Verhalen

Er zijn voor de ander

23 november, 2002

Mattie Huizinga werkt al 35 jaar in de vrouwen- en gezinsopvang van De Roggeveen. Vanaf 1967 heeft zij bewoners, collega’s en leidinggevenden zien gaan en zien komen. In die 35 jaar zijn vele veranderende denkbeelden over de (vrouwen)hulpverlening aan haar voorbij getrokken. Maar bovenal heeft Mattie Huizinga een schat aan ervaring opgebouwd. Hoog tijd voor een gesprek.

‘Aanvankelijk wilde ik graag met kinderen werken en ben dan ook begonnen op de babyafdeling,’ vertelt Mattie Huizinga. ‘Later werd ik coördinator van leefgroepen voor jongeren. Begin jaren zeventig werd die eenheid opgenomen in het vrouwenhuis. Mij is toen gevraagd of ik mee wilde gaan. Loop een paar dagen mee, om te kijken of het je bevalt, werd er gezegd. En ik ben niet meer weggegaan.

Kleur

In die tijd begon onze doelgroep meer kleur te krijgen. Vrouwen uit Suriname en de Antillen woonden toen nog van in bij familie en dat ging wel eens niet goed. En dan kwamen ze bij ons. Ik ben nogal nieuwsgierig naar andere culturen, dat treft. Met de diversiteit in De Roggeveen kan ik mijn hart ophalen. In die vijfendertig jaar heb ik één keer overwogen om ergens anders te gaan werken. In zag een advertentie van een toevluchtsoord in Groningen en ik heb toen bijna gebeld. Maar volgens mij vind je nergens zo’n bonte verscheidenheid aan vrouwen, culturen en problemen als in De Roggeveen. Hier kan ik me blijven verbazen over de mens.
Als hulpverlener moet je luisteren, snel inzien wat iemand nodig heeft, snel ingrijpen, eventueel wat materiële dingen regelen en er vooral zijn voor de ander.

Mattie Huizinga bij De Roggeveen

Mattie Huizinga bij De Roggeveen

Kleinkinderen

Er zijn verschillen en overeenkomsten tussen nu en vroeger. De ene keer vallen vooral de verschillen mij op, de laatste tijd ben ik geneigd meer overeenkomsten te zien. De vrouwen die wij opvangen zijn niet wezenlijk anders dan dertig jaar geleden. Ze hebben nu een meer multiculturele achtergrond en komend vaak hangend aan een mobiele telefoon binnen, maar dat zijn uiterlijkheden. De vrouwen zijn niet essentieel anders. Onze cliënten hebben nog steeds een zeer laag zelfbeeld. De hulpverlening is op dat punt ook niet echt veranderd. Wij proberen hen nog steeds te overtuigen van hun eigen kracht. We leren ze op te komen voor zichzelf en laten hun inzien dat ze veel meer kunnen dan ze zelf denken. Je wil die negatieve cirkel doorbreken, want sommige vrouwen komen hier van generatie op generatie. Ik zie nu zo’n beetje de kleinkinderen al.

Herhaling

Een enkele keer is dat leuk. Dan komen mensen die goed terecht zijn gekomen even kijken waar ze vroeger hebben gewoond. Meestal is het echter een stuk minder leuk en vrijblijvend.
Ik heb hier in De Roggeveen al regelmatig moeders gehad die ik zelf als kind in het kindertehuis begeleiding gaf. Dat vind ik ontzettend jammer, dat kan ik eigenlijk niet uitstaan. Dat ervaar ik als een mislukking van mezelf. Bij enkele bewoonsters met kleine kinderen heb ik soms wel eens het bange vermoeden dat we ook die kinderen wel weer hier zullen zien met hun kinderen. Maar meestal ben ik gelukkig minder fatalistisch gestemd. Als je niet met een beetje positieve houding naar je werk komt, kun je beter iets anders gaan doen.

Plezierig werken

Hoewel ik al heel wat ellende heb gezien, ga ik er niet aan onderdoor. Ik kan het goed van me afzetten. Dat betekent niet dat ik me niet betrokken voel – ik kan vreselijk tobben over wat cliënten nu toch moeten doen, hoe ze welke stappen moeten zetten en welke rol ik daarbij kan spelen, maar als ik hier de deur achter me dichttrek, denk ik aan andere dingen.
Waarschijnlijk vind ik het werk daarom nog steeds leuk. Ik zou het zo overdoen.
Plezierig werken is voor een groot deel plezierig willen werken. Goed omgaan met collega’s, blijven kijken hoe het beter kan en het goede behouden.

