Geschiedenis

1910-1920

Het tweede decennium van Hulp voor Onbehuisden. Met onder meer uitbreidingen naar Houten en Appelscha en de bouw van het eerste eigen pand, het Observatiehuis.

1910191119121913191419151916191719181919

1910

Kinderen die bij Hulp voor Onbehuisden verblijven gaan naar de kerk in 1910

Kinderen die bij Hulp voor Onbehuisden verblijven gaan naar de kerk in 1910

In januari 1910 verschijnt de dertig pagina’s tellende brochure ‘Als de nacht komt, waar dan heen?’ om het werk van Hulp voor Onbehuisden onder de aandacht van het publiek te brengen. ‘Wij doen dit in vol vertrouwen, dat, wanneer meer kennis wordt gemaakt met onzen arbeid, wij in de toekomst ook op meer medewerking en steun kunnen rekenen,’ schrijft Jonker in het voorwoord.
Kijk hier om deze brochure te lezen.

In het Nieuws van de Dag van 8 januari pleit HvO voor ‘uitbreiding van het werk der vereniging in twee richtingen: vestiging van een tehuis voor jongelieden, die hier ter stede ambachtsonderwijs kunnen genieten, en van een tehuis buiten Amsterdam voor jonge meisjes die tot een huishoudelijke betrekking opgeleid kunnen worden – ziedaar een niet vrijwillige, maar door de omstandigheden geboden uitbreiding.’

‘Amsterdam bezit ook een nachtasyl, sedert een 5-tal jaren. Maar het is een toevlucht, zooals wij in onze stad tevergeefs zoeken. Het is een huis, door oprechte menschenliefde tot stand gebracht en in stand gehouden, een veilige wijkplaats, waarheen allen, die van have en goed misdeeld of met hun gezin op straat gezet zijn, hun schreden kunnen richten,’ schrijft Franc L.B. Berkhout op 17 januari in het Rotterdams Nieuwsblad. Het is de opening van een vijfdelige geïllustreerde serie getiteld ‘Uit het zwerversleven.’

HVO als station van het dierenasiel, advertentie in het Nieuws van de Dag, 6 januari 1910

HVO als station van het dierenasiel, advertentie in het Nieuws van de Dag, 6 januari 1910

De samenwerking tussen Hulp voor Onbehuisden en de politie loopt goed, aldus het Rotterdams Nieuwsblad. ”t Is dan ook geen wonder, dat de Amsterdamsche politie steeds bij den heer Jonker aanklopt voor gevallen, waarmede zij geen weg weet. Wordt er b.v. een gezin wegens huurschuld of wegens het wonen in een voor de gezondheid afgekeurde woning op straat gezet, dan wordt naar de Hulp voor Onbehuisden getelefoneerd. De heer Jonker, die altijd bereid is om te helpen, zegt dan: ‘breng de menschen maar hier, dan zal ik enige plaatsjes maken. Maar jelui zorgen voor hun meubeltjes, want die kan ik hier niet velen.’ Dat wordt dan ook van politiewege gedaan en het gezin verhuist dan naar hier en behoeft dus niet den nacht op straat door te brengen. Ze worden gevoed en als het noodig is gekleed, wat meestal het geval is.’ ‘Des heeren Jonkers haar is reeds grijzend en toch is hij slechts 40 jaren. Er ligt iets in zijn optreden en manier van spreken wat aantrekt en evenals zijn gansche persoon, was zijn begroeting eenvoudig en vriendelijk,’ aldus het Rotterdams Nieuwsblad op 24 januari. In de vierde aflevering van ‘Uit het zwerversleven’ in het Rotterdams Nieuwsblad zegt Jonker dat men zelden hoeft te straffen. ‘Op alle slakken kunnen we natuurlijk geen zout leggen, want een kind moet als een kind worden behandeld. Bovendien mag men vooral niet vergeten, dat het doorgaans verwaarloosde kinderen zijn geweest, die langzaam tot orde en gehoorzaamheid moeten gebracht worden.’

Jonker in een artikel over Hulp voor Onbehuisden in het tijdschrift Op de hoogte, 15 januari 1910

Jonker in een artikel over Hulp voor Onbehuisden in het tijdschrift Op de hoogte, 15 januari 1910

‘Mevrouw Jonker belast zich – zoo ik hoorde – met de gansche huishouding. Haar is een klerk toegevoegd, uitsluitend belast met het schoolwezen. Daaraan zit heel veel werk, wanneer men bedenkt, dat er meer dan 200 kinderen zijn die, doordat ze uit het huis gaan, ook van school verwisselen, of doordat ze in het huis komen, naar een andere school moeten. Dat is een werk, waarvan nooit het einde wordt bereikt, zoolang de Hulp voor Onbehuisden zal bestaan. Geldgebrek heb ‘k nog niet gehad, antwoordde de heer Jonker. Heel Amsterdam steunt het werk.’ In januari 1910 verschijnt een uitgebreid artikel over het werk van Hulp voor Onbehuisden in het tijdschrift Op de hoogte, met tekeningen van onder meer Willem Frederik Winter.
Kijk hier om dit artikel te lezen.

Jonker wordt in februari herkozen als bestuurslid van het genootschap tot zedelijke verbetering der gevangenen. Dit genootschap wordt in 1823 opgericht en is de voorloper van de tegenwoordige Reclassering Nederland.

Op 26 februari citeert H.J. de Dompierre de Chaufepié in het Tijdschrift voor armenzorg en kinderbescherming uitgebreid uit het boekje ‘Als de nacht komt, waar dan heen?’ van Hulp voor Onbehuisden. De auteur is vol lof over het werk van HvO, maar is minder te spreken over de vormgeving van het boekje van Jonker. ‘Het boekje is overvloedig geïllustreerd, eerlijk moeten wij bekennen dat wij niet van deze soort illustraties houden, ze is, wanneer wij ons niet bedriegen, van Engelschen oorsprong. Het illustreeren van het feit hoe ellendig en arm men zijn kan, heeft altijd iets stootends.’
J.F.L. Blankenberg, voorzitter van Hulp voor Onbehuisden, reageert hierop in hetzelfde nummer van het Tijdschrift. De illustraties kunnen hem juist niet realistisch genoeg zijn. ‘Ik heb ze met genoegen door den heer Jonker zien opnemen, want ze geven de werkelijkheid weer. De werkelijkheid, waarvoor zoovelen de oogen sluiten, en… die ook velen liever niet zien willen. De illustratie is soms de eenige wijze, waarop velen de treurige omstandigheden kunnen zien, waarin armen en verlatenen verkeeren.’

Draagt elkanders lasten: fondsenwerving is de voornaamste reden om het driemaandelijks tijdschrift Hulp voor Onbehuisden te doen verschijnen

Draagt elkanders lasten: fondsenwerving is de voornaamste reden om het driemaandelijks tijdschrift Hulp voor Onbehuisden te doen verschijnen

De gemengde zangvereniging Polyhymnia geeft op woensdag 9 maart een weldadigheidsconcert met maar liefst 180 dames en heren in de grote zaal van het Concertgebouw ten bate van Hulp voor Onbehuisden. Dit concert levert 900 gulden op en er wordt nog eens 200 gulden toegezegd. Er wordt onder meer een cantate voor koor, sopraan, bariton, piano en orgel uitgevoerd die aan Hulp voor Onbehuisden is opgedragen, ‘waarvan het dichtstuk door den heer Joh. Hendrikse, de compositie door den heer Olivier Koop, opzettelijk is vervaardigd,’ aldus De Tijd op 5 maart. In het Nieuws van den Dag van 10 maart treffen we een recensie van dit concert: ‘De tekst schildert in goede taal het hulpbetoon aan onbehuisden, ten zegen onzer stad; den zwerver gevend dak en brood, diens voet voerend van ’t pad der zonde, en zoo reddend klein en groot.’ Een dag later is De Tijd minder te spreken over het gebodene, ‘het spijt ons dit te moeten zeggen met het oog op ’t goede doel’ en noemt het ‘colportagemuziek’ en ‘verdrietelijke smaakbederverij.’

Op 26 maart doet het Tijdschrift voor armenzorg en kinderbescherming verslag van de jaarvergadering van Hulp voor Onbehuisden in gebouw Eensgezindheid aan het Spui.
Het tijdschrift wijst erop ‘hoeveel goed deze Vereeniging voor de gemeenschap doet. De verstootelingen, die nu hier onderdak vinden, moesten vroeger hun nachtverblijf zoeken in tonnen en karren, onder bruggen en op plantsoenbanken of wel in de politiebureaux. Die zwervelingen vinden in het huis van den heer Jonker vriendelijke ontvangst, en reiniging van binnen en van buiten.’

Het tijdschrift De vakbeweging, orgaan van het NVV, heeft op verzoek van de schildersgezellenbond onderzocht of de werkverschaffing nadelig werkt op de vastgestelde arbeidsduur en de loonstandaard van de vakbonden. Hiertoe heeft de bond contact gezocht met de Amsterdamsche Protestantsche Werkverschaffing, Hulp voor Onbehuisden en het Leger des Heils. De conclusie: er is ‘absoluut geen kwaad voor de vakvereenigingen van die inrichtingen te vreezen.’

Op 6 april is er een liefdadigheidsconcert ten bate van Hulp voor Onbehuisden in Bellevue meldt de Amsterdamse Kerkbode.

‘De inrichting Hulp voor Onbehuisden – de mooie stichting in het oude Buiten-Gasthuis – heeft weder een belangrijke uitbreiding ondergaan. Door het bijtrekken van eenige zalen is de zuigelingen-afdeeling thans zóó groot geworden, dat zij tweemaal zoveel kinderen kan bevatten,’ schrijft het Nieuws van den Dag op 6 april, onder de kop Onbehuisde kindertjes. Een lezer van het Nieuw Israelietisch weekblad schrijft in een ingezonden brief op 29 april dat Hulp voor Onbehuisden niet alleen kosteloos geloofsgenoten opneemt, maar ook getuige te zijn geweest van het feit dat de ‘volijverige directeur T. Jonker zich persoonlijk onledig hield met het doen verzorgen van ritueële spijzen ten behoeve van de Joodsche verpleegden. Van deze tolerantie maak ik gaarne gewag en wek hierbij geloofsgenooten op bovengenoemde vereeniging in hare bescherming te willen nemen.’

Kinderen bij het hek van het Oud Buitengasthuis van Hulp voor Onbehuisden, 1910

Kinderen bij het hek van het Oud Buitengasthuis van Hulp voor Onbehuisden, 1910

Op 23 april benadrukt het Tijdschrift voor armenzorg en kinderbescherming nog eens het neutrale karakter van Hulp voor Onbehuisden. ‘Zooals bekend is, wil de vereeniging Hulp voor Onbehuisden aan een ieder die tot haar komt, de helpende hand toesteken, zonder te letten op het verleden van den hulpzoekende, noch te vragen tot welke gezindte hij behoort.’ Volgens het tijdschrift heeft het Oude Buitengasthuis door de vele kinderen die bij Hulp voor Onbehuisden verblijven nog nooit zoveel vrolijkheid binnen zijn muren gehoord.
‘Dat de inrichting een goeden indruk maakt op hen die er een bezoek brengen of haar om de een of andere reden komen inspecteeren, en beschouwd wordt als een goede plaats voor de opvoeding van kinderen blijkt uit het feit, dat de Voogdijraden er de kinderen die onder hun beheer staan, in verpleging geven.’

‘Een blij geroezemoes van kinderstemmen vulde vanmiddag de schouwburgzaal van het Paleis voor Volksvlijt. Daar vierde de Kinder-Hulp-Vereeniging, die een onderdeel is van de vereeniging Hulp voor Onbehuisden, haar eerste jaarfeest. Omdat het juist heden gevierd werd, had men er een Prinses Juliana-feest van gemaakt,’ aldus het Algemeen Handelsblad op 30 april. Directeur Jonker verzorgt bij die gelegenheid een presentatie over het werk van HvO. Een bezoeker noteert: “Zijn boeiende rede werd verduidelijkt door lichtbeelden voorheen en thans. Voorheen onoogelijke schuw uitziende schepseltjes, thans vroolijk uitziende kinderen, netjes gekleed. Dat de lichtbeelden de waarheid weergeven, kan telkenmale geconstateerd worden, als wij de kinderen van Jonker op weg naar school of kerk zien.”‘

Ben ik mijns broeders hoeder?, omslag van boekje van Hulp voor Onbehuisden, 1910

Ben ik mijns broeders hoeder?, omslag van boekje van Hulp voor Onbehuisden, 1910

Onder de noemer ‘Ben ik mijns broeders hoeder?’ laat Jonker in 1910 een piepklein boekje het licht zien waarin hij het werk van Hulp voor Onbehuisden onder de aandacht brengt van de Amsterdamse bevolking.

Wilt u aan de politie telefoneeren dat wij vol zijn mijnheer; met deze boodschap werd ik eenige dagen geleden verrast. Vol dus, in ons huis geen bed onbezet. Ik ging toen informeeren hoeveel personen er ’s avonds na zeven uur nog gekomen waren en het antwoord op mijn vraag was 97 personen, waarvan 43 vrouwen en kinderen. Wat waren dat voor personen? Ziehier de vraag die mij bezighield. Vijf gezinnen waren dien dag op straat gezet door verschillende huiseigenaren. Vier ten gevolge van huurschuld. Deze vijf moeders waren de bezitsters van 26 kinderen. Ik ging de slaapzaal binnen waar deze ongelukkige kinderen waren en dacht onwillekeurig aan mijn eigen kleinen die heerlijk en rustig in hun bedjes sliepen en toen gingen mijn gedachten naar de twee-honderd-en-tachtig pleegkinderen die ook allen heerlijk warm en welgevoed in hun bedden lagen te rusten. Wat een contrast! wat was er toch een enorme afstand tussen deze twee categorieën van kinderen, en toch waren die allen in deze dieptreurige omstandigheden geplaatst buiten hun eigen wil of onafhankelijkheid van een schuldige daad hunnerzijds. Toen kwam in die oogenblikken het opschrift van dit artikel in mijn gedachte en ik behoefde niet lang op een antwoord te wachten, want terstond zeide ik met mijn gansche hart ‘ja’, het verantwoordelijkheidsgevoel kan niet worden onderdrukt. Ik ging, zooals ik zeide, de slaapzaal binnen waar ik deze moeders met haar kroost zag en begon met iedere harer een gesprek. De eene had acht kinderen, een man die verschrikkelijk dronk, bijna nooit werkte en als hij werkte, zorgde hij alleen maar voor zich zelf. De moeder ging dus uit werken, om zoodoende in haar onderhoud en dat van haar kinderen te voorzien. Wat een treurige toestand; de moeder kon niet voldoende verdienen en toen had haar man haar verlaten om haar met al de ellende alleen te laten staan. Wanneer men nu deze geschiedenis oppervlakkig leest, dan komt er een neiging in ons op om te zeggen: eigen schuld. Ja aan de zijde der ouders heel veel schuld, ten minste van den vader, maar die arme kinderen? zij kunnen toch zeker niet worden beschuldigd. Zij leden gebrek en armoede en koude geheel onschuldig. Tegenover deze arme kleinen hebben wij toch zeker onze verplichtingen.

Zuigelingenafdeling van Hulp voor Onbehuisden, 1910

Zuigelingenafdeling van Hulp voor Onbehuisden, 1910

Jonker acht het noodzakelijk aparte voorzieningen op te zetten voor jongens en meisjes die niet meer naar school gaan en nog niet volwassen zijn, maar ‘de leiding misten die hen kon doen opwassen tot nuttige leden der maatschappij.’ Jonker rechtvaardigt de oprichting van – uiteraard aparte – voorzieningen voor adolescenten als een kwestie van wat wij heden ten dage preventiebeleid zouden noemen: ‘Deze arbeid is er dus een van voorbehoeding en zal in menig geval de keten verbreken van heele geslachten die voorheen ten laste kwamen van de armenverzorging.’

Zuigelingenafdeling van Hulp voor Onbehuisden, 1910

Zuigelingenafdeling van Hulp voor Onbehuisden, 1910

Hulp voor Onbehuisden pleit ook voor een huis ‘geheel afgescheiden van ons Oud-Buitengasthuis voor jongens die dreigen te vallen en die reeds gevallen zijn.’ In dit kader spreekt Jonker liever van liefde dan van tucht. En dan gaat het om: ‘Liefde in den hoogen zin van het woord en die liefde is niet synoniem met femelarij noch met sentimentaliteit.’

Het tijdschrift De proletarische vrouw, blad voor arbeidsters en arbeidersvrouwen, ergert zich op 15 juni dat op het gebouw van Hulp voor Onbehuisden versiering ter ere van prinses Juliana is aangebracht. Men vindt dit bespottelijk.

