Slagwerker Ian Rijksen (1969) is als muziekdocent verbonden aan Stichting Ei-werk, waar hij al een aantal jaar een belangrijke rol speelt bij Kijk Wat Ik Kan, het muziekproject met HVO-Querido.
Rijksen is geboren en getogen in Utrecht, maar woont en werkt al meer dan 22 jaar in Amsterdam. Hij studeerde jazz en lichte muziek aan het conservatorium in Hilversum. Naast muziekdocent is hij uitvoerend musicus, recentelijk onder meer bij Merals Harem met Meral Polat en Beppe Costa, maar ook bij diverse coverbands, Brainpower en The Electric Space Cowboys, met psychiater Jules Tielens.
Ook commercieel
‘Ik heb muziek ook altijd van de commerciële kant bekeken, ik voel me niet te goed om op bruiloften en partijen te spelen,’ aldus Ian Rijksen. ‘Zoals ze bij de stichting Ei-werk met muziek omgaan, dat is nobel werk, zal ik maar zeggen.
Jazz is mijn favoriete muziek, maar ik houd ook van funk en rock, van best veel genres eigenlijk. Voor mij geldt een uitspraak van Miles Davis, alle muziek is mooi, als er maar een beetje blues in zit.
Hoewel ik een drummer ben en ook behoorlijk zing, heb ik tijdens de laatste voorstelling van KWIK ook voor het eerst in het openbaar trompet gespeeld, al werd me dat niet door iedereen in dank afgenomen. Dat valt niet mee hoor, trompet spelen, en zoiets klinkt thuis voor je gevoel altijd veel beter dan op een podium. Maar het is wel een uitdaging.
Gemotiveerd
Het leuke van KWIK vind ik dat mensen zo verdomd hard hun best doen om er iets van te maken, ze zijn ontzettend gemotiveerd, en dat loont, de meesten stijgen echt boven zichzelf uit. Bij de popworkshops van Ei-werk zie je dat ook.
Iedereen is gemotiveerd om er samen wat van te maken. En omdat je elkaar steeds beter kent, beweegt iedereen zich makkelijker in de groep en wordt ook kritiek geven steeds makkelijker. Je wordt onderling steeds harder en directer. We eisen wel een beetje kwaliteit. Toch is de sfeer meestal heel ontspannen, ik kan er tenminste veel humor in kwijt. Er is, op de koorstukken na, overal veel ruimte voor improvisatie. Dat ligt mij als jazzmusicus goed, maar het past ook goed bij de groep.
Het mooie van KWIK vind ik ook dat mensen niet alleen maar iets komen halen, maar ook iets komen brengen.
“Levende muziek neemt veel plaats in en veel mensen hebben daar geen ruimte meer voor, ze nemen liever zelf die plaats in.”
Vrijheid
KWIK wordt steeds groter en meer. Grotere zalen, meer deelnemers, meer liedjes. Ik heb me er wel eens over verbaasd hoe weinig last van podiumvrees de meeste deelnemers hebben. Het komt denk ik omdat we als een hechte groep werken. De meesten hebben bovendien flink geoefend. Zo’n duidelijk thema als bij de laatste voorstelling, ook al is dat thema vrijheid, geeft mensen ook houvast. In de muziek ontstaat vrijheid door inkadering. Al is de muziek nog zo vrij, je hebt altijd zoiets als het metrum. Daarbinnen kun je helemaal los gaan met allerlei ritmes, maar het metrum staat. Zo’n thema geeft ook iets meer richting aan de voorstelling als geheel. De vorige keer ging het over dromen, ook een mooi thema, maar daarbij zaten de meesten erg in hun eigen nummer en was het minder een eenheid.
Spanning
Het optreden zelf is een enorme stimulans. Daarmee heb je een punt waar je naartoe werkt. Tijdens de repetities gebruik je dat. Je kunt bijvoorbeeld zeggen “het is niet erg dat je dat nog niet kan, want je hebt nog zes weken tot de show.” Optreden geeft extra spanning aan wat je aan het doen bent. Het is ook goed dat het optreden buiten de instelling is in een echt theater, met een trap, goed geluid en mooi licht. En je kunt er gewoon een kaartje voor kopen.
Volgens mij is het een mooie voorstelling geworden. Ik vond het jazzdeel met Olaf van Zeeland op piano en Onno van Swigchem op sax natuurlijk leuk om te doen, dat is tenslotte mijn muziek. Maar ik vond de drumsolo van Joost de Mare ook fantastisch en ik heb erg gelachen om de sketches van Sharon en Joël.
In het muzikale
Bij KWIK ben ik misschien iets meer docent, maar ik blijf natuurlijk muzikant. Gaandeweg weet je best het een en ander van de mensen, van hun achtergrond, van hun problematiek, maar het contact blijft zoveel mogelijk binnen het muzikale. We maken samen muziek, daar gaat het om. Je houdt wel rekening met ieders mogelijkheden of beperkingen, maar die staan niet centraal. Wij hebben alleen muzikale problemen en daar vinden we gelukkig altijd een oplossing voor.
Meedoen
Tijdens het werken aan zo’n voorstelling maak je samen verbinding. Samenspelen is altijd leuker dan in je eentje, je zweept elkaar op. Voor mij is het troostrijk om te zien hoe zoveel zo verschillende mensen zoiets samen maken. Het gaat mij er om dat je uiteindelijk met z’n allen in theater Bellevue staat en dat iedereen naar hartenlust meedoet. Zo kunnen mensen laten zien dat je niet alleen voor voldongen feiten staat als je ziek bent, maar dat je altijd nog een bijdrage kunt leveren aan de maatschappij.’