‘Vaalmuiden ligt diep weggestopt in het Westelijk Havengebied. Richting noord zie je nog net de zeeschepen, westwaarts de weidsheid van de polder. De zonsondergangen zijn hier geweldig. Dan is het net het paradijs.’
Zomaar wat citaten van Parool-journalist Frans Kotterer. En Het Parool is niet de enige krant geweest die in 1997 grote belangstelling heeft getoond voor Vaalmuiden. Zonder overdrijving kan worden gesteld dat het experiment Vaalmuiden zich van alle HVO-projecten mag verheugen in de grootste aandacht van de media. Wat is Vaalmuiden? Wie wonen er? En welke rol speelt HVO hierin?
Nomaden
Voorheen lag het terrein voor stadsnomaden letterlijk aan de rand van Amsterdam, namelijk op de stadsgrens. Door de inlijving van Ruigoord is deze grens een behoorlijk stuk in westelijke richting opgeschoven. Vaalmuiden is een zogeheten sloap (space left over before or after planning), een stuk braakliggend land dat wacht op planologische invulling. Totdat een geschikte bestemming is gevonden, wordt het terrein gebruikt voor de huisvesting van stedelijke nomaden. Vaalmuiden heeft dertig standplaatsen voor 45 bewoners. Het terrein wordt omgeven door een begroeide dijk en biedt binnen deze beschutting een bonte aanblik: woonwagens, caravans, oude bussen, fraaie oldtimers en originele eigen bouwsels staan er kriskras door elkaar. De bewoners van Vaalmuiden bestaan uit een even gevarieerde groep mensen: alleenstaanden, samenwonenden en gezinnen met kinderen. Nederlanders en buitenlanders. Druggebruikers en alcoholisten en mensen die gewoon een goede baan hebben. Wat hen bindt is de keuze voor een nomadisch bestaan, ze willen niet in een gewoon huis wonen zoals het overgrote deel van de Nederlandse bevolking.
Vrijstaat
Glen Heyer, die namens HVO het beheer voert over Vaalmuiden, schetst een profiel van zijn bewoners: ‘Eerst waren de stadsnomaden verspreid over de hele stad: onder meer op het KNSM-eiland, de Amerikahaven, de Australiëhaven, achter Artis en aan de Gevleweg. Dat waren aanvankelijk voornamelijk idealisten, mensen die niet in een keurslijf wilden of bijvoorbeeld juist terug naar de natuur.’
Hans Huijssoon, die het project vanuit de gemeente begeleidt: ‘Mijn bemoeienis is ontstaan in de tijd dat ik bij het – inmiddels opgeheven – bureau bestuurscontacten werkte, daar heb je veel te maken met nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen. Met een beetje goede wil kun je een ongebruikelijke woonvorm zoals Vaalmuiden daar toe rekenen.
De engel van Amsterdam
Vanuit de gemeente is de nota ‘Gaan en staan waar je wilt’ van mevrouw Van der Stoel en mevrouw Varma het uitgangspunt van het beleid rond de stadsnomaden geweest. Daarin zijn de contouren van een principiële woonvormkeuze geschetst. Voor een goed beeld van deze unieke groep mensen moet je De engel van Amsterdam van Geert Mak lezen, dat geeft een levendige en vrij accurate impressie van de sociale rafelranden en het nomadische stadsbestaan. Wij noemen deze mensen nu stadsnomaden – er is ook even sprake geweest van “nieuwe woonwagenbewoners” maar dat wringt weer met het wettelijk voor die laatste groep geldende afstammingsbeginsel. Vandaar stadsnomaden, toch min of meer een geuzennaam, dunkt me.
Anarchie
De eerste vormen van dergelijke samenscholingen namen echter al snel steeds anarchistischer en uitbundiger vormen aan, de beheersbaarheid was volledig zoek en zowel bewoners als bezoekers beschouwden hun plek als een soort vrijstaat. Dat leidde tot verstoringen van de openbare orde, milieuvervuiling, noem maar op. Je kunt de terreinen echter wel sluiten, maar de mensen gaan natuurlijk niet in rook op. HVO heeft toen de wensen van de nomaden geïnventariseerd en aan de hand van de uitkomsten heeft de gemeente een andere faciliteit aangeboden: Vaalmuiden’.
Dorpje
Het experiment Vaalmuiden is in opdracht van de gemeente in 1997 geëvalueerd door het Amsterdams Steunpunt Wonen. De uitkomst van deze toetsing is enigszins tweeslachtig. De meeste stadsnomaden zijn redelijk tevreden met hun bestaan op de sloap. Zij kunnen het leven leiden dat ze willen en hebben, na voortdurende onzekerheid over hun standplaats, nu een plek waar ze zich thuis voelen. Aan de andere kant trekt het terrein ook randverschijnselen aan die leiden tot overlast. Volgens Huijssoon komt dit deels door de huidige grootte: ‘Je moet het terrein beschouwen als een klein dorpje en er zijn nu net iets teveel en te veel verschillende mensen om voldoende sociale cohesie te doen ontstaan. Er moet bij de bewoners een adequaat zelfregulerend vermogen tot stand komen, dat verloopt nu nog moeizaam. Dat is deels het gevolg van de huidige samenstelling’.
