Na bijna dertig jaar in de psychiatrie te hebben gewerkt, gaat collega Jan Hoefsloot, psychiatrisch verpleegkundige bij onze Beschermende Woonvorm Passeerdersstraat, op 1 maart met pensioen. Hoog tijd voor wat overpeinzingen uit de losse pols over het vak. Wat is er veranderd en wat is hetzelfde gebleven?
Jan Hoefsloot (1953) werd geboren in Limburg, in Heerlen, ‘aan de oude weg naar Aken,’ maar het gezin verhuisde in 1960 naar Haarlem. Daar groeide hij verder op, zat hij op de HBS en daar woont hij nog altijd. ‘Ik ben echt een Haarlemmer geworden,’ aldus Hoefsloot. Bijna was hij niet in de zorg terecht gekomen, want na zijn militaire diensttijd, waarin hij schutter was op een Centuriontank, vond Jans vader dat hij nu maar eens iets serieus moest gaan doen en daarmee werd bedoeld dat hij beter net als zijn vader in zaken kon gaan. Maar Jan had voor zijn diensttijd al eens vakantiewerk gedaan bij de psychiatrische kliniek Vogelenzang in Bennebroek en dat vond hij buitengewoon interessant.
Lieveheersbeestje
‘Mijn moeder zei dat ik als kind altijd lieveheersbeestjes voorzichtig naar buiten bracht om te voorkomen dat ze zouden worden vertrapt,’ vertelt Jan Hoefsloot. ‘Ik kan me dat niet herinneren, maar ik heb geen enkele reden om aan de woorden van mijn moeder te twijfelen. Het beschermende zorgen zat er blijkbaar al vroeg in. Wat zeker ook een rol speelde: ik had een tien jaar jonger broertje met een schizo-affectieve stoornis, Yvo heette hij. Hij was als een kind voor mijn zus en mij. Dat laat je niet onberoerd en daarom wilde ik alles weten van de psychiatrie, echt alles. Dat was ook een goede reden om te gaan werken met andere mensen, mensen die vaak net iets anders in het leven staan. We zijn allemaal verschillend, maar wel gelijkwaardig.
Stuiteren
Ik was aanvankelijk begonnen als inspecteur bij een verzekeringsmaatschappij, maar toen ben ik al snel overgestapt naar het Provinciaal Ziekenhuis Santpoort om de opleiding tot psychiatrisch verpleegkundige te volgen. Daar heb ik indertijd nog 10.000 gulden voor geleend, dat was toen veel geld.
Alle gekken van Amsterdam gingen naar Santpoort. Iedereen liep daar psychotisch door elkaar heen te stuiteren. Zware, soms gesloten, afdelingen, Wieringerland, de Brederodekliniek. Ze zeiden tegen mij, de leerling, ga jij maar koffie rondbrengen! Dat werd natuurlijk een grote chaos, iedereen lachen omdat de koffiekar letterlijk bestormd werd door twintig patiënten.
Rust en ruimte
In Santpoort had je echt alle mogelijkheden voor patiënten. Om iedere hoek was een andere therapie, bewoners gingen daar te voet naartoe. Er was volop rust en ruimte, bossen, duinen en weinig prikkels. De kliniek was er bovendien al sinds 1849, dus we waren volledig geaccepteerd in het dorp.
Maar eind jaren negentig wilde de provincie van Santpoort af. De boel moest vrij plotseling worden gesloten en de patiënten moesten de stad in. Dat was niet de wil van de directie, dat was in mijn ogen vooral omdat de provincie wilde bezuinigen, zeker niet om het welzijn van de patiënten te bevorderen.
GEO-project
In 1998 verhuisde de afdeling naar het Surinameplein. In december 2002 zijn René Hage en ik geheel opnieuw begonnen in de kliniek Passeerdersstraat, bekend als het GEO-project. Ons hoofd, Rokus Lopik, leidde het REHAB-team en liet ons geheel vrij in de invulling en opbouw van het GEO-project, wat letterlijk “grond” betekent, omdat daar de oude panden waren afgebroken en nieuwe waren neergezet. Een unieke situatie in hartje Amsterdam waar plaats was en is voor 24 patiënten met psychiatrische kwetsbaarheid.
