Verhalen

Marijkehuis

25 augustus, 2011

Deze zomer stonden er bij het Centraal Bureau van HVO-Querido ineens twee doortastende Amsterdamse dames op de stoep. De zusters Wiedeman woonden als kind van 1947 tot 1952 in het Prinses Marijkehuis van Hulp voor Onbehuisden aan de Stadhouderskade. Ze hadden zichzelf herkend op twee foto’s uit 1950 op onze website. Of we nog meer hadden.

Het tehuis voor schoolgaande kinderen aan de Stadhouderskade 84, een voormalig Blindeninstituut, wordt in 1934 onderdeel van Hulp voor Onbehuisden, als de organisatie het reusachtige Oud-Buitengasthuis moet verlaten. Dit voormalige 17e-eeuws pesthuis wordt namelijk gesloopt voor de uitbreiding van het Wilhelmina Gasthuis. HvO is dan genoodzaakt voor de afzonderlijke doelgroepen aparte locaties te vinden. De mannen gaan naar de Weesperzijde, de vrouwen en kleine kinderen naar de Roggeveenstraat, de schoolkinderen gaan naar de Stadhouderskade. Hoewel het pand is bedoeld als tijdelijke huisvesting, verhuizen de kinderen uiteindelijk pas in 1973 naar een nieuw onderkomen in Duivendrecht. Het gebouw aan de Stadhouderskade wordt in 1986 gesloopt.

1950, Marijkehuis, Stadhouderskade, het meisje het meest vooraan is Annie Wiedeman

1947

In 1947 wordt het tehuis voor schoolgaande kinderen omgedoopt tot het Prinses Marijkehuis. Er wonen dan gemiddeld 160 kinderen. In dat jaar komen ook de zusters Wiedeman in huis. Annemarie, nu Annie, is dan tien jaar oud, haar zus Joke, ook wel Jopie genoemd, is zeven. Vierenzestig jaar later leggen ze uit hoe dat kwam.
Annie: ‘Moeder ging naar het ziekenhuis. Voor onze veiligheid heeft ze Pro Juventute [voogdijinstelling] ingeschakeld en zo kwamen wij bij het Marijkehuis. Wij woonden in de Bickersstraat, nummer 57, dat was toen nog een volksbuurt. Pa had een café en hield het met een ander. Onze moeder had samen met haar zus zelf eind jaren twintig bij Hulp voor Onbehuisden gezeten, in het Oud-Buitengasthuis. Zij wist wat het was, zij had er goeie ervaringen gehad en zij heeft alles voor ons geregeld.
Vanwege onze leeftijd kwamen we in aparte groepen, in groep B, met zuster Ossenwaarde en D, met zuster Keereweer. De vaste leidsters werden zusters genoemd, ook al waren het geen verpleegsters. Zuster Sigterman was de directrice, dat was een grote, statige vrouw, net Wilhelmina. Ik weet nog dat het onder schooltijd was, dat we aankwamen, want er was niemand in huis, behalve Rietje van der Wel. In de gang stond een grote stol met een popje van een baby er op, dat moest Prinses Marijke voorstellen.’

1950, Marijkehuis, binnen, het meisje vooraan rechts is Joke Wiedeman

Joke: ‘We droegen onze eigen kleren, alleen met de vakanties droegen we uniformen. Binnen droeg je altijd een schort. Het was een gebouw met hele hoge plafonds. Op de meisjesslaapkamers was een dubbele rij kasten, met de winterkleren boven en de zomerkleren onder, al naar het seizoen. Wij zaten op de Wilhelminaschool in de Tweede Jan van der Heydenstraat, net als veel kinderen van het Marijkehuis. In het Marijkehuis zaten kinderen die hun vader of moeder kwijt waren, of allebei, en kinderen die uit huis geplaatst waren. Wij hadden ook een zwart meisje in de groep, dat was toen nog bijzonder. Het gekke is dat ik me dat pas realiseerde toen ik later de foto’s van onze vakantiekampen goed ben gaan bekijken, ik herinner me er niks van. De zusters zorgden er wel voor dat je goed in de groep werd opgenomen.’