Jeanette-Oord, tehuis voor meisjes in Houten van Hulp voor Onbehuisden, 1910

Jeanette-Oord, tehuis voor meisjes in Houten van Hulp voor Onbehuisden, 1910

‘De Vereeniging Hulp voor Onbehuisden te Amsterdam, directeur de heer T. Jonker, heeft de buitenplaats Oud-Wulven bij Utrecht aangekocht, waar men de groote meisjes der inrichting heen wil brengen om haar in de vrije natuur op te leiden voor een passenden werkkring,’ meldt het Rotterdamsch Nieuwsblad op 21 februari. In mei opent Hulp voor Onbehuisden in Houten Jeanette-Oord, genoemd naar mevrouw Janetta Jonker, een tehuis voor meisjes. Aan dit tehuis, gevestigd in het voormalige buiten Oud-Wulven, oorspronkelijk uit 1635, dat HvO koopt van Charles François Testas, is ook een huishoudschool verbonden. Jeanette-Oord beslaat acht hectare en omvat herenhuis, koetsierswoning, stal, boomgaard, bos, moestuin (HvO adverteert direct met ‘prachtige winterappelen en peeren’), weiland, vijver en een tot duiventil vervallen oude kapel. Zuster Enters is er de hoofdzuster en er werken nog twee zusters, die allen intern verblijven.

De moestuin van Jeanette-Oord in 1910

De moestuin van Jeanette-Oord in 1910

De meisjes van Jeanette-Oord krijgen onderricht in ‘wasschen, strijken, naaien, knippen, koken, kortom in alle mogelijke zaken die een meisje moet kennen om haar eigen brood te kunnen verdienen en om later een flinke huisvrouw te kunnen zijn.’ Dominee De Groot, predikant te Houten, geeft op ‘des Maandagsmorgens catechetisch onderwijs.’

Jeanette-Oord wordt officieel geopend op 23 juni 1910. Hiervoor gaan Amsterdamse journalisten en notabelen, waaronder wethouder van het armenwezen Josephus Jitta (voormalig bestuurslid van HvO) en jonkheer Van Rappard van het Rijks Tucht- en Opvoedingswezen, per spoor naar Utrecht en vandaar met open rijtuigen naar Houten. Jeanette-Oord is bedoeld voor 36 ‘meisjes uit Amsterdam van alle gezindten,’ want de vereniging ‘draagt een neutraal karakter,’ aldus het bestuurslid en voormalig wethouder J.G. Schölvinck in zijn speech bij de opening. Hij prijst de inzet van Jonker die al 35 van de benodigde 40 duizend gulden voor het nieuwe tehuis bij elkaar heeft weten te krijgen.
Het huis heeft – heel modern – een telefoonaansluiting. Het telefoonnummer is 1, zo meldt het de website Oud Houten.

De vijver van Jeanette-Oord in Houten, 1910

De vijver van Jeanette-Oord in Houten, 1910

Oude kapel op Jeanette-Oord in 1910

Oude kapel op Jeanette-Oord in 1910

‘Een daad van goed inzicht en wijs beleid moet genoemd worden hetgeen door de Amsterdamsche Vereeniging “Hulp voor Onbehuisden” thans is volbracht: zij heeft voor aankomende meisjes een tehuis geopend onder de gemeente Houten bij Utrecht, Jeannette-oord genaamd. In dit huis zullen, ver van het stadsgewoel en de gevaren eener groote stede, de meisjes in een haar passende omgeving een goede, nuttige opleiding kunnen bekomen,’ schrijft De Tijd op 24 juni. ‘Een aantal Amsterdamsche achterbuurt-kinderen wordt hier overgeplaatst in een rustige gezonde omgeving,’ aldus het Algemeen Handelsblad op 24 juni. ‘Meisjes uit Amsterdam van alle gezindten kunnen hier worden opgenomen. De vereeniging toch draagt een neutraal karakter, neutraal echter in den goeden ouderwetschen zin. De kinderen toch, tijdelijk of langer aan de zorgen van het echtpaar Jonker toevertrouwd, worden opgevoed volgens de godsdienstige belijdenis der ouders, niet godsdienstloos, daar men waardeert de bezieling, voortspruitend uit de overtuiging, dat een Hooger Kracht ons leven bestuur.’ Het Utrechts Nieuwsblad noteert op 24 juni: ‘Met liefde spreekt de directeur over het schoone werk, dat hij voor eenige jaren begon, en dat nu reeds zooveel en zoo mooi resultaat heeft gehad.’

De tuinmanswoning van Jeanette Oord van Hulp voor Onbehuisden in 1910

De tuinmanswoning van Jeanette Oord van Hulp voor Onbehuisden in 1910

Anna Reynvaan, voormalig adjunct-directrice van het Wilhelmina Gasthuis en van 1906 tot 1915 bestuurslid van Hulp voor Onbehuisden, schrijft over Jeanette-Oord in het tijdschrift van de vereniging: ‘Ik zag ze daar buiten spelend, genieten van de heerlijke lucht van het Sticht, opgroeien niet tot teringachtige, stumperachtige, klierachtige stadsmenschjes, maar tot frissche gezonde buitenkinderen, die zullen trachten naar hunne mate de wereld waarin zijn leven, iets verder te brengen op den weg naar het schoone en het goede.’

Het huis waarin Jeanette-Oord was gevestigd anno 2014

Het huis waarin Jeanette-Oord was gevestigd anno 2014

Hulp voor Onbehuisden zal tot 1925 in dit huis blijven. Het huis en het terrein worden dan opgedeeld en geveild, waarbij de 700 bomen bijna net zoveel opbrengen als de buitenplaats zelf. Hoewel er in de loop der jaren het nodige aan is verbouwd en veranderd, is het voormalige Jeanette-Oord nog duidelijk te herkennen in het huidige huis Oud-Wulven aan de Oudwulfseweg in Houten. De oude kapel is in de jaren vijftig afgebroken. Op de plaats waar eens de vijver was, staan nu paarden.

Naast een apart tehuis voor meisjes wil HvO ook iets gaan doen voor jongens, want ‘uit hun zondige omgeving moeten zij worden weggehaald. Met liefde moet hen worden gewezen dat voortgaan op het hellende vlak hen naar het verderf voert. Onze deuren moeten wijd openstaan voor den jongeling die viel, maar die gaarne de hand wil grijpen die hem helpen wil om weer op te staan.’

Over reclassering zegt Jonker: ‘Onder het dak van Hulp voor Onbehuisden slaapt menigeen, die korter of langer tijd geleden voor het eerst of bij herhaling kennis maakte met de gevangenis. Het is een verblijdend teeken des tijds dat de regeering inziet dat zij de hand te opheffing moet bieden aan degenen, die ten val kwamen. Men vergete niet dat het reclasseringswerk uitermate moeilijk en delicaat is. Het mag niet shablonenmässig geschieden, ieder geval moet op zijn eigen merites worden beoordeeld en behandeld.’ Jonker wordt in 1910 herkozen als bestuurslid van het Genootschap tot zedelijke verbetering der gevangenen. Dit genootschap wordt in 1823 opgericht en is de voorloper van de tegenwoordige Reclassering Nederland.

Maaltijd op de binnenplaats van het Oud Buitengasthuis van HvO in 1910, met Jonker in het midden, voor de waterpomp

Maaltijd op de binnenplaats van het Oud Buitengasthuis van HvO in 1910, met Jonker in het midden, voor de waterpomp

Jonker woont op 28 juni in het Americain Hotel de oprichting bij van de Centrale Vereeniging ter behartiging van de belangen van zwakzinnigen in Nederland. Ook Hulp voor Onbehuisden heeft met klanten te maken in deze categorie. Jonker schrijft hierover in het kwartaalblad “zoowel onder de mannen als onder de vrouwen, geherbergd in het Oude Buitengasthuis, worden gedragingen geobserveerd, die het resultaat zijn van een gestoorden geest, welke gedragingen zeer stellig gevaar opleveren voor die personen zelf en voor hunne omgeving, waarlijk, die mannen en vrouwen zijn niet in staat om zonder hulp en leiding door het leven te gaan.”

Herman Heijermans vermomd als dakloze

Herman Heijermans vermomd als dakloze

In de zomer gaat HvO met 200 kinderen opnieuw een dagje naar Zandvoort.

De schrijver Herman Heijermans veroorzaakt in 1910 enige opschudding met zijn artikelen ‘24 Stunden in der Irrenanstalt’ die op 9 en 12 september in het Berliner Tageblatt verschijnen. Heijermans maakt deze reportages, bedoeld als aanklacht tegen de toestanden in de Berlijnse krankzinnigenverpleging, onder meer vermomd als dakloze. Er gaan stemmen op om Heijermans als ongewenste vreemdeling uit te wijzen, maar zover komt het niet. Een foto van Heijermans als dakloze en een spotprent op de kwestie staan in het aan hem gewijde schrijversprentenboek.
Kijk hier om deze artikelen te lezen.

‘De soorten van onbehuisden zijn vele, maar er is nauwelijks eene die de heer Jonker en zijn vereeniging zich niet aantrekken. Thans vragen bestuur en directeur van de “Hulp voor Onbehuisden” middelen voor de oprichting van een huis voor groote jongens, geheel afgescheiden van bet Oud-Buitengasthuis. En wie de hier bedoelde jongens, slenterend langs de straat, vullend de tribune bij de strafzittingen, helaas dikwijls reeds zelf op bet aangeklaagdenbankje heeft gadegeslagen, weet dat in bet belang van de maatschappij, van de kracht van ons volk, van henzelven geen soort van onbehuisden, meer noodig heeft te worden opgenomen, verzorgd, en met liefde maar ook met strengheid naar den rechten weg gewezen,’ aldus het Algemeen Handelsblad op 6 november.

Speelplaats, Oud Buitengasthuis van Hulp voor Onbehuisden, 1910

Speelplaats, Oud Buitengasthuis van Hulp voor Onbehuisden, 1910

Op 21 november wordt de Hollandse Kindervereniging tot Bescherming der Dieren ‘welke onder kinderen het begrip vormt en ontwikkelt, dat men dieren niet kwellen, maar beschermen moet,’ opgericht in Amsterdam. Jonker is een van de bestuursleden, meldt het Nieuws van den dag op 3 december. J.H. van Eeghen (bestuurslid van HvO sinds 1904) is voorzitter van deze vereniging, waarvan diens echtgenote optreedt als beschermvrouwe.

In 1910 publiceert Wilhelm Albert Wiemer zijn dissertatie ‘Bepalingen van het soortelijk gewicht van den mensch als onderdeel van het klinisch onderzoek.’ In het voorwoord dankt hij uiteraard zijn promotor, maar ook de ‘directeur van ’t Toevlucht voor Onbehuisden voor zijn bereidwilligheid, mij de gelegenheid voor mijn onderzoek te verschaffen’ en hij wil hierbij ook zuster Roorda van HvO niet vergeten.

Het Tijdschrift voor armenzorg en kinderbescherming haalt op 26 november Jonker aan die een tuchthuis voor jongens wil oprichten. Want als een onwillige jongen ‘niet onder toezicht komt te staan, zal hij eerlang gaan vagebondeeren en de vagebondage brengt hem in handen der Justitie.’ Daarom dus de plannen voor een jongenshuis voor boefjes, al spreekt Jonker in plaats van tucht- liever van een liefdeschool. ‘Liefde in den hoogen zin van het woord, en die liefde is niet synoniem met femelarij noch met sentimentaliteit.’
Jonker wil daarbij niet generaliseren. ‘ledere jongen is voor ons een individu, met een eigen zieleleven, met een eigen geschiedenis, met een eigen verlangen en begeeren, hij is niet onwillige jongen nommer zooveel.’

‘Door de vereeniging Hulp voor Onbehuisden zijn gedurende de maand November 1910 13,953 nachtverblijven gratis verstrekt aan 237 mannen, 59 vrouwen en 324 kinderen. Die dit leest, vrage zich af: Wat droeg ik er toe bij dat dit mogelijk ware?’ aldus een advertentie in het Nieuws van den dag van 3 december.

Eenige van onze groote meisjes, schrijft HvO in 1910, foto Willy Zimmerman

Eenige van onze groote meisjes, schrijft HvO in 1910, foto Willy Zimmerman

In de etalage van de fotograaf Willy Zimmerman aan de Eerste Constantijn Huygensstraat 49 zijn gedurende de kerstweek foto’s over de arbeid van Hulp voor Onbehuisden uitgesteld met het doel gaven in te zamelen voor dit werk, meldt De Telegraaf op 25 december. ‘We weten dat menigeen, die de wanhoop nabij was daar de kracht vond tot een ander, beter leven, dat dagelijks tal van kinderen uit een poel van ellende worden gered om door “vader en moeder Jonker” te worden opgevoed tot nuttige leden der maatschappij.’

Het Stedelijk Gymnasium, de voorloper van het Barlaeus, bestaat 25 jaar. Bij de viering daarvan in het Paleis voor Volksvlijt zingt een koor van meer dan 100 leerlingen de ‘Oranje Nassau Cantate’ van Catharina van Rennes, onder leiding van Louis Boer. Ook wordt het toneelstuk ‘Don Quichot op de Bruiloft van Kamacho’ van Pieter Langendijk opgevoerd, ingestudeerd onder leiding van de leraar Nederlands dr. F.A. Stoett en de toneelspeler Herman Schwab, ten bate van Hulp voor Onbehuisden, meldt het Algemeen Handelsblad op 24 december.

De uitgaven over 1910 zijn ƒ 65.513,90½. Jonker vertaalt dit wat abstracte bedrag in het HvO-blad naar de menselijke praktijk van alledag.

12 centen per minuut van 1 Januari tot 31 December zijn noodig om de kosten te kunnen betalen; de kosten worden gemaakt in het belang van zwervelingen, schipbreukelingen op de grote wereldzee, van ongelukkige en afgedoolde vrouwen, van verwaarloosde, van verlaten, van mishandelde, van ongelukkige kinderen.

Kerst viert Hulp voor Onbehuisden met de kinderen in gebouw Velox (dat in 1912 het Zuiderbad wordt), dat daartoe welwillend en kosteloos is afgestaan.

In 1910 verstrekt HvO 160.105 verpleegdagen, gemiddeld 438 mensen per dag. Er zijn 1712 nieuwe gevallen, 1181 mannen, 155 vrouwen en 376 kinderen. ‘Wat zou Amsterdam geweest zijn indien al dien tijd onze Vereeniging de deuren voor de arme onbehuisden niet geopend had gehouden?,’ vraagt Jonker zich af. En hij geeft zelf ook meteen het antwoord: bij de politie.

 

top

1911

Mannen gebruiken een maaltijd alvorens ze naar bed gaan in het tehuis, aldus het tijdschrift Het Leven in een reportage over het Buitengasthuis van Hulp voor Onbehuisden in 1911.

Mannen gebruiken een maaltijd alvorens ze naar bed gaan in het tehuis, aldus het tijdschrift Het Leven in een reportage over het Buitengasthuis van Hulp voor Onbehuisden in 1911.

Op 24 december 1910 komt in Nederland de Reclasseringsregeling tot stand, een uitvloeisel van het inzicht dat een goede nazorg een onontbeerlijke aanvulling is op de strafrechtpleging. Deze nazorg bestaat voor een groot deel uit het werk dat Hulp voor Onbehuisden inmiddels al jaren doet: het verlenen van onderdak en het zoeken van een werkkring voor daklozen.

Doorloopend bewijs van toegang voor T. Jonker tot de gevangenis in Alkmaar, 1913

Doorloopend bewijs van toegang voor T. Jonker tot de gevangenis in Alkmaar, 1913

In de Reclasseringsregeling wordt vastgelegd dat de reclassering weliswaar een taak is voor het particulier initiatief, maar dat de overheid en een vergoeding tegenover stelt. Dit betekent dat HvO van het Ministerie van Justitie een vergoeding kan krijgen voor personen die ter reclassering worden opgenomen. Op 13 juli 1911 besluit het bestuur dan ook dat Hulp voor Onbehuisden tevens een Reclasseringsvereniging wordt. Dit werk bestaat niet alleen uit het verlenen van nazorg aan ontslagen gevangenen, maar ook uit het bezoeken van gevangenen (in Amsterdam, Utrecht, Haarlem en Alkmaar) en het opnemen van voorwaardelijk veroordeelden die geen tehuis hebben.

In oktober 1910 is de Vereeniging tot stichting van Christelijke Inrichtingen voor verpleging van Zwakzinnigen in het leven geroepen met René van Ouwenaller, penningmeester bij Hulp voor Onbehuisden, als voorzitter. In februari vergadert deze vereniging in het Haagse Maison Concordia. Jonker is een van de sprekers aldus het Tijdschrift voor armenzorg en kinderbescherming. ‘Wie veel werkt onder de misdeelden, komt telkens in aanraking met velen, voor wie niet wordt gezorgd,’ aldus Jonker. ‘Eene inrichting tot duurzame verzorging van deze ongelukkige schipbreukelingen is dus zeer noodig. Het mag niet langer, dat zij de gevangenissen en krankzinnigengestichten, waar zij niet tehuis behooren, bevolken of in ellende rondzwerven tot zij, van iedereen verlaten, van gebrek omkomen.’
Zowel Jonker als A.J. Mendes da Costa van HvO nemen zitting in het bestuur van deze vereniging.

Op 11 maart houdt de Hollandsche Kindervereeniging tot bescherming der Dieren vergadering in gebouw Salvatori aan de Amstel, waarbij T. Jonker de ouders en kinderleden toespreekt, aldus het Nieuws van den Dag.  Als kinderen leren om dieren te beschermen, ‘zullen ze tevens leeren het zwakke lief te hebben en te beschermen. Dit zal den geest veredelen en de maatschappij ten goede komen,’ aldus Jonker volgens het Algemeen Handelsblad op 13 maart.

