Verhalen

Laten zien hoe mooi het leven kan zijn

19 september, 2023

Bij onze Opvang Anderlechtlaan in Nieuw Sloten voor ongedocumenteerde mensen geeft bewoner Junius de omgeving geur en kleur. Hij heeft op het terrein in enkele grote bakken met aarde moes- en bloementuintjes opgezet. Eerder dit jaar liet hij zijn tuin zien aan wethouder Rutger Groot Wassink (kijk hier).

Junius Holdford (1949), bijgenaamd J.J., wordt geboren op het Caraïbische eiland Saint Vincent, dat dan nog Brits is. Sinds 1979 is het land onafhankelijk en heet het voluit Saint Vincent en de Grenadines. Hij woont daar de eerste jaren van zijn leven met zijn oma en van haar heeft hij zijn liefde voor het tuinieren meegekregen. Zij bracht hem ook de eerste fijne kneepjes van het vak bij.

Feeling

‘In de Caraïben had iedereen een grote tuin met bloemen en groenten en fruit, dat was heel normaal,’ vertelt Junius. ‘Nederlandse mensen hebben het over “groene vingers,” dat vind ik heel grappig. Maar je moet er inderdaad wel een beetje feeling voor hebben.’
Hij spreekt met een licht Amerikaans accent en doorspekt zijn taal met Engelse woorden. Dat is niet verwonderlijk want Junius groeit op in Miami, Florida.

Junius in zijn tuin bij Opvang Anderlechtlaan

Junius in zijn tuin bij Opvang Anderlechtlaan

Werk

‘Ik heb veel beroepen gehad en overal op de wereld gewerkt. Veel werk in en om het huis. Timmeren, schilderen, behangen, water en elektriciteit aanleggen, dat soort dingen. Maar ik heb ook in de metaal gewerkt. In Nederland werkte ik onder andere in Zaandam bij een metaalbedrijf en later in Nieuw-Vennep bij een firma die onderdelen maakte voor landbouwmachines.

Geduld

In de tuin kweek ik uien, aardappels, spitskool, tomaten, mais, aardbeien en meer. De meeste groente heb ik aan de mensen hier gegeven. Ze kunnen dat gebruiken om te koken. Het is gezond en biologisch. Er staan ook bloemen tussen, want beauty is ook belangrijk. Ik houd van alle dingen die groeien en bloeien.
Ik werk niet, ik heb weinig om handen, daarom heb ik de tuin gemaakt. Kleri van HVO-Querido heeft mij geholpen zaden te kopen. Als tuinman moet je geduld hebben en vertrouwen. Als je hele kleine zaadjes in een potje stopt, zie je heel lang niks. Maar ik weet dat ze gaan groeien. Tuinieren is een kringloop. Zaaien, planten, groeien en oogsten. Dat gaat steeds maar door. I don’t mind doing it again.

Tuinman Junius

Tuinman Junius

Blij

Veel mensen uit de buurt zijn blij als ze hier langslopen en de bloemen zien. Vaak zeggen ze er iets aardigs over, ze steken hun duim op of ze maken een praatje als ik met de tuin bezig ben.
Volgend jaar wil ik ermee doorgaan. Dan wil ik verschillende soorten zonnebloemen te planten langs het hek om het gebouw. Dat lijkt me heel mooi. Met mijn bloemen en planten wil ik mensen laten zien hoe mooi het leven kan zijn. Volgens mij zouden we dit bij veel meer afdelingen van HVO-Querido kunnen doen.
Ik houd van schoon en fris. Daarom zou ik in de opvang het liefst mijn eigen plek hebben, een kamer voor mezelf. Maar ik moet het accepteren. Niet iedereen heeft hier hetzelfde idee over douchen en je kleren wassen. Vaak spuit ik een beetje cologne in mijn kamer voor de frisse lucht. Het zet me niet achter. Nobody stops me. Ik ben trots op mezelf en op wat ik heb gedaan.

Vliegramp

In 1984 kwam ik in Nederland terecht. Ik gingen mee met Hollandse mensen waar ik toen me werkte in Saoedi-Arabië. Eerst woonde ik in Almere Stad, dat vond ik heel saai. Ik was veel vaker in Amsterdam, in de Bijlmer. Daar heb ik ook de vrouw ontmoet met wie ik ben getrouwd.
De vliegtuigramp in de Bijlmer heeft mijn leven voorgoed ondersteboven gegooid. Vanaf die tijd ben ik ziek met allemaal symptomen waarvan ik daarvoor nog nooit last had gehad.
Mijn vrouw lag in coma. Mijn kinderen, twee meisjes van zeven en negen, Suzy en Lisandra, heb ik begraven op Zorgvlied.

Have you seen my wife?*

Die zondagavond zal ik nooit vergeten. De kinderen waren zo blij, ze sprongen door het huis. Want ik had net hun kamers opnieuw behangen. Roze en groen. Het regende en ik ging naar buiten om mijn brommer droog te zetten. Er was niemand buiten. Toen zag ik het vliegtuig. O, man! Ik ben nog nooit van mijn leven zo bang geweest. Onze flat was op negen hoog. Ik rende naar binnen. Maar die brand, de rook, die geur, ik kon bijna niet ademen. Er was iets in dat ding. Er was een wolk als een paddenstoel. Misselijk en duizelig was ik, ik viel bijna om. Ik kon mijn vrouw en kinderen niet vinden.

Geur

Met hulp van een buurman heb ik mijn vrouw uiteindelijk teruggevonden in het ziekenhuis in Beverwijk. Ze hadden daar een patiënt met twee hangertjes, dolfijnen en een weegschaal, that’s her sign. Die herkende ik, dat was van mijn vrouw. Zij was zwaar gewond.
Die hele afdeling in dat ziekenhuis rook naar brand. Er was een witte crème voor je huid, ook met een hele sterke geur. Die geur was als een soort geest. I see the spirit of the people, zeggen we in de Caraïben. Ik zie de spirit niet, maar ik ruik hem wel. Die geur gaat niet weg. Door die geur komt soms alles weer boven. Soms word ik daar helemaal gek van in mijn hoofd.’

* Junius Holford staat op 5 oktober 1992 in een artikel van NRC Handelsblad over de Bijlmerramp.

Deel dit verhaal:

Meer lezen?

Bekijk dan al onze verhalen.