Veel Nederlanders koesteren de ambitie om schrijver te worden.* Slechts weinigen lukt het om ook daadwerkelijk eigen werk in druk te krijgen. Onze collega Femke Ponsioen deed dat wel. Niet alleen stonden haar gedichten en verhalen in literaire tijdschriften, ook publiceerde de gerenommeerde Wereldbibliotheek haar novelle Farid.
Femke Ponsioen (1969) werkt ruim een jaar als persoonlijk begeleider voor 32 uur per week bij het Hof van Socrates, een kleinschalige beschermde woonvorm van HVO-Querido in Amsterdam Nieuw-West. Hiervoor werkte ze als begeleider bij onze locatie BW Diemen, daarvoor bij een GGZ-instelling in Delft en in een gevangenis in Utrecht. Ponsioen studeerde dramatherapie in Nijmegen en volgde de vierjarige Schrijversvakschool in Antwerpen.
‘Naast mijn werk ben ik onder meer mantelzorger,’ vertelt Femke Ponsioen. ‘Eerst voor mijn vader, dat was best intensief, hij is helaas overleden. Nu help ik mijn moeder van 87. Er zijn altijd allerlei dingen te doen, de financiën regelen, de zorg aansturen.
Tussen de bedrijven door, schrijf ik. Daar plan ik dagen voor in. Ik werk momenteel aan een roman. Steeds hulpbehoevender worden bij een progressieve ziekte, is een thema waar het in mijn roman over gaat. Mijn ervaringen met mijn vader, die aan Parkinson leed, komen hier deels in terug. Ik geloof dat de ervaringen uit je leven, altijd opduiken in je schrijven. Toch is het verhaal grotendeels verzonnen, het is fictief.
Ervaring
Met meer schrijfervaring in de pen, ben ik kritischer geworden over de novelle Farid. Ik zie het nu meer als een aanloop, een vingeroefening. Het is natuurlijk fijn dat een serieuze uitgeverij iets in je ziet als beginnend schrijver. Ik had achteraf gezien meer tijd nodig om mijn stijl verder ontwikkelen.
Om mezelf uit te dagen heb ik eens per twee weken een Skype-afspraak met drie andere beginnende schrijvers. Hierin bespreken we elkaars werk. Die op- en aanmerkingen houden me scherp en het zorgt ervoor dat ik doorschrijf.
Lezen
Schrijven begint bij lezen, veel lezen. Nog steeds lees ik veel, elke dag. Mijn eerste boek zonder plaatjes, met alleen maar letters, dat vond ik zo iets magisch. Ik durfde het bijna niet open te slaan, ik was bang dat die letters eruit zouden vallen. Black Beauty was het, ik was een paardenmeisje. Marieke Lucas Rijneveld ligt nu op mijn nachtkastje. Dit is iemand waar we nog veel van gaan horen, denk ik. Haruki Murakami is een van mijn favoriete schrijvers. Daarnaast hebben Franz Kafka, A. M. Homes en Nabokov een speciale plaats in mijn boekenkast. Sommige boeken horen bij een bepaalde periode in mijn leven. Virginia Woolf heb ik een tijd lang veel gelezen. In Nederland vind ik Esther Gerritsen erg goed. Naast het lezen van klassiekers vind ik het leuk te volgen wat nieuw uitkomt. Dat is ontzettend veel, dus het blijft bij een selectie.
Aandacht verdienen
Dit jaar wil ik het manuscript van mijn roman afronden en herschrijven. Hopelijk wordt het manuscript goed bevonden en gaat het naar een redacteur. Vaak moet de redacteur flink wat wijzigen, maar dat hoeft niet tot conflicten te leiden. Het is een kwestie van kill your darlings. Je moet afstand kunnen nemen om een goed resultaat te krijgen. Het dwingt om goed te kijken naar wat je werkelijk wilt zeggen. De uitgeverij wil immers iets goeds uitbrengen en er aan verdienen. Iemand die het boek koopt en leest moet voortdurend worden uitgenodigd om verder te lezen. Mensen hebben weinig tijd, er is volop concurrentie van social media, van Netflix. Je moet als schrijver goed beslagen ten ijs komen om de aandacht van de lezer te verdienen. Als het niet pakt, haakt men af. Om de lezer vast te houden, bouw je elke scene bijvoorbeeld zo op dat er iets overwonnen moet worden, je werkt met een protagonist die iets wil bereiken en een antagonist die dit bemoeilijkt. Een innerlijk conflict – persoonlijke tweestrijd – verhoogt nog eens de spanning. Verder probeer je een goed evenwicht te vinden tussen dialoog, handeling, beschrijving, sensaties en de gedachtewereld.