In 1911 verschijnt in het tijdschrift Nederland het verhaal ‘Kikkie’ van G.J. Visscher. Kikkie is een Amsterdammer van 68 jaar oud en heeft het niet breed. Zijn werk op de suikerfabriek is opgehouden en hij komt nu aan de kost als karrentrekker of kargadoor. Dat wil zeggen dat hij karren de brug op helpt trekken. Het is geen vetpot. Kikkie scharrelt de hele dag en krijgt zo nu en dan wat kleren toegestopt van dienstmeisjes.
‘Daarom had hij met leede oogen de eerste kar van Toevlucht voor Onbehuisden zien rijden, want die nam ook alles aan, en hij vreesde de concurrentie. Maar de dienstmeisjes bij de brug gaven hèm de voorkeur en alles van waarde, zooals oude kleeren, schoenen, gebroken speelgoed, dat was voor hèm, en inmaakbussen, papier, sigarenkistjes, dat ging in de mand voor Toevlucht.’
Kikki heeft overigens echt bestaan. Het Stadsarchief Amsterdam bewaart een prentbriefkaart met zijn beeltenis.

Kikki, kargadoor, 1912

Kikki, kargadoor, 1912

De eerste maanden van 1911 adverteert HvO wekelijks in diverse kranten waaronder De Telegraaf met korte tekstjes als: ‘Hulp voor Onbehuisden, Oud Buiten Gasthuis. Gedurende de maand Januari werden 14.496 nachtverblijven gratis verstrekt. In den nacht van 17-18 Febr. sliepen 483 hulpbehoevenden onder ons dak, Steunt ons door Uwe gaven.’

‘Onze huishoudelijke uitgaven zijn elken dag ƒ 160. Wie helpt ons aan dat bedrag?’ adverteert HvO herhaaldelijk in De Telegraaf in maart.

‘Hulp voor Onbehuisden ontving in dank van “Een voormalig Onbehuisde” de som van ƒ 30,’ laat men weten in het Algemeen Handelsblad van 24 maart.

Verpleegde van Hulp voor Onbehuisden in het bad in 1911

Verpleegde van Hulp voor Onbehuisden in het bad in 1911

Op 27 maart is de jaarvergadering van HvO in hotel Americain. De Tijd doet hiervan op 29 maart verslag. Naar aanleiding van deze jaarvergadering noemt het Nieuws van de Dag de ‘uitbreiding der kinderafdeeling, waarin thans 60 kleinen opgenomen, zijn; voorts aan de opening van Jeannette-Oord, het opvoedingsgesticht voor oudere meisjes, dat aan de gestelde verwachting beantwoordt. Ook het logement “De Hoop”,  in de Warmoesstraat, blijkt opgang te maken. Over de exploitatie kan men zeer tevreden zijn. De commissie tot het nazien der rekening en verantwoording verklaarde, de overtuiging te hebben gekregen, dat de stichting uitstekend wordt beheerd.’

Jongenshuis van Hulp voor Onbehuisden aan de Prins Hendrikkade 165 in Amsterdam, 1911

Jongenshuis van Hulp voor Onbehuisden aan de Prins Hendrikkade 165 in Amsterdam, 1911

Voor het stichten van een Jongenshuis vraagt Hulp voor Onbehuisden 80.000 gulden, waarvan al ƒ 22.150 is toegezegd. ‘Zendt ons daarvoor Uw bijdrage,’ aldus een serie piepkleine advertenties in april in De Telegraaf en het Algemeen Handelsblad. In 1911 opent Hulp voor Onbehuisden dit tehuis voor 36 oudere jongens. Eerst tijdelijk aan het Singel 471, vanaf 26 juni permanent aan de Prins Hendrikkade 165 in Amsterdam. Deze jongens zijn klaar met de lagere school en tussen de 14 en 18 jaar oud. Zij worden in het Jongenshuis opgeleid voor een ambacht en op die manier voorbereid op een nuttig bestaan in de maatschappij, net als Hulp voor Onbehuisden met de oudere meisjes beoogt met het tehuis Jeanette-Oord in Houten. Jonker rechtvaardigt het oprichten van aparte voorzieningen voor adolescenten aldus

Er is niet veel scherpzinnigheid of doorzicht noodig om te begrijpen, dat hier eene verandering gebiedend noodzakelijk is. Jonge mannen van 14 tot 18 jarigen leeftijd in voortdurende en uitsluitende aanraking te houden met volwassenen, wier kleinste gebrek zwakheid van karakter is, mag voorzeker ten eenenmale on paedagogisch heeten.

Mannen maken zich op om naar bed te gaan op de slaapzaal van het tehuis, aldus het tijdschrift Het Leven in een reportage over het Buitengasthuis van Hulp voor Onbehuisden in 1911

Mannen maken zich op om naar bed te gaan op de slaapzaal van het tehuis, aldus het tijdschrift Het Leven in een reportage over het Buitengasthuis van Hulp voor Onbehuisden in 1911

De kleinste kinderen, die nog in het tehuis worden opgevoed, aan de maaltijd, aldus het tijdschrift Het Leven in een reportage over Hulp voor Onbehuisden in 1911

De kleinste kinderen, die nog in het tehuis worden opgevoed, aan de maaltijd, aldus het tijdschrift Het Leven in een reportage over Hulp voor Onbehuisden in 1911

In het maartnummer van het huisorgaan neemt Hulp voor Onbehuisden een artikel over uit het populaire weekblad Het Leven onder de titel ‘Met den Amsterdamschen Sherlock Holmes op pad’. De journalist maakt met rechercheur Verbeek, een gepensioneerd politieman (van het bekende Amsterdamse politieduo Panhorst en Verbeek) die nu in dienst is van HvO, een tocht door de donkere krochte van nachtelijk Amsterdam. Deze medewerker laat de schrijver een deel zien van ‘de ellende, die in het mooie Amsterdam wordt geleden – ellende, voortkomend uit eigen schuld, maar ook, en dat is wel het treurigste van alles, uit niet af te wenden noodlot. Wat we gezien hebben op dien dag, heeft ons diep getroffen, en we zouden wel willen, dat zeer velen dat zelfde eens konden zien, de toevlucht in het oude buitengasthuis zou er zeker wel bij varen. En meteen zou dan ook het vooroordeel dat bij te velen tegen deze zegenrijke inrichting helaas nog altijd bestaat, verdwijnen.’

Vrouwen aan het werk op een werkplaats in het tehuis, aldus het tijdschrift Het Leven in een reportage over het Buitengasthuis van Hulp voor Onbehuisden in 1911

Vrouwen aan het werk op een werkplaats in het tehuis, aldus het tijdschrift Het Leven in een reportage over het Buitengasthuis van Hulp voor Onbehuisden in 1911

Affiche voor een concert ten bate van Hulp voor Onbehuisden, 1911

Affiche voor een concert ten bate van Hulp voor Onbehuisden, 1911

Op 3 april wordt ten bate van de Hulp voor Onbehuisden, in het gebouw voor de Werkenden Stand aan de Kloverniersburgwal, een uitvoering gegeven door het dameszangkoor onder leiding van mevrouw M. G. van West-Meerurn Terwogt. De kaarten kosten een gulden, aldus het Nieuws van den Dag.

Op zondag 5 maart 1911 geeft de mannenzangvereniging “Zanglust” een vocaal en instrumentaal weldadigheidsconcert ten bate van de Vereniging Hulp voor Onbehuisden in het Paleis voor Volksvlijt aan het Frederiksplein. Tot de artiesten behoren de bariton Bram van der Stap en de bekende componist en koordirigent Israël Jacques Olman, die zijn ballade Hannibal voor het eerst uitvoert. Plaatsbewijzen kosten 40 cent tot een gulden.

In 1911 herbergt HvO ook twee bijzondere gasten: papoea’s die door hun impresario in Rusland zijn verlaten, vervolgens door de politie op transport zijn gezet naar Duitsland en vandaar verder zijn gezworven naar Amsterdam.

Papoea’s bij Hulp voor Onbehuisden in 1911

Papoea’s bij Hulp voor Onbehuisden in 1911

‘Ze zijn te Amsterdam bij een heer met een lange baard gekomen en toen naar de Prinses Juliana [een schip] gebracht. Wie hun biljet tot Merauke heeft betaald, ze weten het niet. (Het was de heer Jonker van het Toevlucht voor Onbehuisden in het oude buiten-gasthuis. Red. Volk.)’, meldt Het Volk op 2 augustus.

Bij de nachtopvang voor zowel mannen als vrouwen, de ‘nacht-asyls’, wordt een nieuwe regel ingevoerd: wie geen inwoner is van Amsterdam, wordt nog maar drie dagen geherbergd.

Kinderzangkoor Hulp voor Onbehuisden. Dit zijn 60 kinderen van ons 280 verpleegde kinderen, aldus het fotobijschrift in het tijdschrift van HvO in 1910

Kinderzangkoor Hulp voor Onbehuisden. Dit zijn 60 kinderen van ons 280 verpleegde kinderen, aldus het fotobijschrift in het tijdschrift van HvO in 1910

De firma Molenaar’s Kindermeel adverteert in de Leeuwarder courant met het feit dat veel kindertehuizen hun product gebruiken en men noemt als voorbeelden het Emma Kinderziekenhuis, de Rijks Kweekschool voor Vroedvrouwen, en de Toevlucht voor Onbehuisden, alle te Amsterdam. Op een foto van het echtpaar Jonker aan hun bureau uit 1906 is een reclameplaat van deze firma te zien.

Op 31 augustus, de verjaardag van de Koningin, geven de kinderen van HvO een zanguitvoering op de binnenplaats van het Oud-Buitengasthuis. Bewijzen van toegang kosten ƒ 0,25.

Papierkar van Hulp voor Onbehuisden, jaren ’10

Papierkar van Hulp voor Onbehuisden, jaren ’10

De Hollandsche Kindervereniging tot bescherming van Dieren houdt op 13 oktober een bijeenkomst plus muziekuitvoering. ‘De heer Jonker, directeur van de Toevlucht voor Onbehuisden, had weer de opperleiding,’ aldus het Nieuws van den Dag.

Op 9 november geeft de christelijke zangvereniging Excelsior een uitvoering in Bellevue, met medewerking van het Kinderkoor van Hulp voor Onbehuisden, meldt het  Nieuws van den Dag.

In een boekje uit 1914 over de afsluiting en drooglegging van de Zuiderzee wordt Jonker aangehaald als deskundige op het gebied van werkeloosheidsbestrijding: ‘Verleden jaar (1911) gingen er ongeveer 1700 mannen door onze asyls; hiervan gingen er vele naar de Duitsche mijnen.’

Samuel Falkland (Herman Heijermans) betwijfelt in het Algemeen Handelsblad op 11 november in een open brief aan minister Theo Heemskerk nut en noodzaak van het Vredespaleis in Den Haag. Liever richt hij het gebouw ‘voor ’n ander, nuttiger, minder ridikuul doel in – maak ‘r ’n restaurant voor vegetariërs, ’n volksgaarkeuken, ’n toevlucht voor onbehuisden van.’

Het jongenshuis dat wij ons voorstellen te bouwen, impressie in het tijdschrift van HvO in 1911. Dit zal drie jaar later het Observatiehuis worden

Het jongenshuis dat wij ons voorstellen te bouwen, impressie in het tijdschrift van HvO in 1911. Dit zal drie jaar later het Observatiehuis worden

De Amsterdamse gemeenteraad besluit eind 1911 ’tot uitgifte in erfpacht van een terrein gelegen aan de Vosmaerstraat hoek 3e Kostverlorenkade totaal 945 m2, tegen een canon van ƒ 1.10. voor den bouw van een jongenshuis der Vereeniging Hulp voor Onbehuisden,’ aldus het Algemeen Handelsblad van 13 december. Op 15 december noemt het Algemeen Handelsblad het geplande jongenshuis een soort tuchtschool, al spreekt het bestuur van HvO liever van een ‘liefdesschool.’ Het gebouw van architect Jan de Meijer wordt 45 meter breed, ongeveer 20 meter hoog (zonder de koepel) en 10 meter diep. De kosten zijn geraamd op 100.000 gulden, waarvan reeds 75.000 binnen is, ‘waarvan ƒ50.000 van één enkelen gever!’

Zoals de kwamen en zoals ze zijn, propagandafoto’s uit het tijdschrift van Hulp voor Onbehuisden, 1911

Zoals de kwamen en zoals ze zijn, propagandafoto’s uit het tijdschrift van Hulp voor Onbehuisden, 1911

In 1911 is het aantal verpleegdagen en nachtverblijven bij HvO 170.191, gemiddeld zo’n 465 per dag. Directeur Jonker adverteert met dit aantal ten behoeve van de fondsenwerving.

top

 

1912

Handkar en keukenpersoneel van Hulp voor Onbehuisden in 1912

Handkar en keukenpersoneel van Hulp voor Onbehuisden in 1912

Advertentie voor HvO in De Telegraaf van 2 februari 1912

Advertentie voor HvO in De Telegraaf van 2 februari 1912

Tijdens een feestavond in Bellevue van de afdeling Amsterdam der Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht is de opbrengst van de tombola gedeeltelijk bestemd voor het op te richten jongenshuis van Hulp voor Onbehuisden, weet het Nieuws van de Dag op 24 januari.

Het Tijdschrift der Nationale Vereeniging tegen de Werkloosheid citeert in 1912 Jonker, ‘de bekende directeur van Hulp voor Onbehuisden in Amsterdam, de man, die zoo dagelijks de scharen van werkloozen langs zich heen ziet gaan en door voortdurende aanraking misschien meer dan iemand anders bevoegd is te beoordeelen, wat zooal de neigingen zijn in die kringen en tot wat voor soort werk de meesten onder hen zooal geschikt zijn, deelde mij, o.m. welwillend het volgende mede: ‘Verleden jaar (1911) gingen er ongeveer 1700 mannen door onze asyls; hiervan gingen er vele naar de Duitsche mijnen en anderen vonden werk in de hooi- en rooitijd. Werk te vinden voor deze losse krachten zou de bedelarij en landlooperij ongetwijfeld sterk doen verminderen en zou voor onze maatschappij een weldaad zijn.’

De opbrengst van de uitvoering van gymnastiekvereeniging Disciplina Vitae Scipio op 21 februari in het Concertgebouw is bestemd ‘voor de vereeniging “Hulp voor Onbehuisden” (Jonker), welke zich terecht verheugen mag in de sympathie van vele stadgenooten, maar voor haar omvangrijk werk steeds behoefte heeft aan krachtigen, geldelijken steun,’ aldus het Nieuws van de Dag.

Aardappels schillen op de binnenplaats van het Oud Buitengasthuis van HvO, 1912

Aardappels schillen op de binnenplaats van het Oud Buitengasthuis van HvO, 1912

‘Ten bate van het Jongenshuis der vereeniging Hulp voor Onbehuisden, is Donderdagavond voor een op alle rangen totaal gevulden schouwburg, door de Vereeniging tot beoefening van Vokale en Dramatische Kunst, directrice mej. Cateau Esser, te Amsterdam, eene opvoering gegeven van “Der Freischütz”, het melodieuze werk van Carl Maria von Weber,’ aldus weekblad De Kunst op 2 maart. ‘Het was een mooie avond, – een succes voor mej. Esser en haar School, en niet het minst voor de jeugdige onbehuisden, die, dank zij aller trouwe medewerking, in ’s heeren Jonkers Jongenshuis een vaderlijke verzorging vinden.’ Deze voorstelling brengt Hulp voor Onbehuisden ƒ 3000 op.

Het schoonmaken van de binnenplaats van het Oud Buitengasthuis van HvO, 1912

Het schoonmaken van de binnenplaats van het Oud Buitengasthuis van HvO, 1912

‘Door de Vereeniging Hulp voor Onbehuisden is een boekje verspreid: ‘Stemmen uit de diepte,’ waarin aan de hand van eenige historische feiten het sympathieke streven der vereeniging nader bekend wordt gemaakt.  Treffend zijn de verhalen van menschenellende, die het kleine boekje ons geeft. Nog meer zeggen de portretjes van de kinderen, die in het tehuis werden opgenomen, bleeke, verwaarloosde gezichtjes, zoolang zij in hun treurige omgeving het leven voortsleepten, frissche, vroolijke snoetjes, sedert de vriendelijke helpers van Hulp voor Onbehuisden zich over hen ontfermden,’ aldus De Telegraaf op 7 maart.

Kijk hier om Stemmen uit de diepte te lezen.

Hoofdzuster en zusters van de zuigelingenafdeling van HvO, 1912

Hoofdzuster en zusters van de zuigelingenafdeling van HvO, 1912

Op 25 maart wordt in het Nutsgebouw aan de Nieuwezijds Voorburgwal 212 onder het voorzitterschap van J.F.L. Blankenberg de jaarvergadering gehouden van Hulp voor Onbehuisden waarbij ook de jaarrekening wordt besproken. Het totaal aan giften bedraagt in 1911 bijna ƒ 55.000 tegen ƒ 47.000 het jaar daarvoor. ‘Dat met het toenemen der middelen ook de werkzaamheid der vereeniging zich heeft uitgezet, moge blijken uit het feit dat in 1911 ruim 10.000 verpleegdagen meer werden bereikt dan in 1910,’ aldus het Algemeen Handelsblad een dag later.

De helft van de opbrengst van de kampioenswedstrijd korfbal tussen Oud D.T.V. en O.S.C.R. is bestemd voor Hulp voor Onbehuisden, aldus het Algemeen Handelsblad van 31 maart.

