In een aanleunwoning aan het Veenendaalplein van de Varikstraat in Amsterdam Zuidoost woont meneer Ruud van Haaren (Amsterdam, 1953) met zijn kat Poekie.
‘Ik ben wel geboren in Amsterdam, maar niet opgegroeid,’ vertelt Ruud. ‘Mijn vader heb ik nooit gekend, mijn moeder ook niet. Op mijn derde jaar ben ik uit huis geplaatst door de Kinderbescherming. Ik heb in tehuizen door het hele land gewoond. Ik heb een broer en halfzussen en halfbroers. Die zie ik nooit meer, daar heb ik op dit moment ook weinig behoefte aan. Mijn broer zou ik wel weer eens willen zien. We hadden eerst wel contact maar dat is weer verwaterd.
Ik ben opgeleid tot brood- en banketbakker en leerling kok. Ik heb hoofdzakelijk bij een paar banketbakkerijen gewerkt en bij het Ambassador hotel in Den Haag. Banketbakken is mooi werk, koken ook. Ik kom nu alleen nog bij de bakker om brood te halen en af en toe iets lekkers. Iets met slagroom vind ik altijd lekker.
Gepraat
Mijn kat Poekie heb ik al vijf jaar. Ik heb hem gekregen van een boer, Aad, die had een nest en dit was degene die over was. Ik heb toen met HVO-Querido gepraat, want het mag eigenlijk niet, huisdieren op deze woningen, en ik mocht hem hebben. Ik woonde toen ik een andere aanleunwoning van de Varikstraat, in de Veldhuizenstraat, hier zit ik sinds mei vorig jaar en mijn kat is natuurlijk meeverhuisd. Ik heb in het verleden ook al katten gehad.
Gedachten lezen
Het leuke van een kat is dat je veel liefde van hem krijgt. Hij leest je gedachten en hij past zich aan. Een kat speelt met je, hij is echt een vriendje van je. Je moet een kat niet teveel bovenop z’n lip zitten, hij doet toch wel wat ie zelf wil. Dat waardeer ik ook wel in een kat. Hij heeft jou niet echt nodig, jij hebt hem nodig. Een kat kun je ook overal plaatsen, dat is wel weer makkelijk.
Ik kan het mensen aanraden, een kat. Het geeft je voldoening, dat is echt zo. Als ik thuiskom, kom ik ook voor Poekie thuis. Ik kan het me niet voorstellen om zonder kat te wonen.
Alert
Het kost ook geld, een kat, en niet alleen eten. Gisteren deed ie een beetje vreemd, het leek op verschijnselen van blaasontsteking, dus ik kreeg van de dierenarts een pipetje mee, daar moet je dan wat urine in doen, en ja hoor, het bleek blaasontsteking. Dus nu moet ie pilletjes hebben en krachtvoer dat je in zijn bek moet spuiten. Maar zoals ie zich nu gedraagt, ik vind hem wel alert, hij straalt niet uit dat ie iets mankeert, hij heeft niet zoiets van: Ruud, ik heb hulp nodig. Hij ziet er eigenlijk goed uit.
Woensdag ga ik de dierenarts betalen. De begeleiding, die hier af en toe een kijkje komt nemen, speelt daar goed op in, als het veel kost, kan ik wat extra geld aanvragen.’