De Verenigde Naties hebben 20 juni uitgeroepen tot Wereldvluchtelingendag. Omdat HVO-Querido al geruime tijd ongedocumenteerden en uitgeprocedeerde asielzoekers opvangt, willen we hier graag aandacht aan besteden om aandacht te vragen voor de problematiek van vluchtelingen.
We doen dit door één van onze ongeveer 350 bewoners uit deze doelgroep aan het woord te laten: Abdullah Mansur, die momenteel in onze bed, bad en broodvoorziening (BBB) de Walborg in Buitenveldert woont.
Rohingya
Abdullah komt uit een klein dorpje in Arakan (of Rakhine), een kustregio in het zuidwesten van Myanmar, voorheen Birma. Dit land staat momenteel op de trieste vierde plaats van staten waar de meeste vluchtelingen vandaan komen. Abdullah groeit op als enig kind in een arm gezin. Zijn vader was een kleine handelaar in groente. Abdullah behoort tot de etnische groep van de Rohingya en is islamitisch, een onderdrukte minderheid in het grotendeels boeddhistische land.
‘Bij ons in het dorp was helemaal niks,’ vertelt Abdullah die opvallend goed Nederlands spreekt. ‘Er was geen gemeentehuis, geen burgerlijke administratie, niemand werd ingeschreven bij geboorte, daar heb ik nu nog altijd last van. Ik denk dat ik ongeveer uit 1981 ben, maar ik weet het niet zeker. Niemand in ons dorp ging naar school. Ik ben als kind nooit op school geweest, ik heb alleen de koran leren lezen.
De overheid dat waren de militairen en die waren streng. Zelfs als je van het ene naar het andere dorp wilde gaan, moest je eerst toestemming vragen aan de militairen.
Gevlucht
Ik heb nooit iets willen worden als kind. Niet omdat ik dat niet wilde, maar ik dacht er nooit over na, wij kregen geen kans om over de toekomst na te denken. Ons leven was een beetje moeilijk. Het was altijd onzeker: wanneer komt de volgend aanval van de regering. Wij waren altijd bang. Ik zag altijd veel verbrande huizen. Toen vielen militairen ons dorp aan, verbrandden heel veel van onze huizen en zeiden: jullie moeten weg. Mijn vader, die al eerder een keer was opgepakt door de militairen, werd vermoord. Met mijn oom en andere mensen uit ons dorp vluchtte ik naar Teknaf, net over de grens in Bangladesh.
Droom
Het was lastig, want ik sprak geen Engels. Wij waren niet echt welkom. De regering van Bangladesh joeg ons alleen maar niet weg omdat de Verenigde Naties zeiden dat ze dat niet moesten doen. Wij hadden geen onderdak, niks. We hebben zelf hutjes gemaakt met bladeren. We kregen een beetje eten van de mensen van Bangladesh, niet van de regering. Toen overleed mijn oom en moest ik werk zoeken. Ik ben toen visser geworden, met een bootje op zee. Best zwaar werk, want wij hadden geen bescherming tegen de golven of de zon. Mooi weer, slecht weer, wij moesten het doen. Wij vingen hele kleine garnaaltjes, dat was toen dure vis. Later heb ik allerlei ander werk gedaan in Bangladesh, zoals in Cox’s Bazar, dat is aan het strand, daar komen ook toeristen. Ik heb ook regelmatig op het politiebureau vast gezeten. Met een paar Bengaalse vrienden praatten wij over naar het buitenland gaan, naar Europa of naar het Midden Oosten, een beter leven, dat was onze droom.
Mensensmokkelaars
Later had ik in een grotere stad met een vriend samen een handel in onderdelen van vrachtauto’s. Wij importeerden die uit China, knapten ze op en verkochten ze weer in Bangladesh. Dat hebben we een jaar of vijf gedaan. Hard gewerkt, veel geld verdiend, alleen met het doel om weg te kunnen gaan. Wij wilden per se niet via India en Afghanistan, want wij hadden hele slechte verhalen gehoord over de Turkse politie. Als ze je pakken, ben je er geweest. Wij wilden daarom liever per schip. Mijn vriend heeft via mensensmokkelaars een plek voor ons geregeld op een groot schip. Dat kostte ongeveer 3000 euro per persoon. Er is veel corruptie in Bangladesh. Wij waren met zeven mensen in een klein kamertje op dat schip. We vertrokken uit de haven van Chittagong. Naar Europa! Wij wisten niet precies waarheen. Wij zagen niks, wij wisten niet waar we waren. Er waren altijd heel veel harde geluiden van de motoren. Na anderhalf, twee maanden kwamen we in een grote haven, ik weet niet waar, België of Nederland en de smokkelaars hielpen ons uit de haven. Na een paar uur in de auto kwam ik in Ter Apel. Het was 2004 en echt koud, ik kon met mijn handen niet eens goed mijn bekertje koffie vasthouden.
