Bij Noordzijde woont mevrouw Wilma Koning (Zeist, 1955) met haar kat Rooie. Hiervoor woonde zij ook al bij HVO-Querido: bij Vrijburg en bij Straetenburgh.
Wilma Koning: ‘Ik heb ook nog een grijze, Tommie, dat is een logé, die is eigenlijk niet van mij, maar ik verzorg hem wel. Ik behandel ze even goed. Die rooie is van mij. Ik noem hem gewoon Rooie. In zijn paspoort staat Lars, een beetje Scandinavisch, maar dat vind ik geen naam voor een kat. Ik heb hem nu ruim twee jaar, ik kreeg hem op de dag van de lente, 21 maart. Hij heeft een leven als een luis. In het begin was de grijze een beetje brutaal en was het wel eens water en vuur maar nu adoreert ie de rooie. Die grijze werd niet goed verzorgd, die had een gitaarmodel, helemaal ingevallen en verwaarloosd. Nu ziet ie er weer goed uit, daar heb ik van de buren ook een compliment over gekregen.
Blindganger
Wij hebben vroeger altijd beesten gehad, ik weet niet beter. Wij hadden thuis altijd katten en honden. Eerst had mijn zus een kat, maar die zorgde er niet voor. Ik wel en toen werd het mijn kat. Ik was vier. Vanaf die tijd heb ik altijd voor dieren gezorgd. Honden, konijnen, kanaries, in zo’n mooie grote volière, want in zo’n kooi, dat is geen leven voor zo’n beest en katten. Ik houd het meest van katten: driekleuren, cyperse, Perzen, Siamezen. Die rooie is half siamees, hals Europese korthaar.
Knoken
In Straetenburgh heb ik heel lang een kat gehad, in Vrijburg ook. Ik was er een keer een kat kwijt, ik was in alle staten, overal flyers opgehangen. Toen die kat terugkwam leek het wel een zak met knoken. Als ik fluit dan komen ze, dat heb ik altijd met katten zo gedaan. Ik houd van grote, stevige katten. Die rooie van mij is zo groot als een blindganger en weegt wel zeven kilo, die moet je echt met twee handen oppakken. Zo’n dun scharminkel vind ik maar niks. Als ie gaat jagen, gaat het er wel weer af.
Terug
Het kost me per week 15 tot 20 euro aan kattenvoer. Ik geef drie soorten droge brokjes, naast blik en vis. Ik werk twee keer per week bij de veegploeg en van dat geld koop ik iets extra’s voor ze. En dan voer ik nog een egel en de vogels hier in de tuin, het lijkt wel een kinderboerderij. Mensen zeggen zo makkelijk: O Wilma, ik zou ook wel zo’n kat willen, maar dan zeg ik: je moet eerst maar eens zien dat je 15 euro per week kunt missen. De dierenarts, daar spaar ik voor, daar ben ik voor verzekerd. Het kan altijd dat je een keer naar de veeartsenijschool in Utrecht moet met beesten, daar ben ik gelukkig voor verzekerd.
Onvoorwaardelijk
Katten, ik krijg er veel meer voor terug dan dat ik een pakje coke neem. Het is onvoorwaardelijk. Ik heb gewoon katten nodig. Ik heb er veel plezier van. Ik kan niet van ze afblijven, ik moet ze altijd even kroelen. Ze komen bij je liggen, soms zit er een hele deuk in het kussen, ze strijken langs je benen.
Mee
Soms vang ik wel eens een teek bij ze, maar als ik de afgelopen twee jaar drie vlooien heb weggehaald, is het veel. Fel licht en optillen daar houden ze niet zo van, maar ik kan ze natuurlijk wel optillen. Die rooie heeft me een vacht, die gaat ook bij min tien nog naar buiten. Sneeuw vindt ie leuk, hij snapt niet dat het smelt op zijn vacht. Het is een echte buitenkat. Als ik op mezelf ga wonen gaan die katten natuurlijk mee, als ik niet ergens op de begane grond terecht kom, dan hoeft het van mij niet.’