Onze collega Nathalie Doganay is een doorzetter, een stoere jonge vrouw die niet van klagen houdt. ‘Volgens de Participatiewet moeten er voor iedereen banen worden gecreëerd, ook voor mensen in de Wajong. Er wordt veel geklaagd dat dit niet voldoende lukt. Ik ben aangenomen, mét mijn handicap, in een ambulante functie. Daarom wil ik graag laten zien dat HVO-Querido wél iets doet aan de participatie van mensen met een lichamelijke handicap.’
Nathalie Doganay (1989) werkt 32 uur per week als persoonlijk begeleider bij het Ambulant team Psychosociaal van HVO-Querido. Ze begeleidt nu acht volwassen cliënten, dat worden er binnenkort meer. Ze woont in Haarlem en is geboren in Amsterdam, waar ze, in Nieuw-West, ook opgroeide. Haar ouders vluchtten in 1980 als orthodoxe christenen uit Syrië.
‘Mijn ouders zijn goed geïntegreerd in de samenleving,’ vertelt Nathalie Daganay, ‘ze spreken Nederlands, mijn vader heeft altijd zes dagen per week gewerkt, ze komen buiten, ze hebben veel contact met de buurt. Kortom, het zijn normale, sociale mensen. Ze zijn naar Nederland gekomen omdat het in Syrië niet veilig meer was, hun dorp werd aangevallen, zij waren hun leven niet zeker.
Uitdagingen
Als klein kind wilde ik eerst graag wiskundelerares worden. Niet dat ik nou zo goed ben in wiskunde, maar ik houd heel erg van uitdagingen. Als het mijn sterkste vak was geweest, had ik vast ergens anders les in willen geven. Ik zou niet graag iets makkelijks doen. Als je een complexe som hebt opgelost, dan is dat een fantastisch gevoel.
Lerares wilde ik graag worden omdat ik mijn eigen leraren zo goed en sympathiek vond. Ik ben geboren met een open rug, spina bifida heet het officieel, en daarom volgde ik speciaal onderwijs bij Heliomare. Wat die mensen daar deden, dat wilde ik ook. Een steentje bijdragen aan de toekomst van andere mensen.
Zelfstandig
Daarom is de hulpverlening voor mij een droom die is uitgekomen. Tijdens mijn opleiding heb ik stage gelopen met verschillende doelgroepen, onder andere bij MEE en met vluchtelingen, en de mensen voor wie ik nu werk spreken mij heel erg aan. Ze wonen zelfstandig en ik ga op huisbezoek. Ze kunnen al heel veel, maar ze hebben nog een steuntje in de rug nodig. Het doel is dat ze zo zelfstandig worden dat ze geen professionele hulp meer nodig hebben. Dat is mooi om te zien.
Contact maken
Dit ambulante werk en deze doelgroep zijn voor mij een bewuste keuze. Dus wil ik zoveel mogelijk “gewoon” doen wat mijn collega’s ook doen. Als je in Amsterdam bij onze cliënten op huisbezoek gaat, dan kom je nou eenmaal ook op driehoog. Zolang er een trapleuning is kan ik het aan. Lastig is het wel, onmogelijk niet. Ik ben wel gehandicapt, maar niet beperkt. Je bent meer dan je handicap. Ik wil eruit halen wat erin zit, ik maak mijn eigen keuzes.
Die houding het ik deels te danken aan mijn opvoeding. Mijn vader was waakzaam en voorzichtig, terwijl mijn moeder altijd vond dat ik nog wel een stapje verder kon doen. Dat is een mooie balans.
Levenservaring
Mijn klanten reageren heel respectvol op mijn handicap. De meesten zeiden in het begin: ik kom wel naar kantoor. Goed bedoeld om mij de tocht te besparen, maar zo werkt het niet. Als je mensen thuis spreekt, zie je meteen hoe ze erbij zitten en praten ze veel makkelijker. Zo maak je makkelijker contact en snel tot een goed gesprek kunnen komen is essentieel ik mijn werk. We hebben allemaal een verleden. Mensen vertellen mij er heel makkelijk over. Vaak zijn het bijzondere en mooie verhalen, ook over periodes uit hun leven dat het minder goed met ze ging. Je krijgt enorm veel levenservaring te horen, dat is een van de redenen waarom dit zulk mooi werk is.
Geaccepteerd
Als je in een rolstoel zit, helpen mensen je vaak zonder te vragen. Dat is meestal goedbedoeld, maar toch meestal onbewust een vooroordeel. Ze gaan er immers vanuit dat ik iets niet kan. Ik ga daar verschillend mee om. Soms doe ik niks en laat ik het gaan, als ik chagrijnig ben maak ik soms een lelijke opmerking en als het goed is reageer ik gewoon en leg ik het uit. Het is belangrijk om contact te maken met mensen.
Op mijn werk ben ik zo open mogelijk over mijn handicap. Ik heb verteld wat ik wel en wat ik niet kan. Ze beschouwen mij als een volwaardige collega en ze hebben veel geduld met mij. Wat ik heel fijn vind: op de trap sjokken ze gewoon rustig achter mij aan. Ze nemen niet even snel een andere trap. Het is maar een klein dingetje, maar daardoor voel ik me geaccepteerd.
Lastig en makkelijk
Van alle leefgebieden die je met cliënten behandelt, vind ik een actieve verslaving de grootste uitdaging. Dan functioneert iemand goed, heeft een dagbesteding, noem maar op, maar vindt het niet nodig om af te kicken. Ik respecteer dat natuurlijk wel, maar ik vind het soms lastig, gewoon omdat het niet gezond is.
Daarentegen vind ik het nooit moeilijk om over iemands psychisch functioneren te praten, dat gaat me makkelijk af. Contact maken is mijn tweede natuur.
Ontwikkeling
Een goede hulpverlener staat naast de cliënt, luistert en sluit daarbij aan. Vanuit die gelijkwaardigheid zie je bovendien goed wat de cliënt nodig heeft. Ook als die dat nog niet inziet. Het moet niet te zakelijk en formeel worden.
Van mij mogen alle emoties er zijn, ook woede. Ik luister wel. Als hulpverlener moet je je kwetsbaar durven opstellen. Het is mooi om te zien als mensen hun gedrag veranderen waardoor ze stapje voor stapje bereiken wat ze willen. Die vaak kleine ontwikkelingen, daar doe je het voor.
Cliënten probeer ik ook te leren dat ze soms de stap moeten durven nemen. Dat ze niet bang moeten zijn om te vallen. Ik spreek uit ervaring, ik ben al heel vaak gevallen. Dan sta je gewoon op en ga je weer verder.
Toekomst
Mensen klagen en zeuren veel te veel. De overheid doet niet dit, werkgevers doen niet dat, het is nooit goed. We kunnen heel snel benoemen wat er mis is. Ik kijk liever naar wat er wel lukt, wat wel goed gaat. Mensen moeten minder klagen en meer doen. Een beetje zelfreflectie.
Je moet ook altijd iets te dromen houden. Zo wil ik in de toekomst eerwraakdeskundige worden, dat vind ik echt heel fascinerend.’