Wegwijzer naar Hulp voor OnbehuisdenDe christelijke zangvereniging Excelsior geeft op 15 april een benefietconcert ten voordele van het Jongenshuis van de vereniging Hulp voor Onbehuisden in Bellevue. ‘De heer T. Jonker, directeur van het gesticht voor onbehuisden, zal dien avond spreken,’ melden het Nieuws van de Dag en de Amsterdamsche Kerkbode.

Het Algemeen Handelsblad maakt op 26 april melding van een statutenwijziging van Hulp voor Onbehuisden. ‘Art. 1 wordt gelezen: “De Vereeniging draagt den naam Hulp voor Onbehuisden. Zij is gevestigd te Amsterdam en stelt zich ten doel aan hen, die in de gemeente Amsterdam van huisvesting verstoken zijn, tijdelijk onderkomen en zoo mogelijk verdere hulp te verleenen tot het voorzien in eigen onderhoud. De vereeniging is bevoegd hare zorgen uit te strekken tot personen, ook van buiten Amsterdam, wier tijdelijke huisvesting noodig is in verband met de uitvoering der Kinderwetten of der Reclasseeringsregeling.”‘

Meisjes van Hulp voor Onbehuisden in hun toneeluitdossing voor het Julianafeest, 1912

Meisjes van Hulp voor Onbehuisden in hun toneeluitdossing voor het Julianafeest, 1912

In het Paleis voor Volksvlijt heeft de verjaardag van Prinses Juliana ‘een alleraardigst kinderfeest gebracht. Daar heeft de Vereeniging Hulp voor Onbehuisden, onder leiding van den ijverigen directeur T. Jonker, een matinee georganiseerd, waar ruim een honderdtal kinderen uit het groote Tehuis aan de Constantijn Huygensstraat zongen, en werkten, aldus het Algemeen Handelsblad van 30 april. Op het repertoire staat onder meer het zangspel Jantje in Modderstad. Ook volgens De Tijd ging het hier ‘recht gezellig toe.’ Er komen maar liefst 1200 kinderen opdraven voor de festiviteiten.  Een dag later wordt het muzikale en gymnastische programma met succes herhaald in de Hollandse Schouwburg, meldt het Algemeen Handelsblad. Ook hier zijn de 900 plaatsen allemaal bezet. ‘Stel u een concertavond voor, gegeven door een groot aantal kinderen, welke uit de laagste lagen der samenleving, uit de afschuwelijkste krotten, uit de ellendigste gezinnen liefdevol zijn opgenomen en verpleegd,’ volgens het Nieuwsblad van het Noorden op 7 mei, ‘en – wat men op zulke avonden elders nogal eens vreezen zou – het was heel niet smakeloos.’

Geen gift is te groot of te klein, aldus Jonker. Op 7 en 8 oktober 1912 organiseert HvO de zogeheten Onbehuisden-dagen

Geen gift is te groot of te klein, aldus Jonker. Op 7 en 8 oktober 1912 organiseert HvO de zogeheten Onbehuisden-dagen

Op 4 juni 1912 schrijft De Telegraaf een aardig stuk over het Jongenshuis van Hulp voor Onbehuisden.

De heer Jonker uit ’t oude Buitengasthuis, de man, die zoo langzamerhand aan elk rechtgeaard Amsterdammer bekend is geworden, had ons verzocht het jongenshuis aan de Prins Hendrikkade 165 te komen bezichtigen. We togen er op uit, maar toe we bij ’t opgegeven nummer waren aangekomen. bleven we één oogenblik aarzelend staan. Een jongenshuis, nietwaar, wekt onwillekeurig de gedachte op aan witgekalkte ramen en wat we hier zagen was een deftige patriciërswoning met keurige gordijnen van af de vliering tot den kelder. Bedenkend echter, dat bij den heer Jonker nu eenmaal alles mogelijk schijnt te zijn, liepen we de hooge stoep op, belden aan en ja, we waren terecht. In de gezellige huiskamer hebben we met den heer Jonker eenige oogenblikken zitten praten en daar van hem gehoord, dat een tehuis voor de grootere jongens een dringende eisch was geworden. Zoolang de kinderen nog beneden de twaalf jaar zijn, kunnen ze op de kinderzalen van ’t oude Buitengasthuis worden ondergebracht, daarna gaan de meisjes voor haar verdere opleiding naar Jeanette-oord, het groote buiten bij Utrecht, maar met de jongens wist met feitelijk geen raad. Ze aan de ouders terug geven beteekende in de meeste gevallen te niet doen wat na zwaren arbeid werd bereikt; ze op de mannenzalen brengen, ging natuurlijk ook niet, daarom was uitbreiden de eenige oplossing.

Verwaarloosde kinderen, HvO-blad, 1912

Verwaarloosde kinderen, HvO-blad, 1912

Het Algemeen Handelsblad noemt het pand van het jongenshuis van Hulp voor Onbehuisden ‘een mooi heerenhuis’ en merkt daabij op dat het vlak tegenover het wachtschip de Wassenaar ligt. ”t Is geen wonder, dat de jongens, dit in dit doorgangshuis verblijf houden, wanneer zij hun kleinere broertjes  of zusjes in het Oude Buitengasthuis opzoeken, dan vertellen, hoe goed zij het hebben in het ruime , frissche huis met aan de voorzijde zoo’n mooi uitzicht op het water.’ De Tijd spreekt van een ‘groote ouderwetsche patriciërswoning’. ”t Is één van die ruime heerenhuizen, zooals men er aan den waterkant nog vele aantreft en de jeugdige bewoners zijn er uitstekend gehuisvest, ’t Is een lust de propere vertrekken en de huiselijkheid, die het geheele gebouw kenmerkt, te zien. Men weet wat de bedoeling is van de huizen van den heer Jonker,’ aldus het Nieuws van den Dag. Dr. Zeehandelaar is de huisarts van het Jongenshuis aan de Prins Hendrikkade.

Zonder hoop, cover van het tijdschrift van Hulp voor Onbehuisden, 1912

Zonder hoop, cover van het tijdschrift van Hulp voor Onbehuisden, 1912

In augustus brengt de Britse suffragette Clara Lee van de Women’s Freedom League een bezoek aan HvO en doet daarvan verslag in de krant The Vote van 31 augustus 1912. Onder de titel ‘De dakloozen in Amsterdam en wat men voor hen doet’ neemt HvO een enigszins aangepaste vertaling hiervan over in het eigen blad. Zo vindt Clara Lee het Oud Buitengasthuis van HvO een ‘a haven of rest without the grating key and grunt of Bumble and his sucessors,’ waarmee ze doelt op een personage uit Oliver Twist, terwijl de vertaler er, waarschijnlijk terecht, van uitgaat dat Nederlandse lezers hun Dickens wat minder paraat hebben.

Wat Clara Lee bij haar bezoek aan onze hoofdstad opvalt is ‘de afwezigheid van ongelukkigen, die doelloos langs de straat heen en weer zwerven, iets wat men in Engeland helaas te veel ziet.’ Zij beschrijft dat bezoekers van het nachtasiel na hun maaltijd en bad een nachthemd krijgen en een genummerde linnen zak om hun kleding in te doen, die wordt gedesinfecteerd. ‘We were taken to see the Director, Mr. Jonker, a man who impressed one with his energy and determination to lift some of these miserable creatures into a better mode of life, or as he more than once said, “to help themselves, rather than herd them together, and make an exhibition of them.”‘

Drie dagen achtereen wordt gratis logies verstrekt. Als de dakloze er in die tijd niet in slaagt om werk te vinden, tracht de directeur te ontdekken hoe dit komt. ‘Amsterdam’s example is worthy of imitation,’ besluit Lee.

Hoofdzuster en zusters van de kinderafdeling van HvO in 1912

Hoofdzuster en zusters van de kinderafdeling van HvO in 1912

Veertig van de verpleegde kinderen van de Hulp voor Onbehuisden bezoeken de voorstelling van het sprookje Doornroosje van mevrouw Elisabeth Poons-Van Biene in de Plantage Schouwburg, weet het Algemeen Handelsblad op 23 september.

Voor de straatcollecte van oktober plaatst HvO ook een oproep voor collectanten in De Joodsche kroniek van 11 september. De redactie van dit tijdschrift benadrukt dat Hulp voor Onbehuisden er is voor iedereen. ‘Toen er Joden over Pesach in het vereenigingsgebouw waren, heeft de heer Jonker uit eigen beweging gezorgd van Joodsche zijde de voor de Pesach-dagen geoorloofde spijzen te krijgen.’

Jeugdige collectant voor Hulp voor Onbehuisden, 1912

Jeugdige collectant voor Hulp voor Onbehuisden, 1912

Op 7 en 8 oktober 1912 worden in het kader van de zogeheten Onbehuisden-dagen collectes gehouden. De reden van deze collecte is ‘de enorme omvang van onzen arbeid. Immers naar mate wij onze vleugelen hebben uitgeslagen, om armoede te lenigen en te voorkomen zijn onze uitgaven gestegen. Vooral de verzorging van ruim 340 kinderen kost veel geld. Dit geld werpt gelukkig hooge rente af, want het kind uit verwaarlozing en armoede door uwe hulp gebracht op een pad van deugd en werkzaamheid is de beste en meest doeltreffende armverzorging.’

B. en W. hebben toestemming verleend tot deze collecte van huis tot huis en het plaatsen van grote collectebussen op verschillende punten in de stad. Grote hotels, cafés en winkeliers hebben hun medewerking toegezegd, om gedurende deze dagen in hun lokalen bussen te plaatsen, aldus De Tijd. ‘Op verschillende pleinen en kruispunten in onze stad kan men heden en morgen de groote, rood en wit geschilderde, vierkante bakken zien staan, wier opschriften den voorbijganger een oogenblik tot stilstaan nopen – en tot offeren. Op taxi’s en ataxen wapperen vlaggetjes, die den stadgenoot er eveneens aan herinneren, dat heden de eerste is der twee “Onbehuisden-dagen” en bovendien collecteert een aantal personen met de bekende gele busjes,’ meldt het Algemeen Handelsblad op 7 oktober. Voor deze inzamelingsactie stuurt HvO ook een speciale brigade van jeugdige collectanten de straat op.

Jongens van Hulp voor Onbehuisden geven een gymnastiekuitvoering, 1912

Jongens van Hulp voor Onbehuisden geven een gymnastiekuitvoering, 1912

In 1912 laat HvO twee bijdragen uit het Algemeen Handelsblad (van 19 oktober en 3 november) van de schrijver van de rubriek “Van dag tot dag” verschijnen als apart boekje. Deze journalist uit zich zeer lovend over het werk van HvO (‘Er is ongeveer geen Vereeniging, waarvoor ik zoo hartelijk en eerbiedig sympathie gevoel’) en citeert met instemming de ‘Amerikaansche menschenvriend’ Harris: ‘Helpt hen, die het kind onderbrengen en laven en steunen. Ieder kind kan een schakel zijn van een lange keten. Wie den eersten schakel opheft, houdt de gansche keten wellicht uit het slijk.’ Ook Jonker verwijst in deze tijd in diverse artikelen naar deze Harris. De journalist ziet in Amsterdam nauwelijks nog daklozen op straat, ’tegenwoordig zijn de banken onbezet. Aan de zwervers is de reddende hand toegestoken. Dit deed de Vereeniging Hulp voor Onbehuisden. (…) Als de nacht komt, waar dan heen? Wordt zelden meer gevraagd door ongelukkigen, als de winternacht daalt.’ Hij roept de lezers op het werk van HvO te steunen, want ‘geen steun is ooit beter verdiend en is voortdurend zoo onontbeerlijk.’

S. Slooten, hoofd-armbezoeker bij het Burgerlijk Armbestuur te Amsterdam, heeft met Het Weggedrevene een boekje geschreven met schetsen uit zijn dagelijkse praktijk bij deze voorloper van de Sociale Dienst. De opbrengst van deze uitgave is voor Hulp voor Onbehuisden, weet het Tijdschrift voor armenzorg en kinderbescherming.

Advertentie voor de bazaar van HvO, De Tijd, 25 oktober 1912

Advertentie voor de bazaar van HvO, De Tijd, 25 oktober 1912

Later deze maand, van 21 tot 25 oktober, organiseert Hulp voor Onbehuisden een grote bazaar onder het motto ‘Wat de liefde vermag’ in de militiezaal aan het Singel bij de Heiligeweg. Een ieder wordt via het huisorgaan opgeroepen hiervoor ‘voorwerpen van smaak en nut’ in te zenden, dan wel loten te kopen. Voor deze bazaar is een comité van aanbeveling opgericht van nette dames onder voorzitterschap van mevrouw A.A. Roëll, de echtgenote van de burgemeester. ‘Voor den a.s. bazaar, te houden ten behoeve der Vereeniging tot Hulp voor onbehuisden, heeft de kunstschilder Jan Toorop een zijner werken toegezegd,’ meldt De Tijd. De inzameling levert ongeveer 15.000 gulden op. Het weekblad De Prins wijdt er een artikeltje aan.

Bazaar ten bate van Hulp voor Onbehuisden in het Militiegebouw in Amsterdam, 1912. Knipsel uit tijdschrift De Prins

Bazaar ten bate van Hulp voor Onbehuisden in het Militiegebouw in Amsterdam, 1912. Knipsel uit tijdschrift De Prins

‘De kranige directeur, de heer T. Jonker, is onvermoeibaar in het vinden van steeds weer nieuwe plannen om op een aardige en practische manier geld bijeen te zamelen,’ schrijft het Nieuwsblad van het Noorden op 29 oktober over HvO. En dat is nodig, ‘want wat er omgaat daar in het Oude-Buitengasthuis, waar de vereeniging haar prachtig modeltehuis voor arme zwervers heeft ingericht, is enorm; de toevloed van ellendige sukkels, die er haveloos aangekomen, gereinigd, gevoed, gekleed en uitgerust weder weg gaan, bedroeg – aldus vernamen wij – in de jaren 1904 tot 1911 een millioen.’

In 1912 bedraagt het totaal aantal verpleegdagen en nachtverblijven bij HvO 179.793, gemiddeld 492 mensen per dag. Er zijn 2065 nieuwe opnamen, waaronder 481 kinderen.

top

 

1913

Het Oude Buitengasthuis van HvO in de sneeuw, 1913, foto Schnabel

Het Oude Buitengasthuis van HvO in de sneeuw, 1913, foto Schnabel

In het januarinummer van het geïllustreerd tijdschrift ‘Hulp voor Onbehuisden’ lijkt Jonker te tobben over het feit dat hij steeds bij de lezers aan moet kloppen voor financiële steun.

Jonker tobt over geld om het omslag van het HvO-tijdschrift in 1913

Jonker tobt over geld om het omslag van het HvO-tijdschrift in 1913

En op dezen nieuwjaarmorgen zit ik teneer en overdenk waar onze Vereeniging alzoo voor te zorgen heeft. Een huisgezin van ruim 600 personen, die elken dag moeten worden verzorgd, de afdeeling verzorging van gasthuis-gevallen die zoo noodig moet worden uitgebreid. Jeanette-Ooord waar wij noodzakelijk een paviljoen moeten bouwen om meer meisjes te kunnen verplegen. En dan ons nieuwe jongenshuis; nu reeds werden ons door Justitie jongens toevertrouwd die te jong zijn om naar het huis van bewaring te worden overgebracht; jongens in de kinderjaren reeds zoo verdorven en toch zullen wij trachten door liefde hen te leiden. Dit alles geeft mij stof tot ernstig denken.

Leerlingen van de HBS aan de Roelof Hartstraat voeren op 9 januari in de Stadsschouwburg het treurspel Struensee van H.J. Schimmel op onder regie van H. Schwab. Het batig saldo komt ten goede van Hulp voor Onbehuisden, aldus het Algemeen Handelsblad.

‘H.M. de Koningin-Moeder zal morgen in Pulchri de lezing bijwonen van den heer Jonker, directeur der Inrichting voor Onbehuisden te Amsterdam,’ schrijft het Rotterdamsch Nieuwsblad op 4 maart.

Een drietal van buiten, luidt het onderschrift in het HvO-blad in 1913

Een drietal van buiten, luidt het onderschrift in het HvO-blad in 1913

Op 31 maart wordt tijdens de jaarvergadering in Americain J.F.L. Blankenberg herkozen tot voorzitter van HvO, aldus De Telegraaf op 1 april. Jonker weet bij deze gelegenheid te vertellen dat van de benodigde 150.000 gulden voor het te bouwen Observatiehuis (dat dan overigens nog het Jongenshuis wordt genoemd) inmiddels iets meer dan de helft binnen is.

Hulp voor Onbehuisden bezoekt elke week gevangenissen in Amsterdam, Haarlem en Alkmaar, ‘de beide laatste met ’t oog op de Amsterdammers, die daar dikwijls vertoeven,’ aldus De Telegraaf van 15 april. Wat gebeurt er met deze reclasseringsklanten? ‘Wij hielpen nu 46 personen: 16 gingen in betrekkingen, 2 naar de groote vaart, 2 naar de binnenvaart, 2 naar het Stedelijk armhuis, 8 gingen werk zoeken, 2 gingen naar Duitschland, 13 personen vertoeven in de inrichting en één werd wegens wangedrag verwijderd.’