Moedertaal
Toen heb ik voor het eerst asiel aangevraagd, dat is nu vijftien jaar geleden. Ik heb veel interviews gedaan. Waar kom jij vandaan? Dat willen ze weten. Ze geloofden mij wel en mijn verhaal klopte, maar ze moeten bewijs hebben. Mijn aanvraag werd afgewezen. Ik heb toen een tijd gewerkt in een restaurant van een Pakistaan in Roosendaal, een hele aardige man, hij heeft veel voor mij gedaan.
Ik ben toen in Gilze Rijen drie jaar op school geweest bij het MST, het Missionair Servicecentrum Tilburg, daar heb ik Nederlands geleerd. Ik wilde gewoon met andere mensen kunnen praten zonder tolk. Ik ben nu hier, dan wil ik ook de taal spreken. Voor mij is Nederlands nu mijn moedertaal.
Pech
Maar bij een controle van de Arbeidsinspectie ben ik opgepakt. Toen heb ik vier maanden in vreemdelingenbewaring gezeten in Dordrecht op een boot, weer op een boot. Toen ik vrijkwam, ging ik weer naar de eigenaar van het restaurant. Wat moet ik doen? Hij wilde mij helpen en zou een paspoort voor me regelen en werk in Portugal. Dat Pakistaanse paspoort had wel mijn foto, maar niet mijn naam, het was een fake. In Portugal heb ik bij een boer gewerkt, appels plukken. Na een tijdje wilde ik een verblijfsvergunning aanvragen, toen moest ik mijn papieren inleveren bij de gemeente en kort daarna werd ik opgepakt en kreeg ik te horen dat ik Portugal binnen 24 uur moest verlaten, anders zou ik minstens een jaar de cel in gaan. Ik had gewoon pech, want de andere jongens met wie ik naar Portugal was gegaan is het allemaal wel gelukt.
Europese afspraken
Ik heb toen geprobeerd om in België asiel aan te vragen. Ik kende daar niemand. Er was geen opvang, ik heb een paar weken op station Brussel Noord geslapen. Wij kunnen niets doen, zei België, de opvang zit helemaal vol. Na ongeveer een maand kwam er een plaats vrij in de opvang in Brugge, een mooi oud stadje. Een maand later had ik mij interview maar toen bleek dat mijn eerste vingerafdruk in Nederland was geweest en dat ik daarom terug moest naar Nederland. Dat heet de Dublin-claim, dat is de Europese wet. Het eerste land waar je Europa binnenkomt, is verantwoordelijk voor de behandeling van je asielaanvraag. Toen heb in drie weken in Antwerpen in vreemdelingenbewaring gezeten voor ik werd overgedragen aan de Nederlandse Vreemdelingenpolitie. Toen heb ik vier maanden in Zaandam in vreemdelingenbewaring gezeten, ook weer op een boot. Het klinkt misschien aardig, vreemdelingenbewaring, maar het is een soort gevangenis.
Buiten schuld
Toen ben ik weer naar de eigenaar van het restaurant gegaan, echt een goed mens, en heb daar een beetje gewerkt. Ik heb toen mijn asielprocedure opnieuw opgestart en opnieuw alles geprobeerd. Ik heb de ambassades van Myanmar en Bangladesh geschreven. Ik heb geprobeerd om bewijs te halen, maar een geboorteakte is er niet. Daarom heb ik toen een verblijfsvergunning ‘buiten schuld’ aangevraagd, maar niet gekregen. Myanmar zegt: hij is van Bangladesh en Bangladesh zegt: hij is van Myanmar.
