Marc Räkers stond in de jaren ’80 aan de wieg van het Rijdend Dienstencentrum van HVO (de voorloper van het huidige Mobiel team), schreef een boekje over De Veste, leefde enige tijd als God in Frankrijk, maakte reportages in het door oorlog verscheurde Bosnië en keerde in ’98 terug als medewerker van de Vliegende Hollander. Wat beweegt Räkers?
‘We hebben in Nederland afspraken gemaakt over mensenrechten. Recht op eten, onderdak, inkomen, noem maar op. Het is de plicht van de samenleving om te zorgen dat mensen actief aan die rechten toekomen. Niet passief in een hoekje van de maatschappij wat faciliteiten organiseren en zeggen “wie wil, kan daarheen” wetende dat een deel daar niet toe in staat is. De Vliegende Hollander doet dat anders en dat is mijn motivatie. In de jaren dat ik in de maatschappelijke opvang heb gewerkt, zag ik wat er gebeurt als mensen onthecht of stuurloos raken. Het gevolg is vaak langdurige opname en een hoop ellende. Je moet proberen te voorkomen dat mensen in de zorg worden gezogen. Preventie werpt in eerste instantie vruchten af op het individuele vlak, je voorkomt persoonlijke misère. Daarnaast sluit het goed aan op maatschappelijke afspraken en tenslotte is er de economische factor.
Ontrafelen
Het kost nu eenmaal een stuk minder als ik me een week lang intensief met iemand bemoei waardoor die persoon vervolgens in zijn eigen woning kan blijven dan wanneer hij in de opvang terecht komt. Elke melding is een nieuwe Gordiaanse knoop waar wij de uiteinden van moeten zoeken. Er zijn zoveel verschillende factoren die uiteindelijk hebben geleid tot de situatie waarin iemand verkeert. Die knoop is iedere keer weer anders. Er dient zich echter altijd iets aan dat naar het begin van ontrafeling leidt. Dat is ook het vertrouwen dat je moet hebben. Wij komen steevast in situaties waarin iedereen denkt dat er ontruimd gaat worden. De deurwaarder denkt dat, de eisers, de corporatie en meestal denkt de cliënt dat zelf ook. En dan kom ik met m’n grote mond en gooi die hele sfeer om. Ontruimen? Nee, dat doen we niet, dat gaan we voorkomen. Met grote en kleine oplossingen. Zowel van structurele als tijdelijke aard.
Is het lastig om met mensen in contact te komen?
Bij de meesten is dat geen enkel punt. Wij gaan op huisbezoek en proberen in gesprek te raken. Zijn mensen niet thuis dan doen we een handgeschreven briefje in de bus waarin we ingaan op de situatie. ‘We hoorden van die en die dat er dit en dat aan de hand is. Wij maken ons daar zorgen over en willen u daarbij helpen’. Wij vragen mensen contact met ons op te nemen en negen van de tien keer bellen ze terug. Het is een voordeel dat je geen direct belang hebt, je bent geen partij. We komen niet namens de deurwaarder of de corporatie. Wij komen uitsluitend met de intentie om te voorkomen dat mensen cliënten van HVO of het Leger des Heils worden.
Is stille thuisloosheid een groeiend probleem?
Volgens de kranten is het een stijgend probleem, maar volgens de kranten neemt ook het aantal daklozen ieder jaar toe en het drugsgebruik en de criminaliteit. Er is bij dit soort zaken altijd een verschil tussen werkelijke aantallen en beleving.
Dak- en thuisloosheid is deels een kwestie van beleving. Mensen ergeren zich aan zwervenden op straat en roepen dat het de spuigaten uitloopt. Het lastige van zogeheten stille thuislozen is natuurlijk dat je ze niet ziet. Er moet eerst iets fout gaan, wil het probleem zichtbaar worden. Maar als je in aanmerking neemt dat steeds meer mensen alleen wonen en het aantal echtscheidingen oploopt, dan zal het aantal mensen dat vereenzaamt toenemen. Je mag dan hopen dat er aan de bel wordt getrokken en dat iemand er op uitgaat. Om escalatie te voorkomen.
Is de samenwerking met het Leger des Heils een nieuw begin?
Voor mij wel. HVO is in 1904 opgericht door mensen die zich van het Leger des Heils hadden afgescheiden en ik vind het een mooie gedachte dat na bijna honderd jaar de cirkel weer rond is. Samenwerking is mooi zolang het geen gezamenlijke moloch wordt. Het is goed voor de stad dat er verschillen zijn in aanpak, opvattingen en werkwijze van beide organisaties. Dat biedt cliënten keuzen. De een voelt zich meer thuis bij het Leger, de ander bij HVO.
Spelen resultaat en rendement een rol in jouw werk?
Voor mij telt dat vooral op het niveau van het individu. Degene waar ik mee te maken krijg, moet zo weinig mogelijk ellende over zich heen krijgen. Als ik er mee te maken krijg is er meestal al meer dan genoeg ellende geweest. De gegevens van al die individuen bij elkaar leiden tot cijfers, statistieken en mooie tabellen die mij niet zoveel zeggen.
Ik zie daar natuurlijk het belang wel van in, maar voor mij als uitvoerder is juist die ene persoon belangrijk. Als dat lukt dan is het goed. Ook al staan daar tien gevallen tegenover die niet slagen, mijn motivatie put ik uit die ene persoon waarbij het wel lukt.
Hoe zie je de rol van HVO in de stad?
Preventief kunnen wij hiaten signaleren in de hulpverlening. Voorkomen dat door die gaten mensen uitgesloten raken. Daar de vinger op leggen en proberen dat te veranderen. Bijvoorbeeld door er als hulpverlener meer op uit te gaan. Aan de curatieve kant zie ik veel in de rehabilitatie methode. Het maximale uit mensen halen, een maximale zelfstandigheid nastreven gebaseerd op kwaliteiten die mensen hebben. Dat is een verschil met tien jaar geleden. Toen werd maatschappelijke opvang gezien als een laatste vangnet en dat was dat. Toch zie ik in onze residentiële voorzieningen nog mensen rondlopen waarvan ik betwijfel of dat voor hen nu het maximaal haalbare is. En dat heeft te maken met bezetting en werkdruk, je bent tenslotte met relatief weinig mensen heel veel werk aan het doen.
Breder
Medewerkers beseffen te weinig dat ze niet alles zelf hoeven doen. Neem nu schuldhulpverlening. Dat is een vak. Een specialisatie die je niet ook nog eens van mentoren kunt verwachten. Dat moet je dan ook uitbesteden aan specialisten. Ik mis soms het besef dat we allemaal deel uitmaken van de maatschappelijke opvang. Daar hoort een taakopvatting bij die verder gaat dan de muren van De Veste of Walenburg. In dat bredere kader zie ik vragen van cliënten. Ik zou een systeem voorstaan waarbij je niet zegt ‘we zitten vol’ maar ‘hier is nu geen plek, maar daar en daar wel’. Met nee zeggen help je mensen nooit verder. Bij alle veranderende doelgroepen kun je stellen dat HVO eigenlijk een instelling is voor moeilijke mensen. Dat is wat wij goed kunnen, omgaan met moeilijke mensen. Welke problemen ze dan ook hebben. Die kwaliteiten kunnen we meer benutten. Er zou een geweldige preventieve werking kunnen uitgaan van schuldhulpverlening en actief inkomensbeheer voor moeilijke mensen, want die komen elders niet aan de bak. Dat is een markt die nog open ligt.’
(HVO-Querido, jaarverslag 1998)