Tekening van het beoogde jongenshuis van HvO, 1913

Tekening van het beoogde jongenshuis van HvO, 1913

De gemeente Amsterdam besluit eind april om Hulp voor Onbehuisden een terrein van 565 m2 in erfpacht uit te geven aan de Derde Kostverlorenkade en de Busken Huetstraat ’teneinde aan de speelplaats van het daar ter plaatse te stichten Jongenshuis eene grootere oppervlakte te kunnen geven,’ meldt het Algemeen Handelsblad op 30 april. Dit wordt een jaar later opgeleverd als het Observatiehuis.

‘In ’t Paleis voor Volksvlijt werd gistermiddag een Prinses Julianafeest gevierd. De Kinder-Hulpvereeniging Hulp voor onbehuisden gaf een voorstelling, waarop o.a. de operette “Goudmuiltje” werd uitgevoerd. Eenige honderden kleuters, een blos van verheugenis op de wangen zaten te genieten van al het aardigs, dat de kleine verpleegden uit het gesticht van den heer Jonker ten tooneele brachten,’ aldus het Algemeen Handelsblad op 1 mei.

Jonker nodigt Koningin-Moeder Emma uit om deze voorstelling ten bate van het te stichten jongenshuis bij te wonen. H.M. is verhinderd, maar geeft van haar belangstelling blijk door een gift van ƒ 100, aldus het Algemeen Handelsblad.

Dezelfde kinderen bij opname en na een paar weken verzorging, tijdschrift van HvO, 1913

Dezelfde kinderen bij opname en na een paar weken verzorging, tijdschrift van HvO, 1913

In het tijdschrift De proletarische vrouw van 15 mei komt een journalist op straat drie kleine kinderen tegen. Ze zijn op weg naar de Helmersstraat. ‘Wij slapen ‘s nachts bij Jonker (het toevlucht voor onbehuisden),’ vertelt een van hen. ‘Op den dag zijn we bij m’n tante. Wij zijn onze woning afgezet, omdat we een tante bij ons hadden, en vader verdient nu zoo weinig, en omdat wij zooveel kinderen hebben kunnen wij geen andere woning krijgen.’

Op 28 juni wordt in Amsterdam besloten de Vereeniging van Reclasseringsinstellingen op te richten. Hulp voor Onbehuisden is een van de deelnemende organisaties. Tjitte Jonker treedt op als tweede secretaris.

Het Nieuws van de Dag citeert op 8 juli uit een circulaire waarin Jonker om geld vraagt. ‘Ten eerste vraag ik voor hen die voor zichzelf niet vragen kunnen, voor de hulpbehoevende kleinen, door het noodlot thans in onze inrichting, geheel buiten hun eigen schuld; was H.v.O. daar niet, dan zouden zij zwerven of in eene leege woning zonder verzorging hun dagen in ellende slijten.’

Directeur Jonker van HvO spreekt op 23 juli op het zeventiende Noord-Hollandse Zendingsfeest dat wordt gehouden in Bergen op het landgoed van Jhr. J. van Reenen.

In een publicatie uit 1913 getiteld Waarom men Hulp voor Onbehuisden dient te steunen waarin Jonker onvermoeibaar aandacht vraagt voor het werk en de noden van zijn vereniging, duikt voor de eerste maal een logo van HvO op. Naast de lettercombinatie sieren de Andreaskruizen en de keizerskroon van Amsterdam het beeldmerk. Men spreekt in die tijd niet van logo, maar van vignet.

In dit geschrift zet Hulp voor Onbehuisden nog eens uiteen wat de missie is. Men helpt

  • den zwerver, de zwerfster en het zwervende kind
  • de ongehuwde moeder met haar zuigeling, die nergens anders een toevlucht vinden kan
  • den man en de vrouw die hun straftijd in een gevangenis of Rijks-Werkinrichting hebben doorgebracht en voor wie de terugkeer in de maatschappij zoo moeilijk is
  • het verwaarloosde kind en het kind van den dronkaard
  • het kind, ons toevertrouwd door Voogdijraden of Justitie
  • het kind dat gedurende de ziekte der moeder zou verwaarloozen, omdat de vader er niet voor zorgen kan
  • het huisgezin dat door werkeloosheid als anderszins de huur niet heeft kunnen betalen en daarom door den huiseigenaar uit de woning werd verwijderd

Hulp wordt dus verstrekt aan alle nooddruftigen en armen, die nergens anders geholpen kunnen worden. Zij allen vinden zoolang er plaats is, een toevlucht in onze inrichting.

Affiche voor Hulp voor Onbehuisden door Willem Pothast, 1913. Deze tekening fungeert jarenlang als herkenningsteken van Hulp voor Onbehuisden

Affiche voor Hulp voor Onbehuisden door Willem Pothast, 1913. Deze tekening fungeert jarenlang als herkenningsteken van Hulp voor Onbehuisden

Na drie nachten in het nachtasiel gaan zwervers die Amsterdammer zijn over naar de interne afdeling van Hulp voor Onbehuisden waar hij aan het werk wordt gezet. Vaklui als timmerlieden, schilders of schoenmakers oefenen daar hun eigen beroep uit, losse werklieden worden beziggehouden met het sorteren van afval en papier, hout zagen e.d. Vrouwen gaan naar de wasserij, strijkerij, naaikamer of verrichten ander huishoudelijk werk.

Kinderen van HvO in het Vondelpark, 1913

Kinderen van HvO in het Vondelpark, 1913

Wie niet uit Amsterdam komt, maar kansrijk is om binnen een paar dagen werk te vinden in de stad, mag langer in het nachtasiel verblijven, anders wordt men ‘door tusschenkomst der politie gezonden naar de plaats hunner inwoning.’

Enige kinderen van Hulp voor Onbehuisden zingen op 1 september mee op de feestavond van de Amsterdamse Christelijke Oranjevereniging in het Concertgebouw, weet het Algemeen Handelsblad.

Mevrouw J.C. Jonker-Clauzer houdt op 2 september een lezing onder de titel ‘Voorkomen is beter dan genezen’ tijdens de tentoonstelling De vrouw 1813-1913 in gebouw Meerhuizen aan de Amsterdamse Amsteldijk, aldus een advertentie in het Nieuws van den Dag.

Kalender met een tekening van Daan Hoeksema ten behoeve van Hulp voor Onbehuisden uit 1913

Kalender met een tekening van Daan Hoeksema ten behoeve van Hulp voor Onbehuisden uit 1913

‘Naar aanleiding van het tienjarig bestaan der vereeniging Hulp voor Onbehuisden in september, wil zij gaarne een guldens-jubileumfonds tot stand brengen. Ieder, die bekend is, – en wie in Amsterdam is dat niet? – met den nuttigen, heilzamen arbeid, door deze vereeniging en haar directeur, den heer T. Jonker, verricht, zal van harte wenschen. dat de stichting van dit fonds slagen zal. De vereeniging Hulp voor Onbehuisden heeft als reclame voor dat guldens-fonds een in goede kleuren uitgevoerde, uitnemende plaat, ontworpen door Daan Hoeksema, uitgegeven,’ aldus De Telegraaf op 24 augustus.

Ter gelegenheid van het tienjarige bestaan van HvO verschijnt het boekje Tien jaren arbeid onder de verstootenen. ‘Dit is de Vereeniging van Jonker (haar directeur), zooals men haar ook wel kent, de vereeniging van het oude Buiten-Gasthuis, – dan weet iedereen wat er mede bedoeld wordt,’ aldus het Nieuws van de Dag op 6 september. ‘Men moet weten dat deze vereeniging een zegen is voor Amsterdam en voor de menschheid in het algemeen,’ want hulp wordt ‘verstrekt aan alle nooddruftigen en armen, die nergens anders geholpen kunnen worden.’ In Tien jaren arbeid onder de verstootenen zet Jonker uiteen ‘hoe geen reglementen of bepalingen den zwerver buiten de muren houden van het gebouw. Geen onderzoek gaat de opneming vooraf; elke zwerver, iedere zwerfster, elk zwervend kind, van welken leeftijd ook, wordt binnengelaten en geholpen,’ schrijft het Algemeen Handelsblad op 7 september.

Genodigden tijdens het jubileum van HvO, 12 september 1913

Genodigden tijdens het jubileum van HvO, 12 september 1913

Hoewel de officiële oprichting van Hulp voor Onbehuisden in 1904 plaatsvindt, viert men – uitgaande van de opening van het eerste pand aan de Bloemgracht – op 12 september 1913 alvast het 10-jarig bestaan. Hiertoe is een comité opgericht van notabele Amsterdammers onder voorzitterschap van burgemeester Roëll. De heer S.P. van Eeghen overhandigt HvO bij dit jubileum een cheque ter waarde van ƒ 15.000. Kinderen die bij Hulp voor Onbehuisden wonen, zingen liederen, waaronder: ‘Kent gij het oord waar liefde woont? Kent gij de plek aan den Overtoom?’

‘Bij alle sociale werk dat in ons land geschiedt, kan deze inrichting tot voorbeeld strekken,’ schrijft het Algemeen Handelsblad op 13 september. HvO is het model in ons land dat ‘de vergelijking met het beste dat in het buitenland op dit gebied bestaat, in alle opzichten kan doorstaan.’

Bestuur en directie HvO tijdens het jubileum op 12 september 1913, Oud Buitengasthuis, met rechts naast de staande voorzitter Blankenberg het echtpaar Jonker

Bestuur en directie HvO tijdens het jubileum op 12 september 1913, Oud Buitengasthuis, met rechts naast de staande voorzitter Blankenberg het echtpaar Jonker

Het Nieuws van den Dag doet 15 september verslag van het jubileum: ‘Een feest voor den heer en mevrouw Jonker is ’t ook wel geweest (en van hoeveel verdiende waardering getuigde ’t niet!), maar het begin en het einde van alles wat het echtpaar Jonker deed en doet, is toch altijd de zorg voor hun verpleegden en kweekelingen.’

Juist op de dag van het jubileum bezoekt Hare Majesteit de Koningin de hoofdstad. Het feest op het terrein van het Oude Buitengasthuis trekt daardoor minder bezoekers dan verwacht. ‘De groote drukte op straat op dien feestdag in de stad, drukte op de opkomst, zoodat er niet zoo velen kwamen als op gerekend was en dat was jammer,’ schrijft Jonker wat beteuterd in het HvO-blad.

Koningin Wilhelmina op bezoek bij Hulp voor Onbehuisden, 24 oktober 1913. De koningin wordt geflankeerd door mevrouw Van Loon-Egidius, hofdame, en mr. J.G. Schölvinck, bestuurslid van HvO, foto Willy Zimmerman

Koningin Wilhelmina op bezoek bij Hulp voor Onbehuisden, 24 oktober 1913. De koningin wordt geflankeerd door mevrouw Van Loon-Egidius, hofdame, en mr. J.G. Schölvinck, bestuurslid van HvO, foto Willy Zimmerman

Koningin Wilhelmina maakt dit echter nog hetzelfde jaar ruimschoots goed door op 24 oktober op bezoek te komen bij Hulp voor Onbehuisden. ‘Het was de wensch van H. M., dat Hare bezoeken een strikt particulier karakter zouden dragen. Zelfs was aan de directie van Hulp voor Onbehuisden medegedeeld, dat de aanwezigheid van bestuursleden minder gewenscht ware. De bedoeling hiervan was dat H. M. alles geheel als particulier wilde bezichtigen en de inrichting in een toestand wenschte te beschouwen, gelijk die zich op een gewonen dag verhoudt,’ aldus De Tijd. De koningin droeg een donkergroen wandelkostuum, merkt het Algemeen Handelsblad op.

Kinderen van Hulp voor Onbehuisden bij het hek van het Oude Buitengasthuis, 1913

Kinderen van Hulp voor Onbehuisden bij het hek van het Oude Buitengasthuis, 1913

‘Wij vernamen, dat H. M. met groote belangstelling de verschillende afdeelingen dezer instelling bezichtigde. Op de binnenplaats werden door alle kinderen, w.o. ook de meisjes van het Tehuis Jeanette-oord te Houten bij Utrecht gymnastiekoefeningen uitgevoerd. Voorts werden door de kinderen eenige liederen ten gehoore gebracht,’ aldus de Leeuwarder courant een dag later. ‘Op de ruime binnenplaats was een tribune opgericht, die ook keurig getooid was met tapijten en vlaggen. Hier nam H.M. in den voor haar bestemden ere-zetel plaats, om de mooie gymnastiekoefeningen op de plaats, welke door de jongens en meisjes uitgevoerd werden, te volgen. Vooral de vlagoefeningen, door zestig kinderen uitgevoerd, vielen in den smaak en genoten de volle belangstelling van de Koningin,’ aldus het Nieuws van de Dag. ‘Gedurende de bezichtiging had de Koningin herhaaldelijk aan de heeren Schölvinck en Jonker hare tevredenheid en goedkeuring over de inrichting te kennen gegeven.’ ‘Circa anderhalf uur duurde het bezoek, bij hetwelk de Vorstinne op iedere afdeeling de lieflijkste bloemen deed plaatsen,’ volgens De Tijd.

Duurzaamheid anno 1913. ‘Mooie voorbeelden van dergelijke werkverschaffing geven b.v. het Tehuis van Onbehuisden te Amsterdam en de brokkenhuizen van het Leger des Heils. Een bezoek aan deze inrichtingen verdient zeker alle aanbeveling, men krijgt er de vaste overtuiging, dat niets waardeloos is. Veel wat anders op de vuilniskar terecht komt, wordt hier nog verwerkt en geldswaardig gemaakt,’ aldus het Tijdschrift voor armenzorg en kinderbescherming op 15 november.

Kindertjes aan den maaltijd, HvO, 1913

Kindertjes aan den maaltijd, HvO, 1913

Op 29 november 1913 aanvaardt Wilhelmina het beschermvrouwschap van Hulp voor Onbehuisden. Een traditie die door haar dochter en kleindochter wordt voortgezet. Sindsdien prijkt decennialang op alle uitgaven van Hulp voor Onbehuisden vol trots: Beschermvrouwe H.M. de Koningin.

‘Wij hebben gebrek aan schoolmantels, capes, schoenen en alles wat tot de uitrusting van onze kinderen behoort,’ adverteert Jonker in De Telegraaf van 3 oktober.

Op 19 oktober geeft zangvereniging Polyhymnia een concert in het Concertgebouw waarvan het batig saldo wordt afgedragen aan Hulp voor Onbehuisden, aldus De Tijd.

In het oktobernummer van het huisorgaan adverteert Hulp voor Onbehuisden met fruit van Jeanette Oord: ‘De appelen en peren zijn van de bekende qualiteit. Perziken zijn hoog fijn.’

Advertentie van Jeanette-oord

Advertentie van Jeanette-oord

Op 27 oktober geeft T. Jonker een lezing met lichtbeelden over het werk van Hulp voor Onbehuisden in het Concertgebouw, meldt het Nieuws van de Dag. ‘Wanneer de Amsterdammers eens een wandeling door de zalen van het oude Buitengasthuis konden doen, zou de vereeniging nooit meer om geld behoeven te vragen,’ stelt Jonker bij die gelegenheid volgens De Telegraaf. ‘De rede van den heer Jonker ging tot het hart van velen,’ aldus De Tijd. Er klinkt een luid applaus in het Concertgebouw als Jonker zijn publiek vertelt ‘dat de Koningin bij haar laatste bezoek aan het toevlucht tot hem gezegd had, dat Zij nooit, nooit  zulk een interessante en mooie inrichting gezien had als het Toevlucht van Onbehuisden,’ schrijft het Algemeen Handelsblad.

Het vriendelijke gelaat van de zuster, is het bijschrift bij deze tekening in het HvO-blad, 1913

Het vriendelijke gelaat van de zuster, is het bijschrift bij deze tekening in het HvO-blad, 1913

In oktober wordt de 6-jarige Hendrik de Klerk vermoord aangetroffen in de Buiksloterham in Amsterdam Noord. De vermeende dader, Franciscus Dijkman, heeft enige weken bij HvO doorgebracht en is door bemiddeling van Jonker als werknemer aangenomen bij Stoomwasscherij De Nijverheid in de Bellamystraat, weet de Nieuwe Tilburgsche Courant te melden. ‘’t Is me een psychologisch raadsel, dat Dijkman den moord hoeft kunnen plegen,’ aldus Jonker in het Algemeen Handelsblad. ‘Naar de heer Jonker ons nog eens uitdrukkelijk verzekerde had Dijkman zich absoluut correct gedragen in zijn inrichting en was hem nooit iets gebleken van misdadigen aanleg. In Juli had zijn verpleegde nog eens een ontroerenden brief aan hem geschreven. Dijkman wijt daarin geheel zijn slecht levensgedrag aan sterken drank. In dien brief smeekt bij den heer Jonker, om werk, opdat hij zijn arme moeder kon helpen.’ Ook het Nieuwsblad van het Noorden gaat in deze bij Jonker te rade. ‘De directeur verklaarde dat op zijn gedrag nooit het minste aan te merken was geweest.’
Later blijkt dat het met de intuïtie van Jonker in dit geval wel goed zit, want Dijkman blijkt zijn bekentenis volledig uit zijn duim te hebben gezogen.  ‘Ruim vijf weken heeft de ongelukkige preventief gezeten, van al zijne mededeelingen bleek geen woord waar,’ aldus de Gooi- en Eemlander.
De moord is nooit opgelost.