Het GEO-project was toen ongelooflijk modern. Een woontrainingscentrum, supported living heette dat, natuurlijk naar Amerikaans model. Het was een voorloper van veel wat nu nog steeds gebeurt aan woonvormen voor psychiatrische cliënten.
Of er veel is veranderd? De cliënten zijn hetzelfde gebleven, schizofrenie blijft schizofrenie, een enorme handicap. De symptomen van iemand met een bipolaire stoornis zijn ook hetzelfde. Mensen decompenseren ook nog steeds. Wat in die kleine dertig jaar wel enorm is veranderd, is de medicatie, die is echt veel beter geworden. Vooral daardoor konden gesloten afdelingen open gaan.
Overstappen en blijven
Vijf jaar geleden is de Passeerdersstraat overgenomen door HVO-Querido. Ik was al onderweg naar een plekje ergens bij Arkin, toen Evert Bod [teammanager van de locatie, red.] zei dat ie me graag wilde hebben. Ik bedacht hoe goed naar mijn zin ik het hier altijd heb gehad, hartje Amsterdam, randje Jordaan. En de Passeerderssraat is toch een beetje “mijn” project, dus ben ik overgestapt en gebleven. De afgelopen vijf jaar zijn ook heel leuk geweest. Ik heb zelfs een van mijn collega’s, Jorrit Hazen, kunnen overtuigen van de noodzaak om ook enige psychiatrische kennis in het team te hebben. Hij heeft de verkorte opleiding tot verpleegkundige gevolgd.
De splitsing tussen wonen en behandelen is niet verkeerd. Vroeger zaten we hier met een psychiater, een arts-assistent en zeven psychiatrisch verpleegkundigen. Nu werken hier woonbegeleiders en vindt de behandeling op afstand plaats.
Uitdaging
We zijn echt vergroeid met de buurt. Onze bewoners wonen in kleine appartementjes en moeten voldoende zelfstandig zijn om daarvoor in aanmerking te komen. Daarom moet je hier bijvoorbeeld geen cliënten met een licht verstandelijke beperking plaatsen, dat is te kwetsbaar. Mensen die hier wonen, moeten een beetje gezellig kunnen zijn op de barbecue, zonder een regen van klachten uit de buurt, wat voor spanningen zorgt.
Het gaat erom cliënten, waar mogelijk, de regie over hun leven terug te geven, met nadruk op “waar mogelijk,” want dat wordt voor het gemak vaak vergeten. Dat is de uitdaging voor elke hulpverlener. Ik ben heel erg voor doorstroom, als je verder kunt, moet je verder gaan, je moet mensen niet onnodig laten zitten, maar cliënten moeten het wel kunnen.
Gemiddeld duurt het zo’n drie tot vijf jaar totdat bewoners hier zo stabiel zijn, dat ze eventueel kunnen doorstromen naar meer zelfstandigheid.
Oprichten
De cliënt is voor 98% het slachtoffer van de omstandigheden. Als ze hier komen wonen, hebben ze vaak een vreselijke tijd achter de rug, met veel opnames, dat is echt geen pretje. Hier zie je ze opknappen, zie je ze weer gaan leven. Gevallen mensen richten zich op en kunnen weer zin aan het leven geven. Het is en blijft geweldig om die kracht te zien en daar aan bij te dragen. Dat maakt dit werk zo boeiend.
Waansystemen zijn vaak een rots in het centrum van de geest, jarenlang vanaf de jeugd opgebouwd. Je moet daarom oppassen dat je de persoonlijkheid van de patiënt niet vermorzelt en hem daarmee nog vijandiger maakt naar de hulpverlener toe en zo ook de werkrelatie verliest. Gewoon om het waansysteem heen werken. In dat gebied kun je nog van alles bereiken.’
Ook na zijn pensioen blijft Jan Hoefsloot een ondernemend mens. Hij heeft een stukje land op het oog in Litouwen, waar hij een houten vakantiehuis wil bouwen. ‘Je moet altijd een uitdaging houden,’ besluit Jan.