De liefde
En toen ontmoette ik mijn vriendin. Zij kwam uit Polen en werkte ook in een restaurant. Na veel discussies zijn we in februari 2015 naar Polen gegaan, eerst naar Katowice. Later naar Warschau want daar was meer werk, zo is het in alle landen, in grote steden is meer werk. In Warschau werkte ik in een kebab house. Dat was best zwaar, want Poolse mannen zijn een beetje raar. Als ze wakker worden, beginnen ze al met wodka en bier. Ze praten niet gewoon, ze schreeuwen, en ze zijn heel snel boos. De Poolse vrouwen zijn heel anders, die zijn lief. Poolse en Oekraïense vrouwen zijn bovendien de mooiste van Europa. In Polen ben ik ook een paar keer opgepakt als vreemdeling. Maar Polen is ook corrupt. Mijn vriendin ging dan met geld baar het politiebureau en dan was ik een paar uur later weer vrij. In Polen heb ik ook geprobeerd om een verblijfsvergunning te krijgen, maar ik ben ermee gestopt, het lukte niet, er was daar voor mij geen toekomst. Ik heb het uitgemaakt met mijn vriendin. Met een vergunning zou ik alles kunnen doen, nu kon ik niks.
Wat nu?
Zo kwam ik in 2016 weer in Ter Apel en heb ik voor de vierde keer asiel aangevraagd. Het werd meteen afgewezen. Een moeilijke situatie. Toen ben ik naar een vriend van mij in Den Haag gegaan, hij is ook een Rohingya uit Myanmar. We zijn altijd in contact gebleven. Maar hij heeft een gezin, dus daar kon ik niet blijven. Via de restauranteigenaar ben ik toen via een vriend van hem in Antwerpen bij een restaurant terechtgekomen, zo had ik werk en een verblijfplaats. België is makkelijker dan Nederland als illegaal. Hard werken, ’s morgens heel vroeg alle schoonmaken. In de tussentijd probeerde ik via Vluchtelingenwerk in Bergen op Zoom mijn procedure weer op te starten. Opnieuw heb ik brieven geschreven naar de ambassades van Myanmar en Bangladesh, maar ik kreeg niet eens antwoord, helemaal niks. Ik ben ook bij de ambassades geweest, die van Myanmar is in Brussel, die van Bangladesh in Den Haag, maar ook niks. Wat nu? Ik had alles gedaan, alles geprobeerd.
Ziek
Toen zei mijn Pakistaanse vriend van het restaurant: probeer het in Frankrijk, daar zijn de regels een beetje anders. De reis naar Frankrijk was heel makkelijk, er zijn geen grenscontroles. Maar daarna was het minder makkelijk. Er was geen opvang. Je krijgt daar geen opvang, je moet eerst een adres opgeven. Maar dat had ik niet. De communicatie is moeilijk. In heel Europa spreken ze een beetje Engels, maar in Frankrijk kunnen of willen ze dat niet. Toen heb ik drie, vier weken op straat geslapen in een buitenwijk van Parijs. Koud, geen douche, geen wc, niet je tanden poetsen. De hele dag lopen, ik ben ziek geworden. Toen ben ik samen met een Somaliër naar Luxemburg gegaan, wij wisten niks van dat land. We hebben er asiel aangevraagd en kregen daar gelukkig wel opvang. Na twee maanden heeft de immigratiedienst daar mij overgedragen aan de immigratiedienst van Nederland. En zo kwam ik in 2018 voor de derde keer in vreemdelingenbewaring, in Rotterdam dit keer en niet op een boot. Dit was een groot centrum, veel beter dan de vorige. Ik was blij dat ik daar was, want ik had geen andere plek om naartoe te gaan.
Amsterdam
Ik heb altijd meegewerkt aan elk onderzoek van de IND en de Dienst Terugkeer en Vertrek. Ik heb steeds gedaan wat zijn wilden. Ik wil gewoon graag een bewijs van Myanmar of van Bangladesh. Mij antwoorden zij niet maar de IND wel. En de IND zegt ook: wij krijgen antwoord, jij niet. Maar het gaat over mij.
In november 2018 kwam ik vrij en toen heb ik woonruimte gehuurd in Den Haag en ging ik bij een Surinaams bedrijf werken. Pas toen hoorde ik voor het eerst van de BBB. Dus toen ben ik naar Amsterdam gegaan en heb ik mij gemeld bij het Vreemdelingenloket. Ik wist niks van Amsterdam, ik was er wel eens op bezoek geweest, meer niet. Het is behoorlijk druk, heel anders dan Brabant.
Mijn toekomst
Vanaf april dit jaar woon ik in de Walborg. Ik wist er niks van, maar het is echt super tof. Nu ga ik via het ASKV voor de zesde keer mijn procedure opnieuw proberen te starten, ik wacht nu op een advocaat die mij wordt toegewezen.
Ik doe mijn best, ik werk netjes mee met alles en iedereen, ik doe mijn best. Het is voor mijn leven, voor mijn toekomst. Nu heb ik weer een klein beetje hoop.’