Bij de plannen voor een derde ziekenhuis in Amsterdam spelen ook ‘de kosten, die er het gevolg van zouden zijn, wanneer men het Oude Buitengasthuis ging sloopen en de vereeniging Hulp voor Onbehuisden schadeloos zou moeten stellen,’ een rol van betekenis, aldus De Telegraaf op 11 november.

Hulp voor Onbehuisden wordt in november lid van de zojuist opgerichte Vereeniging van Reclasseringsinstellingen. T. Jonker treedt als secretaris toe tot het bestuur van deze vereniging, aldus het Algemeen Handelsblad op 23 november. Mr. G.T.J. de Jongh, die later bij het Observatiehuis van HvO actief zal zijn, zit ook in dit bestuur.

Kinderen in hun bedjes in het Oude Buitengasthuis, tekening uit het HvO-blad, 1913

Kinderen in hun bedjes in het Oude Buitengasthuis, tekening uit het HvO-blad, 1913

In december haalt een geval van verwaarlozing de pers. ‘De kinderen, 3 jongens en 3 meisjes, het oudste 11 jaar, het jongste 7 maanden, verkeeren in een afschuwelijken staat van vervuiling. (…) De kleinen zijn overgebracht naar het Toevluchtshuis voor onbehuisden, waar ze gereinigd werden en voorloopig blijven,’ aldus het Nieuwsblad van het Noorden.

In 1913 nemen voor het eerst vijf meisjes na drie jaar afscheid van Jeanette Oord, het meisjeshuis te Houten, nadat zij eerder al bij HvO in het Oud Buitengasthuis woonden. Zij gaan elders in betrekking in de huishouding en hebben volgens HvO veel geleerd tijdens hun verblijf in Houten: ‘Naaien, verstellen, stoppen en mazen, koken en braden, wasschen en strijken, netjes ’t huiswerk doen. Kortom, alles wat een flinke vrouw moet kennen.’

In 1913 heeft HvO ruim 80 medewerkers. Het aantal verpleegdagen/nachtverblijven dat HvO verstrekt, stijgt nog steeds. In 1913 is dit 181.990, gemiddeld bijna 500 mensen per dag. Er worden 1632 nieuwe gevallen geholpen, waaronder 479 kinderen.

top

 

1914

De Hoop, het hotel van Hulp voor Onbehuisden in de Warmoesstraat, rekent vriendelijke prijzen. Kamers zijn ƒ0,40 per nacht, middageten vanaf ƒ0,35. ‘Er is een geheel vrije etage voor vrouwen,’ meldt het Vrouwenjaarboekje voor Nederland in 1914.

‘Ontstellend groot is in Amsterdam het aantal jeugdige delinquenten, dat bij gebrek aan eene andere tot het in verzekerde bewaring stellen beschikbare plaats in het Huis van Bewaring werd gedetineerd,’ schrijft het Tijdschrift voor armenzorg en kinderbescherming op 10 januari. ‘Slechts 3 jongens werden opgenomen in het Jongenshuis der Vereen. Hulp voor Onbehuisden.’ Het gaat om bijna honderd kinderen van 10 tot 17 jaar oud.

Tijdens een bijeenkomst in Bellevue over volkshuisvesting en de Amsterdamse woningpolitiek, komen volgens het Algemeen Handelsblad van 22 januari ook onbedoelde neveneffecten van de Woningwet aan het licht. ‘Er heeft inderdaad een “opschuiving” plaats gehad, maar een opschuiving in de verkeerde richting, n.l. van de woning naar de Toevlucht voor Onbehuisden of naar de… open lucht.’

Bewoners van het Oud Buitengasthuis van Hulp voor Onbehuisden in 1914, foto J. Huijsen

Bewoners van het Oud Buitengasthuis van Hulp voor Onbehuisden in 1914, foto J. Huijsen

Het tijdschrift De Proletarische Vrouw brengt op 24 januari het feuilleton Kleine Ries, over een kind van vier dat aan moeders rokken hangt en bang is ‘voor dien leelijken, schreeuwerigen kerel, die moeder sloeg.’ Wegens huurschuld komen ze op straat te staan en neemt het Toevluchtsoord voor Onbehuisden ze op. In de volgende aflevering komt het goed, het jongetje wordt liefdevol opgenomen door iemand die het beste met hem voorheeft.

In een debat in de Amsterdamse gemeenteraad over de mogelijke oprichting van een derde gemeentelijk gasthuis, pleit het raadslid dr. Nuyens volgens De Tijd van 29 januari voor een forse uitbreiding van het Wilhelmina Gasthuis. ‘Het Toevlucht voor Onbehuisden zal dan moeten worden verwijderd. Maar de toestand van dit huis is reeds zoodanig, dat het bestuur binnen niet te langen tijd toch bij de stad zal moeten aankloppen om hulp bij eventueele verbouwing.’ Het raadslid De Man is tegen dit plan, onder meer omdat hierdoor ‘een karakteristiek bouwwerk uit de 17e eeuw, dat door velen als een unicum gewaardeerd wordt en dat in een dringende behoefte, de huisvesting van onbehuisden, voorziet,’ verdwijnt, zo meldt De Tijd op 27 januari. ‘Het staat nog te bezien, of de gemeente verplicht zou zijn, voor den heer Jonker een nieuwe toevlucht te bouwen,’ merkt dagblad Het Volk op 29 januari op. HvO zal overigens nog tot halverwege de jaren dertig in het Oude Buitengasthuis blijven.

‘Niet altijd zijn wij in staat geweest te helpen,’ schrijft Jonker in januari in het blad van Hulp voor Onbehuisden. ‘Er waren oogenblikken dat onze tehuizen vol, ja overvol waren; maar van de onbehuisden die bij ons aanklopten voor onderdak en voedsel behoefden wij niemand af te wijzen. Wij hebben in de laatste jaren heel veel in tijdelijke gevallen kunnen helpen, hoofdzakelijk kinderen, waarvan de moeder in een of ander ziekenhuis was opgenomen, of ook wel kinderen waarvan de moeder krankzinnig of gestorven was.
In deze gevallen waren de vaders niet in staat om voor hun kinderen naar eisch te zorgen. Wel waren zij gaarne bereid om van hun loon iets aan de inrichting af te dragen. Deze kinderen te helpen is een weldaad; maar toch konden wij door plaatsgebrek niet aan alle aanvragen voldoen.’

Tekening van Albert Hahn, 6 juni 1914, De Notenkraker

Tekening van Albert Hahn, 6 juni 1914, De Notenkraker

Op 27 januari bespreekt de Tweede Kamer de begroting van binnenlandse zaken. ‘De heeren Ketelaar en Vliegen deden een goed woord voor geldelijke ondersteuning van vereenigingen tot werkverschaffing aan valide armen, bijv. de Toevlucht voor Onbehuisden van den heer Jonker te Amsterdam,’ noteert het Nieuws van den Dag op 28 januari. De verantwoordelijke minister, P.W.A. Cort van der Linden, belooft er zijn aandacht aan te zullen wijden. ‘Door de Toevlucht [= Hulp voor Onbehuisden], het Heilsleger en de politie werd 214.010 maal (v.j. 209.698) aan onbehuisden nachtverblijf verstrekt,’ meldt het Algemeen Handelsblad op 19 februari in een artikel over de jaarcijfers 1913 van Amsterdam. Ook het Tijdschrift voor armenzorg en kinderbescherming doet op 7 februari verslag van deze beraadslagingen.

Advertentie voor toneel ten bate van HvO, Algemeen Handelsblad, 21 maart 1914

Advertentie voor toneel ten bate van HvO, Algemeen Handelsblad, 21 maart 1914

Op 23 maart wordt in Bellevue ten bate van Hulp voor Onbehuisden het toneelstuk ‘Het zwakke geslacht’ opgevoerd, geschreven door mevrouw Heineken-Daum. De titel kunnen we gerust strijdbaar opvatten, de feministe Henriette Wilhelmina Heineken-Daum is een sympathisant van de Engelse suffragettes, ‘in de Nederlandse verhoudingen een zeer militant standpunt,’ aldus de Wilhelmina Drucker Fundatie.

Op 31 maart houdt Hulp voor Onbehuisden in Americain de tiende jaarvergadering. De heer J.H. van Eeghen verlaat na tien jaar het bestuur. ‘De balans loopt op 31 December over een bedrag van ƒ 230.335. Het batig saldo over 1913 is ƒ 161.15, maar de schuldenlast bedraagt ƒ 22.150.70 zoodat ook in 1914 geldelijke steun noodzakelijk blijft,’ aldus De Tijd op 1 april.

Op 6 april jubileert de 70-jarige Johanna Paulina Reynvaan, sinds 1906 lid van het HvO-bestuur, in het Wilhelmina Gasthuis. Bij alle lofredenaars is ook J. F. L. Blankenberg, voorzitter van Hulp voor Onbehuisden, die wijst op ‘het vele, dat mej. Reynvaan als bestuurslid voor deze vereeniging en haar doel heeft gedaan,’ noteert het Nieuws van den Dag op 7 april.

Hoofdkantoor HvO, Overtoom 135-137, 1914

Hoofdkantoor HvO, Overtoom 135-137, 1914

Het Oude Buitengasthuis raakt overvol. Hulp voor Onbehuisden moet met het kantoorgedeelte uitwijken en vindt hiervoor in april plaats op bovenetage van de Overtoom 135-137.

‘Wij hebben geldgebrek,’ schrijft Jonker op 9 april in De Tijd, ‘de laatste maanden zijn wij vergeten en toch hebben wij eiken dag 500 personen geholpen, in de laatste dagen zijn er avonden geweest, dat wij na 7 uur 80 mannen, vrouwen en kinderen van de straat hebben opgenomen.’ ‘Er is zelfs een avond geweest dat er zeven gezinnen op straat stonden, zonder eenig middel van bestaan, zegt de heer Jonker. Afschuwelijk stelsel toch, waarin zooiets mogelijk is, naast zooveel tergende weelde,’ aldus Het Volk, dagblad voor de arbeiderspartij, op 11 april.

Het Nieuws van den Dag bericht op 15 april dat het comité voor de organisatie van de bazaar 1914 van Hulp voor Onbehuisden van samenstelling is veranderd. Naast de leden uit de aristocratie en gegoede burgerij treffen we in dit comité ook kunstenaars aan als Jan Toorop, Thérèse Schwartze en Lizzy Ansingh. Op 2 mei viert Hulp voor Onbehuisden opnieuw het prinses Julianafeest voor de jeugd in het Paleis voor Volksvlijt. Tal van kinderen van HvO treden daarbij op en Jonker vertelt de bezoekers over het werk van zijn vereniging. Jonker wil, volgens het Algemeen Handelsblad, dat kinderen ‘van hun prilste jeugd af leeren iets van wat zij bezitten af te zonderen om de armen te helpen. Er is voor 600 menschen per dag heel wat noodig. Wij schillen, zegt spr., elken dag 7 mud aardappelen en snijden eiken dag 3800 boterhammen. Daar kunnen wij niet voor zorgen als jelui niet helpt. Wil je mij helpen? (Ja, klonk het uit tal van kindermonden.) Stuurt mij dan allemaal ingevuld de briefkaart, die gij straks zult ontvangen en ik zal je dankbaar zijn. (Applaus.)’ Wegens grote belangstelling wordt het feest een week later herhaald in Bellevue.

Het nieuwe Observatiehuis van Hulp voor Onbehuisden, Vosmaerstraat 1, Amsterdam, 1914

Het nieuwe Observatiehuis van Hulp voor Onbehuisden, Vosmaerstraat 1, Amsterdam, 1914

‘In Amsterdam zullen geen jongens meer naar het Huis van Bewaring gaan, om daar in een eenzame cel te worden opgesloten,’ aldus Jonker. Op 20 mei 1914 opent Hulp voor Onbehuisden het zogeheten Observatiehuis, een voorziening voor tachtig jongens aan de Vosmaerstraat 1, bij het Cremerplein in Amsterdam, met aan de achterzijde van het gebouw een grote speelplaats van 1600 m2. Het is een gebouw van de architect Jan de Meijer, met L.P. Messer als compagnon en C. Alberts & Zonen als aannemer. Het Observatiehuis heeft ƒ 141.232 gekost. HvO komt hiervan nog ƒ 30.000 te kort, benadrukt Jonker bij de opening. Hij doet dit in alle openheid, want hij staat naar eigen zeggen in Amsterdam toch al bekend als een grote bedelaar.

Het voormalige Observatiehuis in 2014

Het voormalige Observatiehuis in 2014

‘Het is een groot en ruim huis, eenvoudig en toch smakelijk van bouw, met een gevelbreedte van 45 meter. Het huis is ingericht voor 80 jongens tot den leeftijd van 18 jaar,’ aldus De Tijd. Volgens het Algemeen Handelsblad heeft de architect ‘het gevangenisachtige weten te vermijden.’ De hoge gangen hebben geel geverfde wanden en ook het glas in de ramen is geel. Het Nieuws van den Dag schrijft op 22 mei dat de architect heeft moeten werken met ‘zeer, zeer eenvoudige middelen,’ maar er desalniettemin in is geslaagd een goed en smaakvol geheel tot stand te brengen. De krant spreekt van een ‘eenvoudige harmonie van gedempte, rustige kleuren.’ Het Observatiehuis geeft ‘een indruk van rustige intimiteit’ en wordt gekenmerkt door ‘veel lucht, licht en ruimte.’ In de volksmond wordt het gebouw al snel ‘het huis voor stoute jongens’ of ‘het tuchthuis’ genoemd.

Hal van het Observatiehuis van HvO, 1914, foto Willy Zimmerman

Hal van het Observatiehuis van HvO, 1914, foto Willy Zimmerman

Penningmeester E. René van Ouwenhaller van HvO vergelijkt in zijn openingstoespraak het werk van echtpaar Jonker met de voortgang van de spoorwegen. Hij haalt hiertoe een anekdote aan over de uitvinder van de stoomlocomotief, George Stephenson. Toen deze zijn moeder vroeg plaats te nemen in de eerste locomotief, weigerde ze en zei ‘my boy, it will never go.’ Toen ze, overgehaald, in de eerste trein door het land snelde riep ze uit ‘my boy, it will never stop.’ Precies zo ziet de penningmeester het werk van Hulp voor Onbehuisden.

‘Wij leven in de eeuw van het kind,’ zegt Van Ouwenaller, ‘en deze stichting is een nieuw bewijs van de juistheid dier stelling. (…) Observatiehuis is de naam omdat het doel is om dien jeugdigen vagebond, dien onbesuisden kwajongen, dat uit verdorven omgeving voortgekomen boefje te leeren kennen en met dien kennis toegerust, hem te kunnen leiden op wegen die hem opheffen.’

De opening wordt verricht door L.J.M. Basquin, hoofdinspecteur van het Rijks Tucht- en Opvoedingswezen, die als vertegenwoordiger van de verhinderde Minister van Justitie B. Ort dit resultaat van het particulier initiatief prijst.

Slaapzaal Observatiehuis, 1914, let op de sprei met vlag van H.v.O., foto Willy Zimmerman

Slaapzaal Observatiehuis, 1914, let op de sprei met vlag van H.v.O., foto Willy Zimmerman

Hulp voor Onbehuisden verdeelt het Observatiehuis in twee groepen van elk veertig plaatsen. Met de eerste veertig richt men zich op

  1. Jongens ons toegezonden door Voogdijraden, opdat wij na eenigen tijd van verpleging den Voogdijraden kunnen adviseeren den jongen in gestichts- of wel in gezinsverpleging te doen opvoeden.
  2. Den jongen, die wegens het misdrijven van een strafbaar gesteld feit, eerlang terecht zal staan. Hij is niet naar het Huis van Bewaring, en heeft, om met de volkstaal te spreken ‘een loopend proces.’
  3. Den jongen die, indien ons huis niet bestond, preventief ‘gezet’ zou worden. In plaats van de cel komt de beschuldigde onder de beademing van de geest der liefde.
  4. Den jongen die bij rechtelijk vonnis ter beschikking is gesteld van de Regeering.

De overige 40 plaatsen zijn voor jongens die zijn ontslagen door reclassering of tuchtschool en voor jongens waar de ouders of voogd geen raad mee weten. Op 17 juli betrekken de eerste bewoners het Observatiehuis. De heer P.J. Kousemaker, eerder godsdienstonderwijzer bij de Nederlands Hervormde Gemeente te Dinxperlo, en zijn vrouw vormen de leiding van het Observatiehuis.

Opening van het Observatiehuis van HvO op 20 mei 1914

Opening van het Observatiehuis van HvO op 20 mei 1914

‘Het groote gebouw stelt zich ten doel de vriend te zijn van de voogdijraden,’ schrijft het Algemeen Handelsblad op 21 mei, ‘opdat, na observatie binnen deze muren, zij zullen kunnen weten, of gestichts- of wel gezinsverpleging noodig is.’ De krant maakt ook melding van diverse spreuken die de wanden sieren van de eet- en conversatiezalen zoals: ‘Wees vriendelijk jegens al wat leeft’ en ‘Uw booze gedachten en booze woorden schaden slechts uzelven.’ Uit het artikel blijkt ook hoe klein Amsterdam in die tijd nog is, want vanaf de zolder van het Observatiehuis – waarvan de koepel is ingericht als kerkje voor alle gezindten – heeft men ‘een wijd uitzicht over den Sloterdijker-polder, waarachter vaag de duinenrij sluit achter het schemeringsilhouet van Haarlem, onder den St. Bavo-koepel.’

