Jorrie Christofoli (52) is een geboren en getogen Amsterdammer en dat is goed aan hem te horen ook. Hij heet eigenlijk Giordano, maar vindt Jorrie beter bij hem passen. Na meer dan twintig jaar op straat woont hij nu heerlijk rustig in Betondorp.
Jorrie is geboren op Oostenburg toen dat nog een arbeidersbuurt was. ‘Het huis waar ik geboren ben, staat er nog. Moeders hingen in die tijd uit de ramen en riepen naar elkaar en hun kinderen,’ vertelt Jorrie, een grote, stoere vent met tatoeages. Op zijn armen onder meer een galg, guillotine en brandstapel, op de knokkels van zijn ene hand fuck, op de andere off! ‘Mijn moeder werkte zeven dagen per week, zij had een café en was nooit thuis, ik heb weinig omgang met haar gehad. Mijn vader heb ik nooit gezien. Op mijn twaalfde ben ik uit huis gegaan om bij een oudere vriendin te gaan wonen.
Ik zat op de horecavakschool, maar ik ging met gasten om die allemaal een auto hadden, dat vond ik wel wat. Dus heb ik een opleiding voor automonteur gedaan, via het leerlingstelsel. Twee dagen naar school en de rest werken. Veertien was ik toen. Autoschade Fritzsche heette dat bedrijf, volgens mij bestaat het nog. Ik heb al lang geen auto meer. Ik heb niet eens meer een brommer nadat ik een enorme zeiler heb gemaakt. Maar vroeger was ik er dol op. Mijn mooiste was een Jaguar Mark II, met van die grote bollen.
Geen doetje
Daarna raakte ik dakloos en dat ben ik dertig jaar geweest. Niet dat ik al die tijd op straat was. Ik kwam wel bij het Stoelenproject bijvoorbeeld. Ik deed van alles voor de kost. Ik werkte in een bordeel in de Stoofsteeg, als schoonmaker en onderhoudsman. Die meiden maakten altijd wel wat stuk. Ik heb bij de Gemeentereiniging gewerkt, op het Waterlooplein en in het oude Ajaxstadion. Op een gegeven moment ben ik het slechte pad op gegaan. Nou ja slecht, van het meeste heb ik geen spijt en voor de andere dingen die ik heb uitgevreten, heb ik moeten boeten. Bij elkaar heb ik een jaar of twaalf vastgezeten, niet ineens, in etappen. Ik was geen doetje, eerder baldadig. Ik zat ook steeds in de bajes omdat ik geen woning had. Ging ik rottigheid uithalen, gaf ik een smeris een klap, en zo had ik weer onderdak.
Rust
Sinds ik een woning heb, ben ik tot rust gekomen en ben ik niet meer met politie in aanraking geweest. Zelfs mijn karakter is veel rustiger. Ik leef veel beter nu.
Mijn eerste woning was in de Madurastraat. Vanuit de gevangenis had ik brieven naar Discus geschreven of ze me wilden helpen. Ik werd uitgenodigd op de Discusstraat en op 19 februari 2008 zijn we wezen kijken en kreeg ik de sleutel. Ik heb meteen ja gezegd natuurlijk. Het was een leuke woning met alles erop en eraan. Je krijgt een soort beginnerspakket met spullen die je nodig hebt. Ik woon nu drie jaar in Betondorp, in een benedenwoning vanwege mijn knie. Daar woekert een bacterie en daarom gaat er binnenkort een nieuwe knie in. De boel bijhouden gaat steeds lastiger met die poot. Ik ben al een paar keer van de ladder gevallen in de tuin.
Kinderen
Wat ook fijn is van een woning is dat mensen bij je op bezoek kunnen komen. Ik heb zes kinderen en drie kleinkinderen uit vier verschillende relaties. Met vier kinderen heb ik een redelijk contact, maar niet vaak. Mijn eerste vriendin heeft zelfmoord gepleegd toen onze kleine meid zes weken was. Daar begrijp ik nog altijd niks van. Het is lang geleden en alles slijt, maar ik heb het er lang moeilijk mee gehad.
Lekker naar huis gaan
Het belangrijkste is dat je gewoon je eigen plekkie hebt, waar je je terug kunt trekken, zodat je niet altijd in die hectiek zit, maar lekker naar huis kunt gaan. Je bent niet meer afhankelijk van anderen. Het is heerlijk om af en toe alleen te zijn. Ik kom elke dag buiten, ik zit genoeg tussen de mensen. Elke dag ga ik even langs mijn buurvrouw. Zij heeft een paar keer een TIA gehad, dus houd ik een beetje controle, ergens ben ik toch hulpvaardig.
Het fijne van de begeleiding is dat het niet gericht is op dingen die moeten, er worden je niet de hele tijd verplichtingen opgelegd. Ze helpen je als er wat moet gebeuren. En als je erom vraagt, gaan ze met je me naar het ziekenhuis of zo.
Lekker rustig
Ik kan me niet voorstellen dat ik weer dakloos zou worden. Dat trek ik niet meer.
Mettertijd heb ik geleerd om post gewoon open te maken en rekeningen op tijd te betalen. Vroeger had ik geen brievenbus, dus ook nooit post. Dat was ook een hele nieuwe ervaring.
Ik verveel me nooit. Een dag per week werk ik op begraafplaats de Nieuwe Ooster hiernaast, daar doe ik een beetje onderhoud.
De laatste tijd komen hier steeds meer van die yuppies, het is geen volksbuurt meer zoals vroeger, maar Betondorp is nog altijd lekker rustig. Ik blijf hier nog een hele tijd wonen als het goed gaat. Als het mis gaat trouwens ook, dan kom ik gewoon een straatje verderop te liggen.’