Ernesto Branquinho de Oliveira (1955) woont bijna twee jaar in De Aak, de voorziening in Osdorp van HVO-Querido voor mensen met een medische zorgvraag en meervoudige kwetsbaarheid.
De heer Branquinho de Oliveira wordt geboren en groeit op in het Portugese Barreiro, een plaatsje iets ten zuiden van Lissabon, net aan de overzijde van de Taag. Zijn vader is zeeman. Zelf gaat Ernesto op zijn twaalfde naar de cadettenschool van de marine, waar hij het vijf jaar weet uit te houden, eerst op een opleidingsschip, later aan de wal. De discipline is er zeer strikt. Een nieuwe commandant ontsteekt in woede als de jonge cadet niet onmiddellijk voor hem in de houding springt, ook al is de onbekende officier in burger. Er ontstaat een handgemeen waarbij over en weer klappen vallen en Ernesto moet de marine verlaten.
Visser
Hij gaat dan met zijn vader als visser werken. Met een klein bootje gaan ze de zee op om, al naar gelang het seizoen, met netten en lijnen, baarzen, haaien en andere vissen te vangen. Bacalhau, de bekende Portugese stokvis, was vroeger een typisch maal voor arme mensen en is nu steeds meer voor de rijken, volgens Ernesto. Later gaat hij in de haven werken als lader en losser. Zwaar werk waar hij behoorlijk sterk en gespierd van wordt. Ernesto vertelt lachend dat hij in die tijd al zijn shirts bij de biceps heeft moeten openknippen, omdat ze niet meer pasten. Het werk in de haven duurt ruim tien jaar. Dan gaat zijn zus naar Nederland, trouwt en vestigt zich in ons land. Blijkbaar vertelt zij goede verhalen over het leven hier, want langzamerhand verhuist de hele familie Branquinho de Oliveira naar Nederland. Ernesto’s ouders, zijn twee broers en zijn andere zus.
Werk
‘Een zus woont in Hilversum, de ander in Amstelveen. Mijn broers hebben altijd op Schiphol gewerkt,’ vertelt Ernesto. ‘Zelf werkte ik als elektricien in de haven, nieuwe kabels leggen, contacten maken, dingen repareren. Op zeeschepen gaat altijd een hoop kapot. Materiaal slijt snel op zee, dus er was altijd veel te doen. Het was mooi werk. Ik heb het mezelf geleerd in de praktijk. Praktische dingen leer ik makkelijk en ik kan goed improviseren met het materiaal dat toevallig voorhanden is.
Beter
Ik woonde in de Burgemeester Fockstraat in Nieuw-West. Ik ben gescheiden van mijn vrouw. Met mijn dochter Nidia heb ik helaas geen contact meer, zij heeft voor haar moeder gekozen. Toen ze wegging, was ze dertien, ze is nu negentien jaar.
Ik bleef in het huis wonen, kreeg een nieuwe vriendin en gaf haar geld voor de huur. Maar zij betaalde helemaal geen huur, zij was verslaafd. Toen begonnen mijn problemen. Schulden, deurwaarders, ik werd ontruimd. Eerst heb ik een tijd bij een vriend gewoond, maar op een gegeven moment werd ik ziek en toen ben ik via de GGD bijna twee jaar geleden hier bij de Aak terecht gekomen. Nu gaat het weer beter met mij.
Eigen techniek
Ik ben begonnen met dingen maken van lucifers, scheepjes, kleine doosjes om ringen in te doen. Mensen zeggen: het is kunst, maar voor mij zijn het gewoon, hoe noem je dat, artefacten, dingen die gemaakt zijn.
Zo is het ook met mijn schilderijen. Ik heb het zelf geleerd, ik heb mijn eigen techniek ontwikkeld. En zoals dat gaat, hoe meer ik maak, hoe beter ik word. Je wordt er steeds handiger.
Als kind vond ik tekenen en verven op school leuk, maar ik ging ik nooit naar een museum of tentoonstelling. Wij woonden op tien kilometer van het beroemde Museu Nacional de Arte Antiga, mensen uit de hele wereld komen speciaal naar Lissabon om dat te zien. Mijn ouders waren analfabeet, zijn gingen niet naar school, ik denk dat zij nog nooit van hun leven in een museum zijn geweest.
Combineren
Ik maak wat ik kan, niet wat ik wil. Mensen vonden mijn eerste schilderij meteen mooi, dus heb ik er nog eentje gemaakt en zo gaat het verder. Hé, maak er ook een voor mij, vragen ze. Dat doe ik dan.
Van tevoren heb ik zo’n beetje in mijn hoofd wat ik wil maken, maar niet precies. Het ligt er bijvoorbeeld aan wat ik kan vinden aan plaatjes. Ik maak een soort collages, ik monteer en combineer verschillende materialen.
Kleuren
Ik werk meestal op mijn kamer. Op dinsdag komt hier een aardige vrouw voor om activiteiten te doen met bewoners, daar schilder ik ook wel eens.
Heldere kleuren, daar houd ik van. Mensen reageren daar goed op. Kleur geeft ze een fijn gevoel, kleur is beter dan grijs en zwart.
Inspiratie komt overal vandaan. Ik kom toevallig een boek of tijdschrift tegen met mooie foto’s. Van Gogh is bijvoorbeeld hartstikke goed. Er is een vent op tv die schilderles geeft, een Engelsman geloof ik, met een baardje, van hem heb ik ook veel geleerd. Als ik een boom schilder, wil ik dat het op het origineel lijkt, dus op een echte boom.’