HvO adverteert met ‘kurkdroge bosjes kachelhout’ die voor 1 gulden per 100 stuks worden afgeleverd. In het huisorgaan bedelt de boekhouding van HvO om een schrijfmachine. In een volgend nummer kan de directeur gelukkig berichten dat een dame haar ‘nog bijna nieuwe machine’ aan de vereniging heeft afgestaan.

Zwerver in Amsterdam, uit het tijdschrift van HvO, 1914, foto J. Huijsen

Zwerver in Amsterdam, uit het tijdschrift van HvO, 1914, foto J. Huijsen

Per 1 juni gelden er nieuwe voorschriften voor het verlenen van onderdak aan daklozen. Het Algemeen Handelsblad legt uit hoe het zit:

Tot dusver was de toestand aldus: De zwerver, die geen middel van bestaan en geen onderdak had, meldde zich ’s avonds aan een der politiebureaux om nachtverblijf aan. Hij kon dan een ‘kaartje voor Jonker’ krijgen, d.w.z. een kaart voor een nachtverblijf in de Toevlucht voor Onbehuisden in het oude Buitengasthuis. Maar… dan moest hij zich in de Toevlucht laten baden en reinigen en eventueel zijn kleeren laten uitstoomen. Er waren er onder de zwervers, die zich daaraan niet wenschten te onderwerpen; dezen kregen dan desverlangd nachtverblijf aan de politiebureaux en zoo werd de politie met de minst zindelijke elementen opgescheept. Voortaan zullen als regel géén personen meer voor nachtverblijf in de politiebureaux worden opgenomen. Alle personen, die zich om nachtverblijf bij de politie aanmelden, krijgen een kaart voor de Toevlucht voor Onbehuisden. De daklooze, die gedurende een maand vier nachten op een door de politie verstrekte kaart in de inrichting der vereeniging Hulp voor Onbehuisden heeft verblijf gehouden, wordt beschouwd als te worden bedreigd met opzending naar een Rijkswerkinrichting. Voor deze personen is een regeling getroffen, welke op het volgende neerkomt: Wanneer de daklooze in het bevolkingsregister van Amsterdam is ingeschreven, dan wordt hij in de interne afdeeling van de inrichting der vereeniging Hulp voor Onbehuisden geplaatst. Heeft hij daartegen bezwaar, dan wordt hij, als verdacht van landlooperij, door de politie ter beschikking van de justitie gesteld. Is de daklooze niet in het bevolkingsregister van Amsterdam ingeschreven, doch wil hij wel geholpen worden, dan wordt hij eveneens als intern in de inrichting opgenomen. Wenscht hij dit niet, dan wordt hij door de directie van de vereeniging Hulp voor Onbehuisden naar zijn woonplaats voortgeholpen. Wil hij evenwel ook daarvan geen gebruik maken, dan wordt hij eveneens door de politie als verdacht van landlooperij aangehouden en voor den officier van justitie geleid.

De onderste lagen, HvO-blad 1914, beeld Schnabel SC

De onderste lagen, HvO-blad 1914, beeld Schnabel SC

‘Het aantal nachtverblijven voor onbehuisden was in het afgeloopen halfjaar lager dan in het voorafgegane,’ meldt het Nieuws van den Dag op 3 augustus, ‘nl. ruim 109.000 t.o. 110.800 (Hulp voor Onbehuisden, Leger des Heils en politie). Gedeeld door het aantal van 183 nachten zouden dus gemiddeld per nacht 595 personen door deze instellingen zijn opgenomen.’ Deze terugloop is door de ontwikkelingen in Europa echter al snel volledig van de baan. Want hoewel Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog niet deelneemt aan het krijgsgewoel, zijn er wel degelijk gevolgen voor de armenzorg in het algemeen en voor Amsterdam en Hulp voor Onbehuisden in het bijzonder.

Het uitbreken van de oorlog in augustus 1914 betekent mobilisatie, Belgische vluchtelingen, voedseltekorten en economische teruggang, vooral voor Amsterdam als haven- en handelsstad. Jeanette Oord, het meisjeshuis in Houten, wordt op 5 augustus op last van de militaire autoriteiten geëvacueerd. ‘In de eerste dagen van Augustus was de toestand buitengewoon hachelijk,’ aldus het jaarverslag van HvO over 1914.  ‘De militairen waren baas in huis, hof en bosch, boomen werden omgekapt, ons bosch is niet meer te herkennen. Ja, wij hebben met weemoed die plek verlaten,’ verzucht Jonker.  De  meisjes van Jeanette Oord verblijven eerst een jaar in het Oud Buitengasthuis te Amsterdam en verhuizen op 27 juli 1915 tijdelijk naar de Voorstraat 38 in Utrecht.

De onderste lagen, HvO-blad 1914, beeld Schnabel SC

De onderste lagen, HvO-blad 1914, beeld Schnabel SC

HvO komt in een penibele financiële situatie, want sinds ‘het uitbreken van deze wereldramp, hebben uwe vrijwillige bijdragen opgehouden te vloeien,’ aldus het huisorgaan. Terwijl de vereniging wel wat ondersteuning kan gebruiken, want ‘het aantal dakloozen en hongerigen, die wij hebben moeten helpen, is veel grooter dan ooit te voren en wanneer het Gemeentebestuur van Amsterdam ons niet direct had ter zijde gestaan, hadden wij reeds noodgedwongen onze deur moeten sluiten.’

In verband met de oorlog neemt de gemeente Amsterdam enkele besluiten die de begroting overschrijden. ‘Voorts is de vereeniging Hulp voor Onbehuisden, die wegens het niet meer vloeien harer steeds wisselvallige inkomsten dreigde haar Toevlucht te moeten sluiten, van gemeentewege in staat gesteld, haar vooral thans onmisbare werkzaamheid voort te zetten,’ aldus het Nieuws van den Dag op 22 augustus. Amsterdam verschaft HvO in 1914 zowel een renteloos voorschot van ƒ15.000 als een subsidie van ƒ4.000. ‘In deze benarden tijd,’ schrijft Jonker in oktober 1914 in het tijdschrift van Hulp voor Onbehuisden, ‘nu elke kolom in de nieuwsbladen is gevuld met nooden van elken aard, nu gevoel ik een sterk verlangen om te zwijgen, maar ik kan, ik mag niet zwijgen.’

Groepsportret van de Staatscommissie voor de Armenverzorging in de Stelling Amsterdam 1914 – 1918 met o.m. T. Jonker, N.M. Josephus Jitta, H.J.C. van Tienen, J.W. Jurrema. Foto Herman de Ruiter

Groepsportret van de Staatscommissie voor de Armenverzorging in de Stelling Amsterdam 1914 – 1918 met o.m. T. Jonker, N.M. Josephus Jitta, H.J.C. van Tienen, J.W. Jurrema. Foto Herman de Ruiter

Jonker maakt deel uit van de Staatscommissie voor de Armenverzorging in de Stelling van Amsterdam. Deze commissie richt samen met de gemeente Amsterdam onder meer de Jan Pieter Heijeschool aan de Overtoom in voor de vele vluchtelingen. HvO verzorgt er de opvang van de tijdelijk hier ondergebrachte vrouwen en kinderenen ebn verstrekt de maaltijden. Er wordt daarnaast op initiatief van koningin Wilhelmina het Koninklijk Nationaal Steuncomité opgericht om de ergste nood te lenigen. Dit comité blijft ook na de oorlog bestaan. De rol van de overheid hierin is groot, waardoor de opvatting dat de overheid in zulke situaties een taak heeft aan terrein wint. Ook breekt steeds meer het besef door dat armoede niet louter een kwestie van ‘eigen schuld’ is.

Koningin Wilhelmina komt op 2 september 1914 ‘geheel onverwacht’ en incognito in het gezelschap van Prins Hendrik langs bij HvO. Zij bezoeken zowel de school waar de vluchtelingen zijn gehuisvest als het Oud Buitengasthuis. ‘De Koningin bezichtigde reeds vroeger het Toevlucht, maar ditmaal was het Hare Majesteit speciaal te doen om het bereiden van het middagmaal te zien in de groote huishouding van den heer en mevrouw Jonker, waar thans ook wordt gekookt voor een gedeelte der behoeftigen, die zich komen aanmelden bij het Steuncomité,’ weet De Sumatra Post. ‘Voor ieder had zij een vriendelijk woord en toen H.M. daarna ook in de keuken de voorraad eten zag, sprak zij haar tevredenheid uit over alles wat zij gezien had,’ aldus Jonker. Dit wordt mede mogelijk gemaakt door het Nationaal Steuncomité. Op hoogtijdagen gaat het hier behalve om maaltijden voor het ‘eigen groot gezin’ van Jonker om nog eens 1600 personen van buiten.

Onze jonge emigranten, luidt het fotobijschrift. Sommige kinderen van HvO worden klaargestoomd voor een nieuw bestaan in bijvoorbeeld Zuid Afrika, zoals dit groepje in 1914

Onze jonge emigranten, luidt het fotobijschrift. Sommige kinderen van HvO worden klaargestoomd voor een nieuw bestaan in bijvoorbeeld Zuid Afrika, zoals dit groepje in 1914

Het Bataviaasch nieuwsblad bericht op 3 oktober over de hulpverlening in de hoofdstad. Er ‘eten reeds geregeld ’n 500 menschen bij de vereeniging Hulp voor Onbehuisden. Zij, die alles verloren hebben, worden onder dak gebracht in de Jan Pieter Heijeschool, terwijl aan de Israëlieten kaarten gegeven worden, waarop zij voedsel kunnen afhalen bij Joodsche families, die zich daartoe met hartelijke bereidwilligheid aanboden.’

Het Algemeen Handelsblad schrijft op 9 oktober over de Belgische vluchtelingen als gevolg van de oorlog. Als er een trein met vluchtelingen aankomt, is de krant op het perron, waar men ook de heer Jonker van de Toevlucht voor Onbehuisden, in functie aantreft. ‘Zoo doet ieder wat hij kan om te helpen. Wethouder Jitta, de heer Jonker van de Toevlucht voor Onbehuisden, Mr. Stuart, men ziet hen nacht en dag in de weer,’ aldus het Nieuws van de Dag op 12 oktober. ‘Op elk uur van den dag en van den nacht ziet men de sympathieke figuur van den directeur van het Toevlucht voor Onbehuisden door de marmeren zaal zich bewegen, hulpvaardig voor ieder, onverstoorbaar van humeur. Hoe de heer Jonker het liefdewerk verricht met waarachtige liefde!’ noteert het Algemeen Handelsblad. ‘De leiding van het werk voor de vluchtelingen is opgedragen aan den heer Jonker, directeur der Toevlucht voor Onbehuisden, in zijn hoedanigheid van lid der commissie voor de armenverzorging bij het in staat van verdediging brengen der stelling van Amsterdam,’ aldus het Algemeen Handelsblad op 13 oktober.

Bewoners van Hulp voor Onbehuisden, foto bij het jaarverslag over 1914 in het HvO-blad uit april 1915

Bewoners van Hulp voor Onbehuisden, foto bij het jaarverslag over 1914 in het HvO-blad uit april 1915

Een groot probleem vormen de financiën. Meteen aan het begin van de oorlog bezuinigt de regering op verpleegsubsidies en algemene subsidies en kondigt aan niet meer in het kersverse Observatiehuis te zullen plaatsen, terwijl de bouw van dit huis de financiële positie van HvO juist flink heeft verzwakt. Directeur Jonker vertelt in het tijdschrift van HvO dat hij vrijwel elke avond een ronde maakt langs de verschillende afdelingen van het Oud Buitengasthuis en dan dikwijls versteld staat van de persoonlijke geschiedenissen van de verpleegden.

Wanneer deze kleine verhalen door een romanschrijver werden uitgewerkt en de betrokken personen gesproken en uitgehoord, zouden zij zeker stof geven voor enkele boekdelen, die met graagte zouden worden gelezen. Maar wij lezen geen romans; wij sidderen heel dikwijls reeds voor de naakte werkelijkheid.

De liefdadigheidsbazaar met verloting ten behoeve van HvO (‘Alle artikelen zijn welkom. Laat een ieder ons iets zenden,’ smeekt Jonker) die was gepland voor 19 t/m 31 oktober in het Paleis voor Volksvlijt, wordt verplaatst naar een gunstiger tijdstip. De firma C.F. Roos & Co aan het Rokin stelt in november een collectie Chinees porselein ten toon uit de Ming- en Tsjngdynastie. De opbrengst van de entree komt ten bate van Hulp voor Onbehuisden, aldus het Algemeen Handelsblad.

De schrijver van het feuilleton ‘Brieven van oom Louis’ houdt op 22 november in weekblad De Amsterdammer een spottende lofrede op Jonker naar aanleiding van diens werk voor de Belgische vluchtelingen. Zolang er op de wereld Belgisch wordt gesproken, zolang zal men Jonker roemen, aldus het weekblad.

Jonker! Welk een man! Geef hem duizend uitgehongerde zwervers, met of zonder jeuk, met of zonder hun schuld aan den drank, met of zonder lompen, draai u even om en daar staan duizend opgewekte, verzadigde onbehuisden, allen eenvoudig doch smaakvol gekleed en allen buiten hun schuld nuchter. Aan hem is Amsterdam ontzettend veel verplicht. Al komen zij met tienduizenden aanrukken, de landloopers, de bedelaars, de zwervers, de kozakken der gemeen schap: Hindenburg-Jonker is tegen hen opgewassen. Doch niet in de Mazurische meren drijft hij de ongelukkigen, doch naar de Elyseeische velden zijner Toevlucht voor Onbehuisden. Zijn koffie is als het water der Lethe, dat alle ellende doet vergeten, zijn brood is als de manna, dat alle smaken had, zijn bed is als de rozen, waarop de elfen rusten. Hoe diep gevoelen wij berouw over de tallooze malen, dat wij een boekje van den heer Jonker in de prullenmand gooiden. Het zijn toch zulke aardige boekjes met zulke lieve prentjes. Bijna altijd met het portret van den heer en mevrouw Jonker en van ongelukkige kindertjes, die er zoo knap uitzien. Voorwaar de heer Jonker is een beweegkracht ten goede, zooals mijn hoog geachte collega van het Handelsblad zou zeggen. Kwam er , vroeger een zwerver aan onze deur, dan snauwden wij hem maar al te dikwijls af met een Loop naar den duivel”, thans verwijzen wij hem eenvoudig naar Jonker.

Frederik van Eeden in 1907, foto uit Jan Fontijn, Trots verbrijzeld : het leven van Frederik van Eeden vanaf 1901

Frederik van Eeden in 1907, foto uit Jan Fontijn, Trots verbrijzeld : het leven van Frederik van Eeden vanaf 1901

Op 13 december noteert de schrijver, psychiater en maatschappijhervormer Frederik van Eeden in zijn dagboek: ‘Ik heb 7 December in Amsterdam gesproken voor de S.L. (Socialistisch Leesgezelschap) Ik at bij Jaap met een paar jongelui. Dinsdag zag ik het thuis voor dakloozen, rondgeleid door Jonker.’

De Koninklijke Liedertafel Apollo onder leiding van Frederik Roeske geeft op 18 december een concert in de Westerkerk ten bate van de vereniging Hulp voor Onbehuisden, meldt het Algemeen Handelsblad.

In een oproep om financiële steun in De Telegraaf van 23 december geeft Jonker een inkijkje in het huishoudboekje van Hulp voor Onbehuisden. Zo is de maandelijkse broodrekening met geen 1000 gulden te betalen, terwijl de rekening voor spek en vetwaren nooit minder dan ƒ 1200 per maand bedraagt.

In 1914 verstrekt HvO – zonder de extra inspanningen voor oorlogsvluchtelingen mee te tellen – in totaal 194.032 verpleegdagen annex nachtverblijven, dat wil zeggen dat men gemiddeld voor 530 mensen per dag zorgt.

top

 

1915

Op 16 januari schrijft Frederik van Eeden in zijn dagboek:

Toen ik eergisteren zeer somber was, door allerlei kleine reedenen, kwam er plotseling een gedachte in mij op, die mij tot nu toe vervult. Ik dacht dat de laatste groote wending van mijn leeven, my last move, daarin zal bestaan dat ik, als mijn gezin mij niet meer strikt noodig heeft, mijn intrek neem in het te huis voor dakloozen, de stichting van Jonker. Ik heb daar dan de strenge discipline die een oude man behoeft, en teevens de geleegenheid tot hoogste liefdewerksaamheid. Als dat niet de oovergang is tot een beeter leeven, wat dan? Ik zou mijzelven niet noodeloos kwellen. Ook mijn vrijheid houden tot uitgaan en mijn eigen hoekje, met schriftuur en boek. Maar afstand doen van geld en goed, aan mijn verwanten, strikt sober leeven, eeven als de verpleegden, en trachten goed te doen aan allen die er koomen. Er was troost in de gedachte.

Advertentie in het Algemeen Handelsblad 24 januari 1915

Advertentie in het Algemeen Handelsblad 24 januari 1915

‘Moge bij het intreden van het nieuwe jaar vrede en rust weder keeren in Europa en moge 1915 u brengen wat goed is en u gelukkig maakt,’ schrijft Jonker in januari. ‘We hebben het verbazend druk gehad met de Belgen,’ noteert hij over de stroom vluchtelingen die Amsterdam vanaf oktober 1914 overspoelt.

