Ger Willems (1938) heeft zijn leven lang met veel plezier gewerkt als graficus. Hij heeft deze oude liefde nog niet los gelaten. Zeker niet nu hij een trouw bezoeker is van het Vestzak, het activiteitencentrum voor ouderen van HVO-Querido in Amsterdam Zuidoost.
Ger Willems: ‘Ik ben geboren en getogen in de Indische buurt in Amsterdam Oost, de Javastraat om precies te zijn. Dat was in mijn jeugd een hele andere straat dan nu. Het is een hele tijd niks geweest, een paar kleine Turkse groenteboeren en heel veel vervallen en dichtgespijkerde panden. De laatste jaren is wel weer een mooie en bloeiende straat aan het worden.
Ik heb een paar jaar op het platteland gewoond, in West Friesland, maar de rest van mij leven in de stad. Nu woon ik in de Watergraafsmeer, dat is eigenlijk vlak bij waar ik ben opgegroeid.
Ambachtsman
Mijn vader was meubelmaker, mijn moeder huisvrouw. Ik heb een broer en een zus, die leven allebei gelukkig nog. Ik zat op de achtste Montessorischool, die zat toen op de Zeeburgerdijk, en ging daarna naar de Grafische School aan de Dintelstraat.
Jarenlang heb ik toen op de studio van verschillende drukkerijen gewerkt. Pas na een hele tijd durfde ik de stap te maken om voor mezelf te beginnen als freelancer. Ik werkte heel veel voor Ton Steinbach, die had een grafisch bureau in de Turnerstraat in de Stadionbuurt, Final Art, heette dat. Daar heb ik vele jaren met succes aan bijgedragen, mag ik wel zeggen. Wij werkten onder meer voor Bols, de bekende drankenproducent. Als je werk eenmaal in roulatie komt, zie je regelmatig artwork van jezelf terug op straat en in tijdschriften. Dat is best leuk.
Combinatie
Het ging in mijn vak om de combinatie van creativiteit en inlevingsvermogen, je moest haarfijn aanvoelen wat de klant wilde en het zou me niet verbazen als dat nog zo was.
Ik heb mezelf altijd beschouwd als ambachtsman. Ik was graficus op de traditionele manier, toen de computer ook in ons werk steeds meer in zwang kwam, ben ik afgehaakt. Dat was niks voor mij, dat is voor een volgende generatie. Toen heb ik nog heel even een uitkering gehad van de grafische bond en korte tijd later ben ik met pensioen gegaan.
Aangename sfeer
Daarna heb ik een tijdje een moeilijke periode gehad, psychisch. Ik heb een poosje in een kliniek gezeten en was met therapie en de juiste medicijnen weer een beetje opgeknapt, toen mijn spv-er (sociaal psychtiatrisch verpleegkundige) opperde dat het goed zou zijn als ik overdag iets om handen had. Toe zijn we er samen voor gaan zitten en kwam het Vestzak eruit. Ik kom hier nu alweer ruim twee jaar drie dagen per week en het bevalt me uitstekend. Er heerst een hele goede en aangename sfeer hier.
Ik word gehaald en gebracht met een busje van Connexxion, dat is een soort taxi, en dat is een goede service.
Je kunt hier bij het Vestzak van alles doen. We hebben hier bijvoorbeeld kruidenplantjes, die worden gebruikt bij de gezamenlijke maaltijden, en die houd ik een beetje bij, ik heb best wel groene vingers, heb ik gemerkt. Verder doen we samen spelletjes, zoals sjoelen en bingo, maar tekenen doe ik het liefst.
Concentratie
Dat tekenen heb ik van mijn vader, die schilderde in zijn vrije tijd met olieverf. Thuis heb ik nog een schilderij van zijn hand, dat stelt een boerenechtpaar voor, wandelend over de bloeiende heide, een herfstlandschapje, echt heel goed getroffen. Zelf houd ik het liever bij potloden en stiften, die vind ik makkelijker te hanteren dan kwasten en verf.
Och, inspiratie is zo’n groot woord. Er komt gewoon wat in je op, je begint ergens en van het een komt dan haast vanzelf het ander. Vormen en kleuren roepen elkaar nu eenmaal op. Het komt bij mij allemaal uit het blote hoofd.
Het grappige is dat ik thuis nooit teken, daar kan ik er in mijn eentje de rust niet voor vinden. Hier is het soms best druk en kan ik me juist makkelijk helemaal isoleren en concentreren als ik zit te tekenen.
Mijn favoriete kunstenaar is Van Gogh, zijn werk is echt groots en zo vol leven, dat stijgt boven alles uit. Als graficus houd ik natuurlijk van Escher. De kunst die in het Rijksmuseum hangt, vind ik ontzettend knap, ik zou willen dat ik ook zoveel techniek en kunde had, maar ik heb meer affiniteit met de collecties van het Stedelijk Museum en het Cobra Museum in Amstelveen.
Gedaanteverwisselingen
Qua onderwerpen houd ik van kleine en grote dingen uit het dagelijkse leven. Net als Escher vind ik metamorfosen boeiend, dingen die veranderen in een volgend stadium, zo kun je de schijnbare werkelijkheid makkelijk naar je hand zetten, zoals een appel die wordt aangevreten door een rups en daarmee niet verdwijnt maar verandert. Ook hetzelfde beeld uit meerdere oogpunten gezien, vind ik een interessant gegeven. Ik heb bijvoorbeeld een rijtje typisch Amsterdamse huisjes gemaakt en dan hetzelfde nog eens als reflectie in een oog.
Soms weet ik zelf niet waar een bepaalde voorstelling vandaan komt. Zo heb ik een tekening gemaakt van een koor van doden die ’s nachts komen spoken, die doden komen letterlijk tevoorschijn uit het plaveisel. Terwijl ik doorgaans een blijmoedig en opgewekt mens ben.
Geef mij een leeg vel papier en ik begin schetsjes, krabbeltjes en impressies te maken. Als het niks is, gooi ik het net zo makkelijk weer weg.’