Hoe kinderen van Hulp voor Onbehuisden met hun capes van bombazijn een inspiratiebron vormen voor het allereerste proza van Willem Frederik Hermans. Volgens Hella Haasse is dit eerste verhaal ‘de baaierd waaruit Hermans’ roman-oeuvre is voortgekomen.’
Wie de roman Uit talloos veel miljoenen (1981) van Willem Frederik Hermans (1921-1995) heeft gelezen, kent het Beertje Bombazijn. De roman gaat over talent en het gebrek daaraan. Over scheppen en mislukken. Het is ook een buitengewoon humoristische satire op de academische wereld. Hoofdpersoon is Sita van de Wissel. Haar wat sukkelige echtgenoot Clemens worstelt het hele boek met een wetenschappelijk artikel dat maar niet uit de schrijfmachine wil rollen. Sita probeert tevergeefs een prentenboek voor kinderen te publiceren over Beertje Bombazijn. Deze poging groeit uit tot tragikomisch leidmotief in de roman. Sita schrijft over deze beer korte stukjes proza en versjes.
Bombazijn, dat brave beertje
Die at ’s zondags graag een peertje
’s Zaterdag een stukje worst
Met een biertje voor de dorst.
Het zijn fragmenten.
De kleine koning Knakkebrood
Die speelt geweldig op zijn poot
Omdat het beertje Bombazijn
Niet met hem mee wil in de trein
En fragmentjes.
Ja, die Beertje Bombazijn
Die vond het leven fijn.
Gevonden manuscript
Helaas wordt haar carrière als kinderboekenschrijfster in de kiem gesmoord door de diefstal van haar tas met daarin het manuscript over het beertje. Maar enkele maanden nadat de roman Uit talloos veel miljoenen in juni 1981 verschijnt, ziet in een oplage van vijftig stuks alsnog een heus prentenboekje onder de titel Beertje Bombazijn het licht. Het is uiteraard geschreven door Sita van de Wissel en geïllustreerd door Lionel Prent, achter wie de graficus Ewald Spieker schuilgaat.
Deze mystificatie wordt voorgesteld met behulp van de aloude literaire truc van het gevonden manuscript, ditmaal in een damestas in het Vondelpark.
Deze bibliofiele uitgave is al snel een gewild collector’s item. Maar het boekje is inmiddels weer toegankelijk want Beertje Bombazijn is inmiddels opgenomen in het 24e en laatste deel van de Volledige Werken van Hermans.
In een notendop
Hoe zou Willem Frederik Hermans op de naam Bombazijn zijn gekomen? De schrijver licht zelf een tipje van de sluier op in een vraaggesprek uit 1995 met Freddy de Vree, opgenomen in diens boek De aardigste man ter wereld (2002). Tijdens dit interview komt een veel beroemder gevonden manuscript uit Hermans oeuvre ter sprake, namelijk het verhaal ‘Manuscript in een kliniek gevonden’ uit 1944, later opgenomen de bundel Paranoia (1953). Volgens de schrijfster Hella Haasse is dit verhaal het allereerste proza dat Hermans ooit schreef. Haasse stelt dat ‘Manuscript in een kliniek gevonden’ intrigeert omdat het ‘in sterk geconcentreerde vorm, als het ware samengebald, chaotisch door elkaar heen gekneed, de hoofdthema’s bevat die Hermans in de loop der jaren in talloze variaties, vergroot, verkleind, vervormd, binnen verschillende kaders, op realistische of surrealistische wijze heeft uitgewerkt.’
Pesthuis
Hermans herinnert zich de weeskinderen met zwartblauwe capes uit zijn ‘Manuscript in een kliniek gevonden’ vele jaren later in het gesprek met De Vree nog goed.
‘[..] die beschrijving van die scholen en die kinderen met capes en uniformen die vies stonken, dat is echt, dat heb ik meegemaakt, die zaten bij mij in de klas. Er was bij mij in de buurt – nou, vrij ver bij ons vandaan, een oud gebouw, dat heette oorspronkelijk het Pesthuis, want dat was in de zeventiende eeuw gebouwd om de pestlijders op te bergen, en dat Pesthuis heette toen ik klein was Hulp voor Onbehuisden. Het waren verwaarloosde kinderen die in dat huis zaten, in de steek gelaten kinderen, en die hadden heel vieze uniformen aan, vooral de jongens, die hadden uniformen aan van bombazijn, dat is een hele zware soort fluweel van katoen en het stinkt een beetje, zelfs als het schoon is stinkt het.’
Geboren en getogen
Het hier bedoelde huis van Hulp voor Onbehuisden is het voormalige Oud Buitengasthuis aan de Tweede Constantijn Huygensstraat. HVO betrekt dit voormalige pesthuis in 1906. In 1937 wordt het gebouw gesloopt voor de uitbreiding van het Wilhelmina Gasthuis. Hermans wordt geboren aan de Overtoom 283 en woont als kind in de Eerste Helmersstraat 208. Dat is allebei nog geen 800 meter bij HVO vandaan.
In 1933 zit Hermans in de zesde klas van de lagere school aan de Pieter Langendijkstraat, bij zijn huis om de hoek. Blijkbaar zitten op deze school ook kinderen die bij HVO wonen. Volgens het verhaal ‘Manuscript in een kliniek gevonden’ bestaat zelfs de helft van alle klassen op school uit deze kinderen, onder wie Annie de Koning, het raadselachtige weesmeisje met ‘ogen die ook als zij droog waren, altijd huilden.’ Zij heeft een stem die klinkt als ‘het gesnik van een zeedier.’ De hoofdpersoon van het verhaal voelt zich aangetrokken tot dit meisje dat ook lijdt.
Jasjes
Zo vormen deze weeskinderen van Hulp voor Onbehuisden niet alleen de inspiratie voor dit eerste, beklemmende verhaal van Hermans, maar wordt uit de stof van hun zwartblauwe jasjes ruim dertig jaar later ook het Beertje Bombazijn geboren. Zowel het noemen van de stof bombazijn zelf, als de herhaling van de gemeenplaats van het gevonden manuscript en de opvallende geografische nabijheid van de betreffende locaties (de school uit het verhaal, de plaats van het tehuis van Hulp voor Onbehuisden en het Vondelpark, waar het verloren manuscript van Beertje Bombazijn heet te zijn gevonden) wijzen hierop. Dat deze plaatsen allemaal op slechts een steenworp afstand liggen van de plaats waar W.F. Hermans werd geboren en opgroeide is voer voor biografen.