lieve collega’s en de organisatie bedanken dat ik dit werk zo lang heb mogen en kunnen doen.’

Deel dit verhaal:

Meer lezen?

Bekijk dan al onze verhalen.