‘Dominantie met passie’, zo luidt de kernachtige omschrijving van dr. Judith M. van Swet (1909-1988) een van de eerste vrouwelijke psychiaters van ons land en lange tijd een van de directeuren van de Queridostichting.
Judith van Swet was qua persoonlijkheid een representant van de jaren vijftig, de periode van de wederopbouw. Ze had een nauwgezette taakopvatting en een groot verantwoordelijkheidsgevoel voor ‘haar’ patiënten. Ledigheid was des duivels oorkussen; werk gaf individuen een functie in de samenleving en hun bezigheden moesten van nut zijn voor de maatschappij. Van Swets stijl van leiding geven was directief: ze was dominant, gaf blijk van een tomeloze inzet en stelde hoge eisen aan bewoners en personeel.
Hoog
Zij legde daarbij de springlat hoog, maar volgens de geïnterviewden kon ze goed schatten waar de individuele grenzen lagen en kon zij patiënten en medewerkers daar overheen tillen. Haar houding ten opzichte van bewoners, personeel en medewerkers was paternalistisch: zij bepaalde wat goed was voor patiënt en personeel. Een geïnterviewde gebruikte hierbij het begrip ‘handbagging’: medewerkers die met haar van mening verschilden en onwillige patiënten werden meer dan eens de oren gewassen.’
De karakterbeschrijving legt een verband met de wederopbouwmentaliteit van de jaren vijftig van de vorige eeuw. Daarbij moet ook worden vermeld dat het destijds voor vrouwen zeer moeilijk was een leidinggevende positie te bereiken. Seksediscriminatie in werk was vanzelfsprekend. Tot 1957 werden vrouwelijke ambtenaren zelfs ontslagen zodra ze in het huwelijk traden. Vrouwen zoals Van Swet, die in de jaren dertig afstudeerden, moesten dus kiezen voor het werk of een gezinsleven. Dat was voor veel vrouwen een hard gelag. Maar kozen ze voor werk, dan leefden ze ook vaak voor dat werk.
Grapjes
Wim Meenderink, die in 1979 tot economisch directeur van de Queridostichting werd benoemd, kon goed met Van Swet overweg, maar volgens hem was iedereen bang voor haar. ‘Als ze kwam ging er al een signaal van de receptie naar verschillende geledingen: mevrouw Van Swet parkeert haar auto. Dan vlogen de bewoners die in de hal zaten naar de ergotherapie. Want iedereen moest bezig zijn. Maar ze was nog niet weg of mensen zaten weer een boek te lezen bij de haard.’
Haar dominantie en pinnigheid worden door voormalig medewerker Iet Dalewijk gerelativeerd: ‘Als je in een paar uur per week zo’n tent moet runnen, kan je niet alleen maar zeggen: wat doen jullie het allemaal goed. Maar ze was ook humoristisch, ze kon grapjes maken. Ze was liefdevol en zette zich enorm in voor mensen.’
Moeders
Judith van Swet werd bij de Amsterdamse GG&GD ‘moeders’ genoemd. Ze genoot groot gezag omdat ze zelfs voor de zwaarst psychotische patiënten niet bang was – het verhaal gaat dat ze desnoods op ze ging zitten. Ze was streng, maar ook creatief in het bedenken van oplossingen en de drijvende kracht van de dienst. In het Queridohuis was het niet anders. Moeders had daar vele kinderen, te weten bewoners en personeel, en daaronder had ze favorieten. Ze had volgens degenen die haar kenden een feilloos gevoel voor de draaglast en draagkracht van patiënten. Ze hield geen aantekeningen bij over patiënten maar kende ieders levensgeschiedenis uit haar hoofd.
Direct
Door haar eerlijkheid, directheid en bemoeizucht schoffeerde ze wel medewerkers of gesprekspartners in de stad, maar dat werd haar vergeven vanwege haar inzet en kundigheid. Men zag ook de tragiek: ze was een eenzame vrouw zonder persoonlijk leven buiten het werk. ‘Niet aan te bevelen als model voor hulpverleners,’ aldus een citaat. Judith van Swet bracht veel meer tijd door in het Queridohuis dan waarvoor ze was aangesteld. Van Loon herinnert zich dat hij en Van Swet drie keer per week ’s avonds samen aten in huis. Als hij om half zeven naar huis wilde, hield zij hem soms nog ruim een uur op kantoor om over werk te praten.
Deskundig
Over haar deskundigheid bestaat geen twijfel. In de jaren zeventig vonden in Nederland verschillende gijzelingen en treinkapingen plaats en Van Swet werd opgenomen in de crisisteams die deze moesten oplossen. Bij collega’s in de stad overheerste de waardering. ‘Werken in het Queridohuis heeft voor veel klinici een omslag in het denken teweeg gebracht. […] Binnen de klinische psychiatrie was en is er toch meer sprake van een pessimistische mensvisie. Je ziet mensen op hun dieptepunt. Judith van Swet maakte duidelijk dat er met sociale interventies, met het langzaam en taai toewerken naar zelfstandigheid, heel veel te bereiken was met patiënten die eigenlijk door velen al afgeschreven waren,’ aldus J.R. Theunissen in Rehabilitatie in de praktijk.
Betrokken
Oud-medewerkers bevestigen zonder uitzondering dat beeld. In 1988 kreeg Van Swet op de Apololaan in Amsterdam een auto-ongeluk. Ze overleed enkele weken later aan haar verwondingen. Maar tot aan haar dood bleef ze de Queridostichting volgen. Vanaf 1987 ging het Queridohuis deconcentreren. De bewoners werden in kleinere huizen in Amsterdam-Oost en Zuid ondergebracht. Het verhaal gaat dat Van Swet in de Tweede Oosterparkstraat een kijkje kwam nemen. Trotse medewerkers en bewoners verwelkomden haar met koffie in de huiskamer. Van Swets reactie: ‘Wat doen jullie hier eigenlijk? Moeten jullie niet werken?’
Voorbeeld
Judith van Swet was een van de voorbeelden van Giel van Brussel van de GGD. Zij was psychiater op de afdeling Geestelijke Hygiëne van de toenmalige GG&GD waar hij in 1977 als huisarts in opleiding begon. Bij zijn afscheid in 2013 zegt hij hier het volgende over in het blad van de GGD.
‘Een zeer stevige vrouw, met uitpuilende ogen en een mank been, maar het hart op de goede plaats. “Je moet van achter uit de keel praten,” was zo’n gevleugelde uitspraak van haar. Zij heeft me geleerd om assertief te zijn bij patiënten én autoriteiten.’
Judith van Swethuis
Het voormalige Queridohuis II aan de Mirandalaan is in 1980 bij haar afscheid als eerbetoon naar haar vernoemd en heet nog altijd het Judith van Swethuis.