Marijkehuis, 1950, meisjesgroep, foto Jan Schiet

Dansen

Annie: ‘Je vind het natuurlijk niet leuk om naar een kindertehuis te moeten. Voor ons was het niet zo’n hele grote overgang. Wij waren kort voor de oorlog ook al weggeweest, ik naar Zwitserland, mijn zus naar België en later nog naar een ander pleeggezin. In de oorlog hadden we met moeder al kort in de Roggeveenstraat gezeten. En thuis had er altijd ruzie geweest.
De jongens en de meisjes, dat was in die tijd strikt gescheiden, als je bij de jongens kwam, dan had je straf. Alleen met Sinterklaas en Kerst en dat soort dingen deed je dingen gezamenlijk. En met het volksdansen, dat deden we onder leiding van Wout Meyer. Ik weet nog goed dat we aan het volksdansen waren in 1949 in de oude RAI toen koningin Juliana langskwam. Ze danste zo met ons mee, de hele Zevensprong en ze ging tot op de grond hoor. Ik heb het altijd tegen mijn kinderen gezegd: ik heb met haar gedanst. Met het Marijkehuis ben ik ook bij de inhuldiging geweest in het Olympisch stadion, dat was het jaar daarvoor.’

Marijkehuis, vakantie jaren ’50, foto gezusters Wiedeman

Joke: ‘Ik weet nog dat er een heel mooi en groot poppenhuis was, nou ja, je bent zelf natuurlijk heel klein, en een mooi keukentje. Daar staat een foto van op internet, daar heb ik nog mee gespeeld. Zuster Nauta knipte ook haren, dat ging er heel simpel aan toe. Sinterklaas weet ik ook nog, dat was vaak in het AMVJ-gebouw, dan hoorde je de paarden op hol slaan op het Leidseplein. Wij hoefden niet bij Sinterklaas te komen, wij waren braaf. Met Nieuwjaar hadden we altijd diner in Bellevue, met een voorstelling erbij. De vakanties waren grandioos. We gingen meestal naar Lunteren en een keer naar Huizen. We hadden echte strooien bedden. Wie ging er nou vier weken met vakantie, net na de oorlog?’

Fancy fair

Annie: ‘We wandelden veel, je had corvee, je ging in Lunteren een souvenirtje kopen. Als oudere meisjes verdienden we geld met sokken stoppen van de andere kinderen in huis. Een cent voor een gat en wel vijf cent voor een dikke knol, zo spaarde je wat. Zuster Boeree las altijd voor als wij sokken stopten.
Wij hebben het heel positief ervaren. Alleen als je zondags klaar zat om opgehaald te worden en pa kwam niet, dat was heel naar. Maar dan was er altijd een traktatie van de zuster, thee met een biscuitje. Het zijn vaak kleine dingen die het bijzonder voor je maken. Ik heb er heel goed handwerken geleerd. Handwerken hadden we op school ook en toen kwam onze juf een keer op een fancy fair in het Marijkehuis, daar werden dingen verkochten die we met handwerken hadden gemaakt ten bate van de vakantie en daar stond overal keurig je naam bij. Wij maakten zelfs een mooi kussentje van een oude dweil. Nou, ik heb op school nooit meer een broddellap hoeven maken.’

Joke: ‘Wij hebben er veel geleerd, er zijn ons daar normen en waarden bijgebracht. Het was best wel eens niet leuk, maar dat heb je in een gezin ook. Van het zingen met Wout Meyer, een hele sympathieke man, heb ik een levenslange liefde voor het zingen overgehouden, ik heb altijd in koren gezeten. Wij maakten met hem wat je nu een musical noemt van sprookjes, Repelsteeltje, Bulletje en Bonestaak. Het enige dat ik vreselijk vond was de levertraan en de melktabletten. We liepen op zondag altijd door de Vijzelstraat naar de kerk. We hadden een apart plekje in de Nieuwezijds Kapel, samen met kinderen van het Burgerweeshuis.” Annie: “Toen ik op de MULO zat had ik een hekel aan die lange wollen kousen. Ik rolde zo om de hoek altijd naar beneden tot sportkousen. Maar verder, zou ik niks weten wat ik vervelend vond. Vrijdagavond was de vaste badavond, dan gingen we allemaal onder de douche. Als je jarig was, kreeg je van de zuster de avond ervoor papillotten in je haar. Het eten was er goed. Elke zondag kreeg je een ei. Joke kreeg vaker melk en eieren want die moest aansterken.’

Marijkehuis, vakantie jaren ’50, foto gezusters Wiedeman

Kermis

Joke: ‘De meeste zusters waren echte oude vrijsters, maar een enkeling was getrouwd. Het waren vrouwen die er vaak al vijfentwintig jaar of meer werkten. Heel veel later, ergens eind jaren zeventig, hebben we zuster Nauta en zuster Ossenwaarde nog eens opgezocht. Dat vonden zij heel leuk. Wij hebben toen nog slap gelegen van het lachen omdat we het toen ook over oude vrijsters hadden en ons op het moment dat je het zegt, realiseerden dat zij dat natuurlijk ook waren. Ze namen het heel goed op hoor.’

