Jamal Khamis (1952) woont bij de Domselaerstraat, een voorziening van HVO-Querido voor beschermd wonen in Amsterdam Oost. Khamis is een succesvol schilder die kan bogen op een groot aantal internationale exposities en prijzen. Hij heeft niet voor het kunstenaarschap gekozen, hij is zo geboren.
‘Ik ben altijd kunstenaar geweest, voor zover ik me kan herinneren heb ik als kunstenaar geleefd, gedacht en naar de wereld gekeken,’ vertelt Khamis op zijn kamer vol schilderijen met uitzicht op het Muiderpoortstation. Hij formuleert bedachtzaam en precies, in zijn uitspraak is zo nu en dan een hele lichte zweem Duits te bespeuren.
‘Vanaf mijn vierde jaar tenminste, van voor die tijd weet ik geen dingen meer. Dus ik denk dat ik als kunstenaar geboren moet zijn. Als kleine jongen tekende ik met een takje in de aarde of op de muur en rangschikte ik steentjes op een bepaalde manier, net zolang tot ik het mooi vond. Met andere dingen was niet bezig. Ik speelde wel gewoon met andere kinderen, ik was niet wereldvreemd, maar mijn handen en gedachten bleven altijd bezig met tekenen. Bomen, bergen, wolken, alles fascineerde mij toen.
Nu vind ik het weer en de elementen oké, de natuur is oké, eigenlijk zijn heel veel dingen om ons heen wel oké, maar de vrouw is toch het allerbeste en het allermooiste. Eerst om te bewonderen, dan om te schilderen.
Uit Kanaän
Ik ben een vluchteling. Dat is mijn aard. Dat heeft mij gevormd. Ik ben geboren in een Palestijns vluchtelingenkamp tussen Bethlehem en Hebron. Eerst waren daar alleen tenten, later ook stenen huizen. Het kamp bestaat nog steeds.
Mijn vader was herder, hij hoedde koeien en schapen. Zijn dorp stamde uit de Kanaänitische tijd, zij leefden nog zoals duizenden jaren geleden. Zijn dorp is, zoals helaas vele andere dorpen, op een afschuwelijke manier afgeslacht en verwoest door de Hagana van de zionisten. Let op hè, ik zeg zionisten, niet joden. In die dorpen woonden geen soldaten, partizanen of intellectuelen, maar boeren en andere eenvoudige mensen.
Voor die tijd konden joden en Palestijnen op een goede manier samenleven. In het dorp van mijn grootvader woonden joden die uit Polen waren gevlucht, zij leefden als broeders met de Palestijnen.
Naar Europa
Na de Zesdaagse Oorlog zijn wij verdreven naar Jordanië en kwamen we in een nieuw kamp in de woestijn; ik was toen vijftien. Daar heb ik mijn school afgemaakt. Ook daar was ik vooral met kunst bezig. In dat kamp kamen altijd veel mensen uit het buitenland op bezoek, delegaties van de Verenigde Naties, van het Rode Kruis en andere organisaties. Op een keer waren er mensen uit Duitsland op bezoek van het Goethe-Institut en die zagen mijn schilderijen, maakten daar foto’s van en vroegen of ik niet ik Duitsland wilde studeren. Dat wilde ik natuurlijk wel. Toen hoorde ik een hele tijd niks meer, maar uiteindelijk kreeg ik een uitnodiging plus een ticket en zo kwam ik op mijn 21e op de kunstacademie in Frankfurt. Die overgang, van een vluchtelingenkamp naar een moderne Europese stad, was een shock voor mij. Een shock die ik niet verwerkte door rust te nemen, maar juist door me onder te dompelen in meer en meer daarvan. Ik ging, bijna als een bezetene, naar Berlijn, Bonn, Hamburg, Heidelberg, Wuppertal en noem maar op, alsof ik heel veel moest inhalen.
Inspirerende omgeving
De kunstacademie, daar werd ik niet veel wijzer van. Ik heb die lessen misschien wel niet echt willen volgen, ik wil nu eenmaal mijn eigen dingen doen. Ik houd niet van opdrachten, ik wil doen wat ik voel. Het was wel een hele inspirerende omgeving met zoveel kunstenaars en vrienden om je heen. Liever dan naar de academie gingen wij naar onze ateliers om te schilderen en eindeloos met elkaar te praten over kunst en filosofie. En dan weer verder schilderen.
Ik heb gehouden van de mensen in Duitsland. Ik heb alleen maar gelezen over racisme in Duitsland, ik heb het daar nooit gevoeld.