Discipline
Ikzelf heb geen grootse romantische ideeën bij het schrijverschap. Voor mij is het niet zozeer een roeping, ik zie het meer als een ambacht, die discipline vereist in plaats van de juiste inspiratie. Maar misschien is dit ook omdat ik mijn sporen als schrijver nog niet heb verdiend: ik schrijf, maar voel mij nog geen “schrijver.”
Bouwwerk
In het begin was ik erg bezig met het verzinnen van zo bijzonder mogelijke verhalen en verwikkelingen. Waarschijnlijk was dat om indruk te maken, om mezelf te bewijzen. Kijk eens wat ik kan! Nu verzin ik minder van tevoren, ik kijk meer hoe het met de personages gaat, ik volg ze en kijk wat ze nu weer aan het uitspoken zijn. En dat schrijf ik dan op. Er zit wel enige lijn in natuurlijk.
Het moeilijkst aan een roman vind ik de structuur van het bouwwerk, het is niet zomaar een verhaaltje van A naar B. De opbouw, de ontwikkeling, alle verhaallijnen goed toe leiden naar de plot, is een uitdaging.
Inhoud
Het moet voor mij gaan om dingen waar ik me druk over maak, de inhoud moet raken aan een thema dat ik wil onderzoeken. Bijvoorbeeld de rol van ouderen in onze samenleving. Worden zij niet teveel als kostenpost beschouwd? In hoeverre spelen maatschappelijke problemen als eenzaamheid en een overbelast zorgsysteem mee in de wens tot levensbeëindiging? Dat vind ik interessante onderwerpen. Daarbij is het belangrijk dat een verhaal universeel is, dat het boven je eigen verhaal uitstijgt.
Contrast
De namen van personages luisteren nauw. Ik kies wat past bij het personage, ik let erop in welke tijd het speelt, uit welk milieu ze komen. Het moet niet te cliché zijn. De hoofdpersoon uit mijn roman, de man met Parkinson, heet Gregor. Hij verstart en wordt steeds strammer, alsof hij een harnas aanheeft. Net als Gregor Samsa van Kafka, de man die op een ochtend wakker wordt en ontdekt dat hij in een kever is veranderd.
Bij het verzinnen van personages kies ik eigenschappen die tekenend zijn voor die figuur, maar ook iets wat daarmee contrasteert, anders wordt het saai en voorspelbaar. Dus een boekhouder zou rigide en punctueel kunnen zijn, maar ook een onbezonnen romanticus.
Een verhaal wordt interessant als gewone mensen in ongewone situaties terecht komen, of andersom. Dat zet ze aan tot onverwachte en ongewone acties. Mensen verlangen van alles, maar doen vaak het tegenovergestelde. Die tegengestelde beweging blijft mij boeien.
HVO-Querido als romanstof
Voor mijn eindwerk aan de Schrijversvakschool heb ik vijftien diagnoses uit de, toen nog, DSM-IV omgewerkt tot personages. Zo maakte ik van symptomen weer mensen, een omgekeerde weg. Mijn werk bij ’t Hof komt in letterlijke zin niet terug in mijn roman. Misschien staat dit nog te dichtbij om er een verzonnen verhaal van te maken. Wel zie ik overeenkomsten tussen schrijven en mijn werk in de hulpverlening. Bij beide stel ik mij de leefwereld van een ander voor, of dit nu een personage is of een mens van vlees en bloed. Ik maak gebruik van dezelfde verbeeldingskracht om het verhaal van die ander te construeren en te begrijpen waarom iemand doet zoals hij doet. Verder houdt ik me bezig met waar het verhaal naartoe gaat, en hoe dit in de gewenste richting te brengen. Uiteindelijk zijn we allemaal personages in ons eigen verhaal.’
* Een miljoen volgens NRC Handelsblad, wel anderhalf miljoen volgens Trouw.