Met cliënten werken is heel simpel, volgens Frans van den Bos. Het is gewoon een kwestie van goed en respectvol met mensen omgaan. En Frans kan het weten. Na 25 jaar ‘in het vak’ gaat hij nu van zijn welverdiende pensioen genieten.
Frans van den Bos (1954) is een geboren en getogen Amsterdammer. Hij groeit op in de Kinkerbuurt. ‘Dat was een rustige buurt in die tijd,’ vertelt Frans. ‘Je kon er nog gewoon op straat spelen. De sfeer was warm en gemoedelijk. Iedereen was altijd welkom in het buurthuis. Dat was het Claverhuis, toen nog op de Looiersgracht, nu zit het op de Elandsgracht.
Mijn moeder was huisvrouw, mijn vader was gemeenteambtenaar. Hij was een soort geldloper en werkte in het Havengebouw. Twee broers had ik, met de nadruk op had. Zij zijn helaas overleden.
Rollen
Als kleine jongen wilde ik elektricien worden. Ik weet niet precies waarom, het leek me gewoon mooi werk. Maar het is er nooit van gekomen. Want op een gegeven moment kwamen ze er namelijk achter dat ik epilepsie heb. Dan mag je dus nooit op steigers en ladders staan. Geen bedrijf neemt dat risico met jou.
Zo kwam ik al snel in de WAO terecht en ben ik vrijwilligerswerk gaan doen. Van alles. Zo is het balletje voor mij toch gaan rollen.
Alles kwijt
Door mijn eigen schuld ben ik bij HVO-Querido terecht gekomen. Ik had een gokverslaving en ik was aan de drank. Zodoende ben ik alles kwijtgeraakt. Mijn huis, ik woonde toen in de Nicolaas Beetsstraat. Vier hoog, dat kon ik eigenlijk niet aan. Mijn vriendin raakte ik kwijt, zij was ook aan de drank en overleed. En ik zat in de schulden.
Cliëntencommissie
Heel eventjes heb ik toen bij De Veste gezeten. Maar al snel kwam ik bij de WOB terecht, in de Jacob van Wassenaar Obdamstraat. De bewoners daar waren vrij streng voor elkaar, het was er heel netjes op de gang. Daar heb ik een behoorlijke tijd gewoond, wel een jaar of vijf, zes. Ik was er ook huismeester. Zo ben ik in de cliëntencommissie gekomen. Blanche Blok* was mijn begeleidster bij de WOB. Echt een topwijf en goed voor de cliënten hoor.
Naar de Centrale Cliëntenraad
Vandaar ben ik naar een eigen woning gegaan in de Chasséstraat. Dat was via BWA, Begeleid Wonen Amsterdam [een voorloper van onze ambulante teams, red.] . Dat zat in de P.C. Hooft, een hele dure straat. René Rood was daar mijn begeleider. Goeie vent. We hebben toen nog geprobeerd om de cliëntencommissies van BWA en de WOB samen te voegen. Dat was niet zo’n succes. Samen in hetzelfde pand wonen, of op jezelf met ambulante begeleiding, dat is nogal een verschil. Dan sta je er heel anders in. Maar je kunt het altijd proberen.
Vandaar ben ik naar de Centrale Cliëntenraad verhuisd.
Jordaan
Momenteel woon ik in de Jordaan. In de Chasséstraat, ook weer vier hoog, kreeg ik een epileptische aanval en donderde ik van de trap. Dan kun je wel dood zijn of je nek breken. Bij mij was het gelukkig alleen mijn rug. Toen zei de woningbouw: dat zullen we maar niet meer doen. En daarom woon ik nou op de begane grond in de Jordaan. Dat bevalt goed. Het is een rustige buurt. Er wonen echte Amsterdammers gemengd met yuppen. Als je ziet wat ik aan huur betaal… Gelukkig heb ik huurtoeslag.
Ik heb mezelf al jaren geleden onder bewind laten stellen. Dat zouden meer mensen moeten doen. Alles wordt netjes betaald. Je kan het niet verspillen.
Eerlijk
Volgens mij heb ik een jaar of acht in de Centrale Cliëntenraad gezeten. Wij hebben er onder andere voor gezorgd dat de CCR een budget heeft om de dingen te doen die ze moeten doen. Dat hadden ze daarvoor niet. Ik heb wel het idee dat de directie en de CCR open en eerlijk met elkaar spreken.
In mijn tijd bij de CCR vond ik Norbert Wissing de beste voorzitter. Hij had het hart op de goede plaats en hij kon mensen overtuigen en meekrijgen.
Simpel
Na de Centrale Cliëntenraad ben ik vrijwilliger/ondersteuner geworden bij de medezeggenschap. Met alles erop en eraan zit ik nou zo’n vijfentwintig jaar in het vak. Het komt erop aan dat je goed kunt omgaan met mensen. Dat klinkt eenvoudig en misschien wel als een open deur, maar goed om kunnen gaan met alle mensen, dat is het. Wat je nooit moet doen is mensen kleineren. Dat wil nog wel eens gebeuren. Soms zien mensen anderen als een nummer. Maar we zijn allemaal gewoon mensen. Ondanks onze gebreken en hebbelijkheden. Of je nou aan de drank zit, of rookt of wat dan ook. We blijven mensen. Zo simpel is het.
Goede stap
Achteraf gezien ben ik heel blij dat ik de stap van de cliëntenraad naar vrijwilliger/ondersteuner heb gezet. Clemens Blaas [voormalig bestuurder, red.] heeft mij daarin gestimuleerd en gesteund. Het was een goede beslissing. Ik kwam in een warm bad terecht. Met hele fijne collega’s. Jules, Eline, Fien en Renée, echt toppers.
Ik was ondersteuner van de cliëntencommissies op de Passeerdersstraat, dat is bij mij in de Jordaan, en van de commissies op De Veste en De Rijswijk.
Ergens zal dat wel gewaardeerd zijn, want toen ik ziek was kreeg ik kaarten van veel bewoners. Dat doen ze niet als ze je maar een loser van een vent vinden.
Toekomst
Ik ga niet niks doen en thuis zitten. In mei ga ik naar het Leger des Heils als adviseur medezeggenschap. Dat heb ik al eerder gedaan, naast m’n werk bij HVO-Querido. Ik ken veel mensen bij het leger. Het is gewoon hetzelfde volk als hier. Ook bij de Regenbooggroep ben ik trouwens een tijdje adviseur gewest, maar dat werd me teveel, drie organisaties tegelijk.
Aandacht
Als ik het voor het zeggen had bij HVO-Querido, dan zou ik meer begeleiders aanstellen, zodat bewoners meer aandacht krijgen. Want aandacht krijg je bijna nooit genoeg. Verder zou ik meer koks aannemen, zodat mensen overal goed kunnen eten. En genoeg geld voor bewoners om af en toe naar eigen inzicht leuke dingen te doen.’
* ‘Ik ben Frans niet vergeten,’ vertelt Blanche Blok desgevraagd. ‘Een hele lieve man met veel humor. Maar ook een ‘eigen wijze.’ Hij neemt niet zomaar iets voor waar aan. Dat heeft hem door moeilijke situaties geholpen en uiteindelijk sterk en onafhankelijk gemaakt.’