Synthese
De populatie kan momenteel grofweg worden onderverdeeld in drie groepen: ten eerste mensen die zich verbonden voelen met de Amsterdamse samenleving, maar zich niet thuis voelen in de strak gereglementeerde stedelijke wooncultuur. Daarnaast is er een groep die uit maatschappelijk onvermogen niet in staat is tot een ‘normale’ levenswijze en derhalve is aangewezen op opvang, en tenslotte een aantal zogeheten euronomaden. Volgens Heyer bestaan de euronomaden, de groep die overlast veroorzaakt, vooral uit Engelsen die Vaalmuiden in de zomer als gratis camping gebruiken en ’s winters in het zuiden van Europa verblijven. ‘Daar schieten we niks mee op, we moeten ook oppassen niet het vuilnisvat van de stad te worden. Ik heb meegemaakt dat woningbouwverenigingen hun meest onhandelbare bewoners zonder overleg naar Vaalmuiden sturen met de mededeling “ga daar maar wonen” en dat geldt ook voor een aantal krakersspreekuren en andere zogenaamde hulpverleners.
Positief
We hebben juist mensen nodig met een positieve instelling die gezamenlijk iets van Vaalmuiden willen maken. Een dergelijke organische synthese geeft dan meteen ruimte om de wat zwakkere broeders en zusters op te vangen. Want het is een misvatting om te denken dat stadsnomaden mensen zijn die met niets of niemand te maken willen hebben. Er heerst tussen de bewoners onderling doorgaans een ontspannen en hulpvaardige sfeer. Door de bemoeienis van HVO kan ik de mensen die hulp nodig hebben meer bieden. Ik neem bijvoorbeeld soms een arts van de GGD mee naar Vaalmuiden, of ik begeleid een bewoner naar ons Dienstencentrum voor medische zorg’.
Evenwicht
Thijs van de Berg van het gemeentelijk grondbedrijf is ook vanaf de oprichting sterk bij Vaalmuiden betrokken. ‘Het gaat erom een evenwicht te bereiken tussen de wensen van bewoners en van omwonenden. Dat is niet altijd gemakkelijk, maar het lukt ons steeds beter. We hebben daarbij vooral te maken met het Hoogheemraadschap en met de industrievereniging. Het is niet meer dan logisch dat het nabij gelegen gemaal geen overlast voor de deur wil. Neem nou die Euronomaden, tegen die overlast moet je gerichte maatregelen nemen waardoor er voor die lui geen eer meer aan valt te behalen. Je moet ongewenste aanloop ontmoedigen en minimaliseren. Dus plaatsen we een serieus hek of een aarden wal. Het is ook een kwestie van geven en nemen. De Dienst Ruimtelijke Ordening en het Grondbedrijf stellen hoge eisen aan bedrijven die zich in de regio vestigen. Als die bedrijven dan de zogeheten visuele overlast willen beperken, verhogen we toch gewoon de wal om het terrein en planten er een heg op?’.
Hollywood
Splitsing
Huijssoon stelt dat hulpverlening aanvankelijk niet aan de orde is geweest. ‘In eerste instantie was er voor HVO alleen een rol als beheerder weggelegd. Zorg is individueel en daarbij maakt het niet uit of iemand domweg gelukkig in de Dapperstraat woont of op Vaalmuiden. Inmiddels is door de praktijkervaringen een nuancering van dit standpunt aan de orde. Er zal een splitsing komen tussen enerzijds mensen die in eigen beheer op kleinschaliger terreinen gaan wonen en anderzijds een groep die is aangewezen op maatschappelijke opvang. De laatste categorie bestaat uit mensen die zich noch zelfstandig, noch binnen der bestaande intramurale opvang kan handhaven. HVO heeft hier – heel handig – de term maatschappelijke opvang op wielen voor bedacht.’
Romantiek
Volgens Huijssoon is de vrij massale en doorgaans positieve aandacht die de media aan het fenomeen Vaalmuiden besteedt voor een groot deel te verklaren uit een romantisch levensgevoel. ‘Het Parool bijvoorbeeld heeft het over “Paradijs Vaalmuiden” en geeft haar lezers gevoelige sfeertekeningen van het leven op het terrein. Kijk, als je in jouw flat of doorzonwoning zit te tobben over het werk en de hypotheek appelleert zo’n afwijkende manier van wonen natuurlijk sterk aan de fantasie. Een nomadisch bestaan lijkt dan al snel pure romantiek, zoiets als zigeuners in Hollywoodfilms met violen en witte paarden’.
(HVO-Querido, jaarverslag 1997)