In het pand van het Bureau Aanmelding & Plaatsing van HVO-Querido aan de Nieuwezijds Voorburgwal woonde in de 18e eeuw Marc-Michel Rey, de uitgever van grootheden als Voltaire, Rousseau en Diderot. Een plaquette op de gevel herinnert hieraan. Het zal dan ook niemand verbazen dat de teammanager van Bureau Aanmelding & Plaatsing ook een schrijver is.
Hans van Klink (Alphen aan de Rijn, 1958) ging op zijn vijftiende jaar werken en het huis uit. ‘Ik heb nooit iets aan carrièreplanning gedaan. Ik ben net de tuinman in Being There van Jerzy Kosinski, waar die film van is gemaakt met Peter Sellers,’ aldus Van Klink. ‘Op de middelbare school hadden we een project waarbij iedereen iets liet zien van verschillende beroepen. Ik nam klasgenoten mee naar een klus van het bouwbedrijf van mijn vader, iemand anders nam ons mee naar het zwakzinnigengesticht waar zijn zus zat. Later zochten een vriend en ik vakantiewerk. Je had de uitjesfabriek van Uijttewaal en het gesticht en ik was bij allebei aangenomen. Het was volstrekt willekeurig dat ik toen zes weken zwakzinnigen heb begeleid. We fietsten altijd samen terug van het werk. Hij had elke dag een hek geschilderd en ik had me geen dag verveeld. Daarna ben ik naar een verpleeghuis gegaan, inwonend. Dat is nu 38 jaar geleden. Ik ben de zorg niet meer uit gegaan en heb daar geen spijt van. Wel verschillende dingen gedaan natuurlijk.
Verbinding
Later heb ik B verpleegkunde gedaan en twaalf jaar in de psychiatrie gewerkt, daarna was ik zo’n twaalf jaar directeur van een verzorgingstehuis voor ouderen en tien jaar manager bij CIZ Amsterdam en sinds september 2010 werk ik bij HVO-Querido. Ik kwam eigenlijk langs om afscheid te nemen vanuit het CIZ en het werd een hernieuwde kennismaking. Ik heb er nog geen dag spijt van. We zijn een mooie organisatie die goeie dingen doet. We doen heel veel als HVO-Querido, daar sta ik zelf wel eens van te kijken.
Eerst werkte ik als projectleider en nu als teammanager van Bureau Aanmelding & Plaatsing. Adviseren als staflid vond ik wel mooi, maar ik ben toch meer een lijnfunctionaris. Ik zie mezelf als een coachend leidinggevende. Ik ben open en maak verbindingen met de club, ik doe een appèl op het optimale dat mensen in zich hebben en op ieders verantwoordelijkheden. En ik wil natuurlijk dat ze meegaan. Vrouwen werken anders samen dan mannen. Mannen zijn meer van niet lullen maar poetsen, vrouwen hebben meer aandacht voor het betrekkingsniveau.
Je moet niet teveel tijd besteden aan de “intern gepensioneerden,” ik investeer liever in de mensen die er iets moois van willen maken, die goeie dingen willen ontwikkelen.
In de structuur van het werken met zorgprogramma’s speelt BA&P een grote rol en wij staan er helemaal klaar voor om te beginnen. Dan kun je sturen op wachtlijsten en ben je echt vraaggericht bezig.
Auto’s
Geschreven heb ik altijd. Al op de middelbare school maakte ik al werk van mijn opstellen, maar pas in ’89-’90 ben ik het serieuzer gaan aanpakken. Ik dacht, ik heb zoveel beleefd, dat wil ik niet kwijtraken. Later denk je dan, daar kan ik misschien wel een boekje van maken en dan krijg je de smaak te pakken. Het is een enorm cliché en daarom is het ook waar, en het creatieve proces van het maken is het mooiste, maar het is een mijlpaal als je uiteindelijk een boekje in handen hebt. En als er dan ook nog belangstelling voor is, is dat leuk. Op mijn laatste boek Te gek!, ik noem het psychiatrische casuïstiek in verhalende vorm, heb ik lovende reacties gehad. Als een leek zegt, “goh, is dat wat psychiatrie kan zijn,” dan ben ik tevreden. Maar je loopt er niet op binnen.
Ik heb ook een boek geschreven aan de hand van auto’s, Autobiografie, terwijl ik geen enkele belangstelling heb voor auto’s, ik heb niks met auto’s. Maar de auto’s van mij en van mijn vader vertegenwoordigen wel een tijdsbeeld. Het gaat mij om het verhaal erbij.
Ik ben geen literator. Ik schrijf redelijk vlot en leesbaar, zoals ik praat, schrijf ik. Maar moeilijke thema’s ga ik niet uit de weg.
Ik heb de nadagen van de antipsychiatrie meegemaakt. Al die langharige boeven, waarvan ik er zelf ook een was, die SPV wilde worden en al hummend naar wartaal wilden luisterden en niet zagen dat iemands voeten al negen weken niet gewassen waren. Zij wilden zich niet bezighouden met pathologie en somatiek, ik wel, ik heb daar altijd veel oog voor gehad.
Jan Wolkers
Ik heb ook een boek gemaakt over de publieke kunstwerken van Jan Wolkers. Rondje Wolkers, foto’s plus een beschrijving. Dat zijn er 43 in Nederland. Hoe daar mee wordt omgegaan en hoe ze erbij staan is heel verschillend. Er is een werk uit ’55 naar aanleiding van de watersnoodramp uit ’53, dat is echt een heel mooi bedevaartsoord geworden. Maar hier in de binnenstad staat al jaren een beeld achter een vuilcontainer. En er is behoorlijk wat werk vernield in de loop der tijd. Wolkers heeft een tamelijk rechttoe rechtaan schrijfstijl, dat sprak mij al vroeg aan. Ik heb Wolkers ook ontmoet, een poster met een opdracht van hem hangt op mijn werkkamer. Nu lees ik De procedure van Mulisch, dat vind ik helemaal niks, veel te hoogdravend. Wat wil je nou toch zeggen man! denk ik steeds. Ik houd van autobiografische verhalen, mijn eigen werk is allemaal autobiografisch.
Brandweer
Ik heb 25 jaar bij de brandweer gezeten als uitvoerend medewerker. Dat is best lastig voor een gezin. Je hebt gemiddeld drie meldingen per week en je kunt er geen een laten versloffen. Je moet oefenen, sporten, ik deed veel dingen eromheen. Daar heb ik ook een boek over geschreven, Lopend vuur, dat zijn verzamelde columns en verhalen. Ik mis het nog wel, de brandweer. Met oud-collega’s geef ik nog wel eens demo’s op scholen. Ik heb er een lintje voor gekregen van de burgemeester. Ik dacht dat het me niets zou zeggen, maar ik vond het toch wel mooi.’