Mattie Huizinga werkt al 35 jaar bij De Roggeveen

Mattie Huizinga werkt al 35 jaar bij De Roggeveen

Belangrijk

Je werkt met mensen en er gebeurt veel bij De Roggeveen. Je ziet ontwikkelingen en methodieken in golfbewegingen. Eerst waren we hier mentor van een aantal bewoners. Nu is dat gescheiden in twee functies: maatschappelijk werk en begeleiding. Het zou mij niet verbazen als dat over vijf jaar weer anders is. Werkwijzen zijn niet heilig. Het ene systeem is niet per definitie beter dan het andere, zolang je de methodiek maar niet belangrijker maakt dan degene waarom het gaat: de vrouw of het gezin dat een beroep op je doet.

Stijl

Manieren van werken veranderen vaak met de komst van een nieuwe directeur of nu een nieuw afdelingshoofd. Die hebben zo hun eigen stijl. Als ze tenminste de tijd krijgen om hun stempel te drukken. De laatste tijd zijn er bij De Roggeveen in korte tijd drie of vier tijdelijke leidinggevenden geweest. Dat is niet echt goed voor een afdeling. Mensen als Zuster Dekker en Piet Brulleman waren jarenlang aan De Roggeveen verbonden, zij waren voor een deel De Roggeveen. Ik heb ook nog meegemaakt dat Heldring hier twee weken lang actie heeft gevoerd om geld te krijgen voor een verbouwing. Op straat, met de pers erbij. In 1969 was dat, andere tijden.

Karspel

Vroeger had HVO een apart kindertehuis en leefgroepen voor jongeren in Karspel. Toen die werden opgeheven konden we de oudere kinderen moeilijk kwijt. Zuster Dekker – mijn eerste afdelingsdirecteur – had daar al rekening mee gehouden door iets grotere units te laten maken en er daar een paar van vrij te houden.
Ik heb toen ‘s nachts voor het eerst een vrouw met drie oudere schoolgaande kinderen – en een hondje, weet ik nog – opgenomen. Dat is van een praktische noodoplossing vanzelf tot een methode en een traditie geworden. Al snel werd een groot aantal units omgetoverd tot gezinsplekken. Dat zijn nog steeds unieke en waardevolle ruimtes in De Roggeveen. Ontelbare grote gezinnen hebben daar inmiddels al van geprofiteerd. Want waar laat je zo gauw een vrouw met zeven, acht kinderen? Je wilt ze tenslotte ook niet scheiden van hun moeder of broertjes en zusjes.

Op maat

Ik heb eens een mevrouw uit Brazilië opgevangen met negen kinderen, allemaal jongens. Dat was een Hollandse vrouw die met haar ouders was geëmigreerd en het daar uiteindelijk niet had gered. Ze waren arm, man overleden, dus terug naar Nederland. Ze kwamen aan met de boot, die jongens van nul tot elf jaar spraken alleen Portugees. Het was de bedoeling dat ze gescheiden zouden worden opgevangen. Zuster Dekker heeft dat even aangezien en daar onmiddellijk een stokje voor gestoken. Terugblikkend lijkt het of we vroeger altijd nog wel ergens een gaatje, een kamertje en een potje geld overhadden, want aan de lastigste situaties werd vaak nog een mouw gepast. Zoiets zou je nu waarschijnlijk cliëntgerichte zorg-op-maat noemen.

Nooit vergeten

Een verschil met vroeger is misschien dat het contact met bewoners iets vluchtiger is geworden. Ze zijn nu meestal minder lang in huis. Bewoners moeten nu meer zelf doen en zijn meer op zichzelf. Toch kan ik me zeer veel bewoners – zowel recent als wat langer geleden – nog exact voor de geest halen. Ik zal hen nooit vergeten. Ik herinner me niet alleen een naam en een gezicht. Ik weet nog precies hun hele verhaal, met alle bijkomende details, tierelantijnen en feiten die totaal onbelangrijk zijn. Het is geen caseload, het zijn mensen.’

Deel dit verhaal:

Meer lezen?

Bekijk dan al onze verhalen.