Verhalen

De moeite waard

Tags: aak
30 oktober, 2017

Ronald Voerman (1961) woont sinds maart van dit jaar in De Aak, de voorziening in Osdorp van HVO-Querido voor dak- en thuislozen met een medische hulpvraag. De geboren en getogen Amsterdammer is een rasoptimist die houdt van gezelligheid en een praatje op zijn tijd.

‘Ik heb heel mijn leven in Amsterdam gewoond,’ vertelt Voerman in onvervalst Jordanese tongval. ‘Nou ja, tussendoor zestien jaar in Purmerend, maar dat was ook tussen de Amsterdammers. Met mijn toenmalige vrouw konden we voor honderd gulden meer per maand een eengezinswoning krijgen, vandaar.

Een gouden tijd

Ik ben begonnen als brood- en banketbakker, daar heb ik ook diploma’s van. Hard werken, zes dagen per week, maar absoluut mooi werk, warme bakker. Ik heb het bij diverse bedrijven gedaan. In 1980 ben ik bij de posterijen gekomen, dat heette toen nog de PTT. In die tijd werd je dan rijksambtenaar, dat geeft zekerheid. Bij de post heb ik ruim twintig jaar gewerkt en van alles gedaan, bestellen, bussen lichten, pakketten rondbrengen, chauffeur, noem maar op. Je hebt veel contact met de mensen op straat, dat heeft mij altijd getrokken. Vroeger stuurden mensen veel meer kaarten, in de zomervakantie en vooral met kerst. Dat was altijd een gigantisch drukke tijd, maar ook gewoon een feest. Dan heb je met z’n allen het gevoel dat je de klus geklaard hebt, dat je samen toch maar mooi heel veel werk hebt weggestampt. Een gouwe tijd.

In de auto

Daarna ben ik buschauffeur geworden. Toen ben ik in een scheiding geraakt, want ik was vreemd gegaan, ik zeg het maar zoals het is. Ik ben aan de drank geraakt en ik werd ontslagen. Eerst woonde ik nog bij een vrouwtje in, maar daarna ben ik in mijn auto gaan wonen. Die had ik bij de Hemweg gezet, in de haven. Ik reed alleen nog om bier te halen. Niet goed natuurlijk, maar zo was het.

Ronald Voerman bij De Aak

Ronald Voerman bij De Aak

Oma

Mijn omaatje had daar lucht van gekregen. Mijn ouders waren al overleden, maar mijn oma leefde toen nog. Zij zei: jongen, jij komt bij mij in huis. En dat gebeurde. Zij woonde in Westerbeer, aanleunwoningen van De Bogt in de Spaarndammerbuurt, de buurt waar ik ben opgegroeid. Zij heeft mij ondersteund en ik heb haar ondersteund, veertien jaar lang. Tot haar laatste snik heb ik haar verzorgd, dat was in mei drie jaar geleden. Dat heb ik met veel liefde gedaan. Het was een schat van een mens en helder tot het laatst.

Stoppen

Het huis stond natuurlijk op haar naam, dus ik stond weer buiten. Toen zei een buurman daar: jij komt niet op straat, kom maar bij mij wonen. Aardig hoor, maar niet goed voor mij. Ik dronk weer stevig en hij dronk ook als een Maleier. Ik ging elke dag met een tas bier naar het Westerpark. Als ik wakker werd, nam ik mijn eerste biertje. Het ging van kwaad tot erger. Op een gegeven moment wou ik ermee stoppen, van de ene op de andere dag. Dat was achteraf geen goed idee, want ik kreeg een ontwenningsinsult. De broeders van de ambulance wilden me naar het ziekenhuis brengen, maar ik wilde niet. Ik had helemaal niks, geen verzekering, geen uitkering, geen papieren, niks. Ik moest die broeders dan wel beloven dat ik de volgende dag naar de GGD zou gaan.

Weer een toekomst

Dat heb ik gedaan, ik ging naar de Valkeniersstraat en er ging een wereld voor me open. Van hulpverlening wist ik helemaal niks, maar die mensen waren ontzettend aardig en hebben mij fantastisch geholpen. Joyce van DWI, haar zal ik ook nooit vergeten, regelde een uitkering voor mij. Via de GGD ben ik hier bij de Aak gekomen, dat was op 22 maart. Ik wist niet wat me te wachten stond, maar het voelde hier meteen goed. Er ging opnieuw een wereld voor me open. Er zijn dus nog mensen die om je geven. Je voelt een soort warmte. Je bent toch de moeite waard. Er is toch weer een toekomst.

Lekker bezig

Ik houd ervan om mijn eigen boontjes te doppen, maar als er eens wat is, dan regelt de begeleiding dat voor je, dat is echt super.
Je hebt hier ook een enorme diversiteit aan mensen. Ik kende alleen nog maar de alcoholisten van het Westerpark. Ik drink nu vier maanden niet meer. De dokter zei dat het een behoorlijke stap voor mij is en geeft mij Refusal. Eén keer heb ik een terugval gehad. Ik voel me veel beter, absoluut.
Twee dagen per week sta ik hier in de wasserette, dat is mijn dagbesteding. Dat doe ik met veel plezier. Zelf ben ik zuinig op mijn kleren, ik prop ze niet in een zak, ik vouw ze altijd netjes op en dat doe ik voor anderen ook. Dat waarderen ze, want volgens mij is het op dinsdag en donderdag, mijn dagen, altijd net iets drukker in de wasserette. Je bent lekker bezig, je maakt een praatje met mensen, dat doet een mens goed.

Vakantie

Verleden week zijn we met bewoners en begeleiders een paar dagen met vakantie geweest naar Burgh-Haamstede in Zeeland. We zaten in een prachtig mooi vakantiepark in een bos, we hebben echt genoten daar. Ik was nog nooit in Zeeland geweest, maar het was een wereldvakantie, ik kan niet anders zeggen. We zijn in de watten gelegd. En alles werd voor ons betaald, hè. Echt onvergetelijk.

Eigen woninkje

Voorlopig zit ik hier nog wel effe, vanwege mijn voeten en zo. Ik heb het hier enorm naar mijn zin, het eten is goed, de verzorging is prima. Maar voor de toekomst hoop ik toch op een eigen woninkje. Al zetten ze me in Drenthe of Zeeland, ik pas me wel aan. Ik ga met iedereen een praatje aan, ik ben altijd goed met mensen omgegaan. Hoe je zelf bent, zo wordt je ook benaderd.’

Kijk hier om het verslag te lezen dat Ronald Voerman heeft geschreven over de vakantie van de Aak.

Deel dit verhaal:

Meer lezen?

Bekijk dan al onze verhalen.