Verhalen

Mijn hemel

15 mei, 2018

‘Vertrouw op je eigen keuzes,’ zei ze. ‘En laat de rest maar kletsen. Je bent niks minder dan een ander. Neem dat maar van mij aan, kind.’ Het jaar is 1921, aan het woord is Jeanette Jonker, een van de oprichters van Hulp voor Onbehuisden. Ze zou iets van dergelijke strekking gezegd kunnen hebben, maar deze woorden van Jeanette komen uit de historische roman Mijn hemel.

Het boek Mijn hemel, Het leven van Carolien Brusik (1873-1942) is een vie romancée, waarin auteur Jos Lammers het leven beschrijft van de grootmoeder van zijn vrouw, die tot voor kort altijd te horen kreeg dat er niets noemenswaardig over haar familie bekend was. Lammers zocht de zaak in verschillende gemeente- en politiearchieven uit en kwam er achter dat de geschiedenis waarschijnlijk uit schaamte werd verzwegen. Carolien Brusik groeide namelijk op in de beruchte Polder van Rotterdam, een buurt ‘waarbij vergeleken Sodom en Gomorra een vakantiekolonie waren,’ aldus het boek, en werkte later als prostituee in Rotterdam, Den Haag en Amsterdam.

Reconstructie

Mijn hemel is het resultaat van de speurtocht van Lammers. Hij verzamelde een schat aan feitelijke gegevens over Carolien Brusik, maar het verhaal en de hoofdpersoon kwamen daarmee niet direct tot leven en daarom werkte hij deze feiten uit tot een liefdevol portret in de vorm van een historische roman. De reconstructie van haar levensverhaal wordt in deze vrije vorm juist bijzonder levendig. Carolien vertelt zelf haar eigen geschiedenis en terwijl ze ons bij de hand neemt horen, zien, ruiken en proeven we het verleden. Het resultaat is niet alleen zeer lezenswaardig, het is ook een rehabilitatie van Carolien Brusik. Zij is niet langer een oma om te verzwijgen, maar daarentegen een sterke vrouw om trots op te zijn.

Café met damesbediening

De rode draad in Caroliens leven is de prostitutie. Haar moeder zit in het vak en zelf rolt zij er ook onherroepelijk in, overigens zonder daar verder een drama van te maken. In Amsterdam begint ze als jong meisje nog als kokkin en kindermeisje in een eenvoudig bordeel, dat eufemistisch een tapperij met damesbediening heet. Later komt ze na een verblijf in Den Haag, waar haar zoontje op school gaat bij de beroemde Jan Ligthart, opnieuw in Amsterdam terecht. Deze keer aan de Ruysdaelkade in de Pijp, dat dan nog officieel de wijk YY heet. Het boek besluit in Rotterdam, waar Carolien het café ‘Mijn hemel drijft.’ Tijdens de gevechten in mei 1940 om de Willemsbrug vertelt de haar levensverhaal aan de schrijver.

Personages

Als Carolien Brusik in 1920 bij Hulp voor Onbehuisden terecht komt, vernemen we niet alleen behoorlijk wat feitelijke informatie en couleur locale over HvO uit die tijd (Lammers is goed op de hoogte van de geschiedenis van onze organisatie), maar worden Tjitte en Jeanette Jonker (de oprichters van Hulp voor Onbehuisden) ook denkend, sprekend en handelend opgevoerd, het zijn hier immers romanpersonages.

Carolien achter het fornuis bij Hulp voor Onbehuisden. Tekening van Helen van Vliet uit het besproken boek. De kachel als fornuis is een van de leidmotieven in de roman. Of Carolien nu in in een bordeel is, thuis of in de opvang: ze maakt soep voor anderen.

Sympathie

Carolien wordt door Jonker op straat gevonden in de Amsterdamse binnenstad en meegenomen naar het opvanghuis van HvO in het oude Buitengasthuis aan de Tweede Constantijn Huygensstraat. Carolien noemt de Jonkers bij de voornaam. Tjitte, ‘met zijn lange grijze baard en zijn felblauwe ogen, waarin voor tegenspraak geen plek was,’ kan weliswaar rekenen op de sympathie van Carolien, maar zijn vrouw Jeanette nog veel meer. Terwijl Tjitte Jonker de man is die soms driftig met zijn vuist op tafel slaat om zijn zin door te drijven bij de instanties, is zijn vrouw van de lach en de rust. Jonker heeft weliswaar vaak gelijk beseft Carolien, ‘maar soms kon ik moeilijk naar zijn betogen luisteren, vooral als hij dan zijn baard naar voren stak en met zwaaiende vuist, als de toornige vader die ik nooit had gemist, dingen riep als “een slechte vrouw als moeder is erger dan geen moeder.” […] Op zulke momenten kon Jeanette hem zonder woorden aan de arm trekken, opzij duwen en “kom je mee, Carolien?” naar mij roepen.’
Want er is altijd werk te doen bij Hulp voor Onbehuisden: luiers verschonen, boterhammen smeren en tranen drogen. En dat doen ze dan ook.

Tjitte en Jeanette Jonker, oprichters van Hulp voor Onbehuisden, in 1918

Eenvoudig

‘Jeanette was een vrouw die alles eenvoudig kon maken of in ieder geval zo doen klinken,’ vertelt Carolien. ‘Mijn zekere overtuiging dat ik alles maar dan ook alles verkeerd had gedaan, waren volgens haar niets anders dan “muizenissen.” Die loste je niet op, die verdwenen gewoon na verloop van tijd. En ondertussen was het zaak om gewoon door te hobbelen met “iets zinnigs om handen.” Dus vroeg ze me te blijven en te helpen.’

Kiezen

Want bij Hulp voor Onbehuisden kon je in die tijd kiezen, aldus Carolien:

‘Een nachtje slapen en de volgende morgen met een dubbele boterham in je hand en je kleren netjes gewassen en gestreken aan je lijf de straat weer op. Of bij de Jonkers blijven en helpen in het opvanghuis. Ik bleef. Ik bleef ruim twee jaar lang. Niet alleen toen ik geen weg of plek meer wist, maar ook toen ik al lang weer recht op mijn benen stond en elke dag in mijn soeppan roerde of samen met Jeanette de kleintjes in het kinderhuis waste en hen eten voerde.’

Carolien maakt eind 1921 het sterfbed van mevrouw Jonker mee en verlaat dan HvO om haar eigen weg te gaan.

Over de auteur

De roman is geïllustreerd met tekeningen van Helen van Vliet. Mijn hemel is verschenen bij Brave New Books (Singel Uitgeverijen) en is leverbaar als e-book en op papier. Jos Lammers schreef eerder kinderboeken, reisverhalen en columns. Kijk op www.joslammers.nl voor meer informatie.

Deel dit verhaal:

Meer lezen?

Bekijk dan al onze verhalen.