Naar Nederland
Daarna ben ik naar Parijs gegaan, dat was in 1984. Parijs is fijn. Mijn Frans is slecht, maar Parijs is zo internationaal. Ik heb er geschilderd en geëxposeerd, onder andere in het Centre Pompidou.
In 1986 ben ik in Nederland gekomen, dat was toen ideaal voor mij. De mensen, de vrijheid, de kunst, het licht, alles. Ik heb van dit land nog meer gehouden dan Frankrijk en Duitsland. Maar de laatste paar jaar is dat een klein beetje anders. Ik ben een keer geslagen op straat, terwijl ik met een stok liep. Ik weet niet waarom, ik ken zijn naam niet, maar ik heb het hem vergeven.
Uit alle landen heb ik vrienden. Afkomst is niet belangrijk. Mensen kunnen vriendelijk samen wonen als ze een beetje willen. Je moet blijven praten om de problemen klein te maken. Er is veel kwaad in de wereld, vooral door religie. Marx zei al dat religie de opium van het volk is en dat is helemaal waar, hoewel ik beslist geen communist ben.
Ik leef zonder strategie. Ik heb geen plan. Over geld denk ik nooit, het geld betekent voor mij niks. Ik weet dat natuurlijk dat je geld moet hebben om te eten, maar ik maak mij er geen zorgen over.
Scheppen
In mijn werk ben ik gefascineerd door alles wat leeft en beweegt en in het bijzonder door vrouwen, dat is in het kort mijn levensverhaal. Al het goede in de wereld is vrouwelijk. Vrouwelijkheid staat voor mij gelijk aan vrijheid. Ik ben niet religieus, maar als er iets goddelijks zou zijn, is het beslist vrouwelijk.
Creativiteit gaat om de magie van het moment, scheppen is niet iets wat je van tevoren helemaal uitdenkt. In mij zijn vele mooie dingen, of ik ze nu heb gezien, meegemaakt of gedroomd. Een bepaald gevoel wordt zwaar in mij en moet eruit. Het kost me wel steeds meer energie om die mooie dingen om te zetten in een schilderij, omdat ik nu ziek en verzwakt ben.
Eigen weg
Ik houd van kunstenaars die hun eigen weg gaan en hun dromen volgen. Bijzondere belangstelling heb ik voor Van Gogh. Voor zijn durf, zijn stijl en kleur. Maar ook voor zijn verhaal en armoede. Vanuit een grote pijn heeft hij alles bloeiend gemaakt. Zoveel optimisme, dat dwingt respect af. Van de Hollanders vind ik Vermeer ook extreem goed, dat is ongelooflijk wat kleur betreft. Rembrandt zegt me veel minder, ik heb het idee dat het meeste van zijn werk door zijn leerlingen is gemaakt.
Van muziek houd ik ook erg, als het maar niet te religieus is. Mozart bijvoorbeeld, dat is van een onbereikbare schoonheid en Wagner is ook betoverend. Goede muziek kan je diep raken.
Vroeger heb ik veel gelezen, Griekse filosofie en logica, nu niks meer. Ik heb vroeger ook enige gedichten geschreven.’
Jamal Khamis praat zeer bescheiden over zijn schrijverschap maar doet zichzelf daarmee tekort. Hij publiceerde diverse boeken en is onder meer de eerste winnaar van de literatuurprijs El Hizjra die jaarlijks door het Letterkundig Museum wordt uitgereikt. Khamis draagt in 1993 een van zijn gedichten voor tijdens de nationale herdenking van de Bijlmerramp.
Vluchteling
Van veel vrouwen heb ik gehouden, maar ik ben nooit getrouwd geweest,’ aldus Jamal Khamis. ‘Ik heb veel relaties gehad, maar altijd kort. Waarom? Misschien omdat ik een vluchteling ben? Ik heb nooit problemen gehad met vrouwen, als een relatie oplost, dan is de vrouw voor mij als een zusje, als een goede vriendin.’
Kijk op de website van Jamal Khamis voor meer informatie en heel veel kunst.
Schoonheid
Een buurvrouw van de Domselaerstraat heeft zich beklaagd over het feit dat Jamal Khamis het kunstwerk hiernaast voor zijn raam had gezet. Jamal heeft aan dit verzoek voldaan en aan Evert Bod, de teammanager van de voorziening, gevraagd om haar onderstaande reactie over te brengen.
Als de buurvrouw naar buiten kijkt,
En bij mij binnen de schoonheid niet ziet,
Laat haar dan bij zichzelf,
Goed naar binnen kijken.
Ik ben blij hier te wonen,
Nederlander afkomstig uit Palestina.
Ik ben blij dat ik hier woon,
Hier is geen Arabische politie.
Wil je haar daarvoor bedanken Evert?