Marijkehuis, vakantie jaren ’50, foto gezusters Wiedeman

Annie: ‘Ik heb toen nog frivolitépatronen van haar gekregen, dat had ik vroeger van haar geleerd. Wij hebben het fantastisch gehad. Ik weet nog dat er kermis was op de Middenweg, die werd speciaal voor de kinderen van het Marijkehuis opengedaan. We gingen naar de ijsrevue, naar Carré, naar Circus Knie, we hadden het rijk. De zusters leerden je van alles, je werd gewezen op het leven, niet alleen buiten, maar ook binnen. Kleine attenties, zoals een leuk boeketje naar iemand brengen als het lente is. Dat is een traditie die ik nog jarenlang heb doorgespeeld. Snoepjes die je van thuis meekreeg, deden we in een grote trommel, zodat je ze deelde met kinderen die niks hadden, dat was heel normaal, daar zijn wij niet minder van geworden, daar kunnen ze in deze tijd nog wat van leren. De zusters zorgen ook altijd dat iedereen aan de beurt kwam voor iets extra’s, ik heb nooit gemerkt dat sommigen het lievelingetje waren en anderen niet.’

Marijkehuis, vakantie jaren ’50, foto gezusters Wiedeman

Warm

Joke: ‘Wij vonden het heel vervelend om weg te gaan uit het Marijkehuis. Wij hebben het er fijn gehad, het was geborgenheid voor ons. De sfeer was aangenaam, niet benepen, maar menselijk en warm. Voor die tijd was het behoorlijk vrij en ruim van begrip. Je was niet opgesloten, je mocht bijvoorbeeld bij een vriendinnetje gaan logeren. Er zal best wel eens gemopperd zijn, maar ik kan me niet herinneren dat ik ooit echt straf heb gehad, dat was in andere tehuizen wel anders. Ik heb ergens gelezen over het Marijkehuis dat het voelde als een warme deken om je heen. En zo was het, dat kunnen wij volledig beamen. Maar we moesten weg. Pa werd geacht voor ons te zorgen, hij had een huis, werk en een vrouw, onze stiefmoeder. Ken je het sprookje van Assepoester? Dat is haar ten voeten uit. Wij noemen haar altijd het takkewijf.’

Stadhouderskade met het Marijkehuis (met vlag) van HvO, 1954, foto Stadsarchief Amsterdam

Geleerd

Annie: ‘Ik ben vrij snel getrouwd, ook als een vlucht, maar ben toch 48 jaar getrouwd geweest. Ik heb zes kinderen, zeven kleinkinderen en vier achterkleinkinderen. Ik heb een hoop dingen meegemaakt waarvan ik niet wilde dat het mijn kinderen zou overkomen. In het Marijkehuis heb ik juist veel geleerd. Ik erger me altijd als er wordt gezegd, ja hij is crimineel, want hij heeft in zijn jeugd in een kindertehuis gezeten. Dat is zo makkelijk.’

Joke: ‘Ik ben ook getrouwd en heb drie kinderen en vijf kleinkinderen. Je mist als kind in een tehuis een familieband. In het Marijkehuis heb ik geleerd dat het belangrijk is om dingen met elkaar te doen.” Annie: “Naarmate je ouder wordt, besef je pas wat je als kind hebt gemist. De sociale dienst bewaart alles. Wij hebben dingen gelezen over onze moeder en de situatie toen die wij eigenlijk niet hadden willen weten. Onze moeder is in 1950 gestorven aan TBC. Ik had meer voor haar willen oplossen, maar wij waren zelf nog klein.” Joke: “In het Marijkehuis leerde je een mentaliteit van ik worstel en kom boven. Emoties hield je in bedwang, je liet niet snel merken dat je ergens last van had, je liet nooit het achterste van je tong zien. Even stampen en dan weer doorgaan.’
Annie: ‘Laatst ben ik nog met mijn kleindochter langs de plaats gelopen waar het Marijkehuis stond. Je wilt altijd pas op latere leeftijd weten hoe iets in elkaar zit. Je denkt dat het zo is, maar is het ook echt zo?’

De zusters Wiedeman in 2011

 

Deel dit verhaal:

Meer lezen?

Bekijk dan al onze verhalen.