Verhalen

Fender fiesta

30 maart, 2007

​Gerry Hulst (Amsterdam, 1946) werkt alweer vijf jaar bij HVO-Querido als toezichthouder bij Straetenburgh [de voorloper van Robert Koch Wonen]. Daarvoor werkte hij dertig jaar bij de tram als elektrotechnisch monteur bij de remise Lekstraat tegenover Straetenburgh. Maar Gerry Hulst is eigenlijk vooral muzikant. Al 46 jaar speelt hij gitaar, het leeuwendeel van zijn carrière op een Fender Stratocaster in Fiesta red, net als zijn grote voorbeeld Hank B. Marvin van de Shadows.

Gerry Hulst: ‘Ik ben geboren in de Czaar Peterstraat, dat was toentertijd nog in Oost. Een armoedige buurt met hardwerkende mensen, maar ook een eerlijke en sociale buurt.
Als kleine jongen wilde ik treinmachinist worden net als mijn opa, maar dat ging niet door, ik werd monteur.
Mijn moeder had een piano en zong. Ik kocht mijn eerste gitaar op afbetaling bij Dijkman in de Sarphatistraat en verbeeldde me dat ik Cliff Richard was. En op straat ruilde je dan met andere gasten akkoordjes, zo van: ik geef jou een mooie B7 als je mij even dat E akkoord laat zien. Als mijn vriendjes aan het voetballen waren, zat ik te repeteren. Op mijn veertiende had ik als zanger/gitarist mijn eerste bandje.

Dancing

In Amsterdam was ik een van de eersten met een echte Fender elektrische gitaar.
Later speelden we elk weekend in de dancing van Kees Manders, de broer van Dorus, op het Rembrandtplein en doordeweeks in zaaltjes in het land en weer later bij circus Boltini. We speelden alles, dansmuziek, instrumentals van de Shadows en de Ventures maar ook de Beatles en de Stones. Ik heb toen heel wat van Nederland gezien. Sex, drugs en rock ’n roll op polderformaat. Dat werd natuurlijk wel eens laat, dan sliep ik bij in de tram. We speelden samen met Johnny Lion, Jan de Hont van ZZ en de Maskers, de Outsiders en Shocking Blue; dat waren toen grote namen.
De Outsiders (van Wally Tax) zijn nog min of meer door mij ontstaan. Ze wilden eigenlijk met mijn band meedoen, maar ze vonden zich nog niet goed genoeg en zijn toen voor zichzelf begonnen.

Gerry Hulst, thuis met zijn Fender gitaar

Gerry Hulst, thuis met zijn Fender gitaar

Clean

Kijk, Jan Akkerman is misschien wel de beste gitarist ter wereld – ik ken hem trouwens nog van vroeger, hij komt ook uit Oost – heel virtuoos en technisch begaafd, fenomenaal net als Jimi Hendrix, maar ik houd er niet van, het is niet mijn stijl. Ik houd van melodie, harmonie en een cleane sound.
Ik speel nog steeds elke dag gitaar; ik kan niet zonder. Met de band, Kon-Tiki, genoemd naar een nummer van de Shadows, doen we het nu rustig aan, geen toestanden meer. We treden eens in de maand op zo ongeveer. Ik wil graag gezond blijven. We hebben drums, bas en slaggitaar. En ik speel nog steeds op dezelfde gitaar en uiteraard met een VOX AC30 versterker en een echopedaal.

Ander mens

Zelf schrijf ik geen nummers, daar ligt niet mijn kracht. Er is al zoveel mooie muziek. Mensen willen graag liedjes horen die ze kennen.
Op het podium en met een gitaar in mijn handen word ik een ander mens. Een showman met een babbeltje en een grapje hier en daar.
Hoewel muziek natuurlijk van alle tijden is, volg ik de moderne muziek niet echt. Muzikaal gezien leef ik eind jaren vijftig, begin jaren zestig. Het jongste nummer van onze setlist is uit 1962! Mijn top drie? Living Doll, Apache en FBI.
Ik heb Hank B. Marvin een keer ontmoet. We zijn een avondje in wat nachtclubs geweest in Den Haag. Een hele goeie muzikant, maar een beetje stugge man. Hij woont in Australië en is nogal in de heer.

Jong

Ik heb een dochter, Nadia, een fantastische meid. Hoewel zij al 38 is, zie ik nog steeds als de dag van gisteren voor me dat ik haar als klein meisje naar school breng. Kinderen houden je jong.
Op een gegeven moment kon ik het werk bij de tram fysiek niet meer aan en toen moesten ze een andere job voor me zoeken. Men vond dat ik sociaal was, dus ik ging naar de overkant, naar HVO. Nooit gedacht dat ik dit zou worden, het loopt zo in het leven.
Als toezichthouder kijk je hoe het loopt in huis. Je ontvangt bezoekers, maakt rondes door het gebouw en ben je aanspreekpunt voor bewoners voor praktische zaken. Ik was er voorheen nooit zo mee bezig, met daklozen en psychiatrie. Nu kijk ik er toch wel anders tegenaan.
Het is nu eenmaal een deel van de maatschappij, het kan mij ook overkomen. Doen we wel genoeg? vraag ik me wel eens af. Persoonlijk zou ik wel eens willen dat we sommige bewoners een poosje naar een soort sanatorium konden sturen, zodat ze eens helemaal zouden opknappen.’

Deel dit verhaal:

Meer lezen?

Bekijk dan al onze verhalen.