Op 30 januari wordt er in Bellevue een matinee georganiseerd met lichte en serieuze muziek, toneel en cabaret ten bate van ‘de bekende inrichting, aan wier hoofd het niet minder bekende echtpaar Jonker staat,’ aldus De Telegraaf. De zaal was goed bezet volgens het Algemeen Handelsblad op 1 februari.

H. M. de Koningin-Moeder bezoekt op 5 februari Hulp voor Onbehuisden. ‘Te ongeveer half twee arriveerde H. M. per auto aan het Observatiehuis voor Jongens in de Vosmaerstraat. Zij werd daar ontvangen door den directeur van Hulp voor Onbehuisden, den heer T. Jonker. […] De heer Schölvinck gaf een kort overzicht van de strekking en den materieelen toestand van het huis, waarbij H. M. herhaaldelijk belangstellende vragen deed, o.a. over de subsidieering van regeeringswege. Daarop werden de directeur van het jongenshuis, en mevrouw Kousemaker aan H. M. voorgesteld en bood het zoontje van den heer Jonker bloemen aan. Ten slotte werd een rondegang door het gebouw gedaan, door de leszalen en de werkplaatsen, waar de 80 jongens, die op het oogenblik in het huis verblijven, aan het werk waren,’ aldus het Algemeen Handelsblad op 6 februari.

Op 5 februari 1915 bezoekt koningin-moeder Emma het Observatiehuis van HvO. Hier wordt zij uitgeleide gedaan door Jonker. Op 19 maart komt prins Hendrik op bezoek.

Op 5 februari 1915 bezoekt koningin-moeder Emma het Observatiehuis van HvO. Hier wordt zij uitgeleide gedaan door Jonker. Op 19 maart komt prins Hendrik op bezoek.

Schölvinck zegt over de financiering dat wij ‘met een gerechtvaardigd optimisme rekenden op de offervaardigheid der Amsterdamsche burgers en de talenten van onzen directeur, den heer Jonker, die, waar het onze instellingen betreft, een “enfant chéri” is van het Amsterdamsche publiek.’ Bij het afscheid ‘betuigde Hare Majesteit herhaaldelijk hare groote waardeering voor hetgeen de vereeniging Hulp voor Onbehuisden hier tot stand had gebracht,’ aldus De Telegraaf.

Op 1 maart is de jaarvergadering in het gebouw van de Amsterdamse Handelsbank. In plaats van mr. C. H. Guépin wordt mr. J. A. van Sonsbeeck tot lid van het bestuur gekozen. ‘Het hoeft geen nader betoog meer,’ schrijft De Telegraaf naar aanleiding van het jaarverslag van HvO, ‘dat men een uitstekend werk verricht, deze vereeniging, die zoo ontzaglijk veel nut sticht, te steunen.’

Advertentie Algemeen Handelsblad 9 maart 1915

Advertentie Algemeen Handelsblad 9 maart 1915

Jonker houdt op 10 maart een lezing met lichtbeelden in de School voor maatschappelijk werk, aan de Pieter de Hooghstraat 78, over de migratie van jonge mannen naar Australië.

Onder de titel ‘Wat wij op één dag beleven’ schetst directeur Jonker een rauw en vaak fel realistisch beeld van het dagelijkse werk van HvO. In het volgende voorbeeld komt een vader zijn zeven kinderen bij Hulp voor Onbehuisden brengen.

’t Verhaal is treurig, evenals zooveel anderen. Moeder is naar ’t gasthuis gebracht, ziek, zenuwziek, uitgeput door zorg, angst, ontbering en ellende. Vader bracht ’t meest van zijn zuur verdiend geld naar de herberg, vertoefde daar ’t meest van zijn vrije uren, met even ontaarde en ongelukkige kameraden.

‘Verscheidene van onze jongens zijn onder de wapenen moeten komen, nu ook de lichting 1915 is opgeroepen,’ verzucht directeur Jonker.

Omslag van het tijdschrift van Hulp voor Onbehuisden in 1915

Omslag van het tijdschrift van Hulp voor Onbehuisden in 1915

‘Armenzorg moet opheffend werken,’ zegt Jonker op 10 april tegen de Leeuwarder courant. ‘Wanneer dus een man, die tot werken in staat is, onze hulp komt vragen, helpen wij, onder voorwaarde, dat hij zelf de handen uit de mouwen steekt, het werk, dat hem wordt opgedragen, met lust en ijver gaat beginnen en zoodoende zijn eigen opheffing te bevorderen.’

De gemeente Amsterdam zet de subsidie stop aan HvO omdat de vereniging meer aan giften ontvangt dan in de jaren daarvoor. Jonker maakt hier uiteraard bezwaar tegen. Zijn argument is dat Hulp voor Onbehuisden werk doet dat anders door de gemeente gedaan zou moeten worden, zoals het verstrekken van nachtopvang. Want ook bij de politie kun je in 1915 nog terecht voor nachtopvang – in de zogeheten slaapbureaux, zij het in steeds mindere mate. In 1904 verstrekt de politie 5.279 nachtverblijven tegen 31.665 door HvO, in 1915 verschaft de politie er nog maar 792 tegenover de inmiddels 202.829 nachtverblijven van Hulp voor Onbehuisden.

Als HvO medio 1915 bij de gemeente aanklopt om financiële steun, ziet de Nieuwe Rotterdamsche Courant dat niet alleen in materiële, maar ook in ideële zin als een verlies, omdat de burgerij zo niet langer de volle verantwoordelijkheid voelt voor het voortbestaan van Hulp voor Onbehuisden.

Reclame van HvO in 1915

Reclame van HvO in 1915

De schoenmakerij van het Observatiehuis van HvO heeft als geschenk voor prinses Juliana ‘geheel volgens den laasten smaak’ poppenlaarsjes gemaakt van oranje en zwart leer, weet het Rotterdamsch nieuwsblad op 3 augustus.

In het oktobernummer van het tijdschrift Hulp voor Onbehuisden schrijft Jonker: ‘Door onzen uitgebreiden arbeid onder de werkloozen van Amsterdam, komen wij telkens in aanraking met een groot aantal jongens tusschen den leeftijd van 14 tot 18 jaar, die, doordat zij geen vakkennis bezitten, telkens werkloos zijn.’

Een gulle gever schenkt HvO in 1915 tien hectare land in Friesland, ‘een half uur gaans van de Drentsche Hoofdvaart, midden in een prachtige ontginning,’ waar de vereniging een kolonie wil oprichten om jongens op te leiden in het boerenbedrijf en hen tot nuttige leden der maatschappij te maken, in Nederland of in ‘een nieuw vaderland, waar nog naar arbeidskrachten wordt omgezien.’ Jonker maakt de lezers warm voor zijn plan om deze jongens op te leiden ‘in den landarbeid en hen daardoor voor ondergang te behoeden.’

Schets door Jan de Meijer van de beoogde landbouwkolonie van HvO in Appelscha

Schets door Jan de Meijer van de beoogde landbouwkolonie van HvO in Appelscha

Kaart van het gebied voor de landbouwkolonie

Kaart van het gebied voor de landbouwkolonie

Niet alleen verwacht HvO veel heil ’te gevolge van de overplaatsing uit de sombere achterbuurtswoning naar de heerlijke heide,’ men ziet op deze manier voor de jongens ook een toekomst in Nederland of overzee in onder meer Canada, Amerika of Zuid-Afrika. Hier komt Jonkers bekendheid met onder meer de Engelse commisioner voor Australië goed van pas, deze belooft HvO overtocht en plaatsing van jongens die zijn onderlegd in de landbouw.

Jonker heeft wilde plannen voor de bouw van deze jongenskolonie die een boerderij met maar liefst zes paviljoens voor in totaal 120 jongens, diverse schuren en bijgebouwen en een ontspanningslokaal – uiteraard voor geheelonthouders – moet omvatten. Men begint echter op bescheidener schaal met een enkel paviljoen, en watervoorziening en het ontspanningslokaal. De gehele jongenskolonie is begroot op ƒ 200.000. HvO ziet deze ontwikkeling niet zozeer als een uitbreiding, maar meer als een ‘noodzakelijke voortzetting’ van het werk. ‘Immers wij komen dagelijks in aanraking met jongens die in de groote stad verloren gaan, die, indien zij niet worden gegrepen en in andere banen worden geleid, schipbreukelingen zullen worden.’

Verwaarloosd, HvO tijdschrift 1915

Verwaarloosd, HvO tijdschrift 1915

‘De Vereeniging is “neutraal” in de goede beteekenis van het woord: het kind wordt opgevoed in den godsdienst, dien den ouders hebben, gaat op de school, die de ouders er voor gekozen hebben en ‘last but not least’ kan het vak leeren, waarnaar zijn hart uitgaat,’ aldus het tijdschrift van HvO in juni 1915.

Verpleegd, HvO tijdschrift, 1915

Verpleegd, HvO tijdschrift, 1915

Terugblikkend op de eerste twaalf maanden van het Observatiehuis schrijft HvO in juli 1915: ‘hiermede werd in Amsterdam voor het eerst een beginsel in praktijk gebracht, waarvan het te hopen is, dat het straks algemeen in ons Vaderland wordt toegepast, n.l. dat gebroken wordt met de in elk opzicht verderfelijke cel-opsluiting van jeugdige gedetineerden.’ De meeste kinderen worden verwezen door Justitie, maar ook door de Voogdijraad, de Vincentiusvereniging en Pro Juventute.

HvO maakt zich druk om ‘de demoraliserende invloed, dien de bioscoop op de jeugd uitoefent,’ want nagenoeg alle bewoners van het Observatiehuis blijken fervente filmbezoekers te zijn.

‘Mijn vertrouwen in uwe offervaardigheid heb ik nog niet verloren, alhoewel ik in het laatste jaar toch niet over u tevreden ben,’ schrijft Jonker in oktober 1915 terwijl hij uitlegt dat de vereniging meer mensen moet helpen, dat alles door de oorlog duurder is geworden, dat HvO kortom geld nodig heeft. Hij besluit met een dringend advies: ‘Nu niet uitstellen, niet denken een ander zal wel wat zenden. Neen, gij, vriend of vriendin der armen, van u verwachten wij een bijdrage naar uw vermogen.’

Advertentie in De Tijd 16 oktober 1915

Advertentie in De Tijd 16 oktober 1915

Van 18 tot 23 oktober houdt Hulp voor Onbehuisden een bazaar in de oude studentensociëteit aan de Heiligeweg 26 om ‘de kas der vereniging te stijven,’ aldus De Tijd. Wegens succes wordt de bazaar verlengd tot 27 oktober. Een van de optredende artiesten is Clinge Doorenbos.

In een bede om geldelijke steun in De Tijd van 10 november legt Jonker uit aan wie HvO hulp verleent. ‘De armen, die wij helpen, worden door niemand anders gesteund. Het zijn in de eerste plaats de allerarmsten, in de tweede plaats de kleine hulpbehoevenden en dan ook nog de ouden van dagen, die niet kunnen en ook niet mogen zwerven.’

Bij de plannen van de gemeente om te komen tot een nieuws ziekenhuis, komt Publieke Werken in 1915 bij de kostenberekening ‘tot een bedrag van ƒ 9.811.000, waarin begrepen ƒ 670.000 voor een nieuwe toevlucht voor onbehuisden,’ aldus De Tijd op 21 december.

Vanaf eind 1915 laat HvO het eigen tijdschrift vaker verschijnen, men spreekt nu van een geïllustreerd maandblad.

Eetzaal voor kinderen in het Oud Buitengasthuis van HvO in 1915. Midden achter de tafel staat Jonker.

Eetzaal voor kinderen in het Oud Buitengasthuis van HvO in 1915. Midden achter de tafel staat Jonker.

HvO sluit het jaar af met een tekort van ƒ27.357,63. Men wijt dit voornamelijk aan de prijsstijgingen ten gevolge van de oorlog en de uitbreiding van de werkzaamheden. Eind 1915 schommelt het aantal verpleegden rond de 600. HvO verstrekt dit jaar 202.829 nachtverblijven, gemiddeld 555 mensen per dag.

 

top

 

1916

Eetzaal voor kleine kinderen in het Oud Buitengasthuis van HvO in 1915

Eetzaal voor kleine kinderen in het Oud Buitengasthuis van HvO in 1915

De arbeid, weekblad van het Nationaal Arbeidssecretariaat in Nederland, haalt op 1 januari de bezettingscijfers van Hulp voor Onbehuisden aan als bron voor een staaltje maatschappijkritiek. ‘In Amsterdam staan dus elken dag 570 paria’s ‘s avonds bij het ondergaan der zon die niet weten waar ze den komenden nacht het hoofd zullen neerleggen. Heerlijke samenleving die dergelijke toestanden in het leven roept en in stand houdt.’

Terwijl de legers van Engeland, Frankrijk en Duitsland in de loopgraven van het westelijk front in een uitzichtloze uitputtingsslag zijn verwikkeld, wordt Nederland op 13 en 14 januari 1916 getroffen door een watersnoodramp. Jonker memoreert het in het jaarverslag van HvO over 1916. Er vallen niet alleen slachtoffers, de overstroming levert de hoofdstad ook een nieuwe stroom vluchtelingen op, deze keer niet uit het door oorlog verscheurde België maar voornamelijk uit de ondergelopen polders van Noord-Holland. ‘Dit gaf aan ons personeel terstond handen vol werk,’ vervolgt de directeur.

Door deze overstromingen staan er half januari ruim 1200 koeien in de Tolhuistuin in Amsterdam Noord. ‘Voor de boeren en de veedrijvers, die medegekomen waren, heeft de Commissie voor armverzorging in de stelling van Amsterdam goed gezorgd. Van deze Commissie is de heer Jonker, de directeur van Hulp voor Onbehuisden, lid en hij was als altijd ook thans weer op zijn post en wist spoedig doeltreffende maatregelen te nemen. Hij heeft matrassen en dekens laten aanrukken en een 200-tal slaapplaatsen gemaakt In het restaurant van den Tolhuistuin,’ meldt De Tijd op 15 januari.

Reclame voor HvO in 1916

Reclame voor HvO in 1916

De Monnickendammer J. Veltrop, geboren in 1898, herinnert zich de watersnoodramp van 1916 wanneer hij met een andere opgeschoten jongen én 50 koeien op avontuur gaat naar Amsterdam. ‘In enkele gebouwen waren provisorisch slaapplaatsen gemaakt onder leiding van de bekende heer Jonker, directeur van de stichting Hulp voor Onbehuisden. We kregen eerst koffie en brood en trokken daarna doodvermoeid de paardendekens over ons heen. De volgende morgen was het vroeg op om de dieren te voeren met hooi en veekoeken.’

In januari verblijven 83 vluchtelingen in volkslogement De Hoop van HvO in de Warmoesstraat. Zij verhuizen echter naar de voormalige Kasvereniging aan de Herengracht 196, dat ‘dank zij den ijverigen zorgen van mevrouw Jonker en de directrice van de opleidingsschool der vereeniging Hulp voor Onbehuisden, mejuffrouw Roorda, met haar staf van helpsters, in slaapzalen veranderd, slaapzalen voor mannen, voor jongens, voor vrouwen en kinderen en voor ouden van dagen,’ aldus het Algemeen Handelsblad op 23 januari.

Op 1 maart viert de populaire actrice Esther de Boer-van Rijk, vooral bekend door haar rol als Kniertje in Op hoop van zegen van Herman Heijermans, haar veertigjarige toneeljubileum in de Hollandse Schouwburg, met het speciaal voor haar door Jaques van Hoven geschreven toneelstuk Mieke. De wat aan lager wal geraakte titelheldin is soms zo dronken ‘dat ze de Toevlucht voor Onbehuisden niet in mag,’ aldus De Tijd. ‘Mieke, oud drankzuchtig vrouwtje, vertelt haar droef levensverhaal, vertelt ook van de Toevlucht, waar ze zoo menige nacht doorbracht en dan zegt ze ’t met groote innigheid, dat meneer Jonker een goeie man is, een beste man,’ aldus het Algemeen Handelsblad op 4 maart.

Werkplaats in het Oud Buitengasthuis van Hulp voor Onbehuisden in de jaren ’10

Werkplaats in het Oud Buitengasthuis van Hulp voor Onbehuisden in de jaren ’10

Onder de kop ‘Een ondankbare verpleegde’ verhaalt De Telegraaf op 10 maart van ‘een zekere J. v.d. C., steenhouwer van beroep,’ die naar het politiebureau Leidseplein wordt geleid omdat hij de hoofdopzichter (C. Dinse) van Toevlucht voor Onbehuisden peper in de ogen heeft geworpen. De officier van justitie eist drie maanden gevangenisstraf aldus het Algemeen Handelsblad. Later deze maand is er opnieuw sprake van agressie. ‘Voor de Vijfde Kamer der Rechtbank alhier werd heden een maand gevangenisstraf geëischt tegen een werkman, wegens vernieling van een glasruit in het gebouw Hulp voor Onbehuisden, waarin hij vroeger verpleegd is geweest,’ aldus het Algemeen Handelsblad van 17 maart.

Aandacht voor het 12½-jarig bestaan in het tijdschrift van HvO in 1916

Aandacht voor het 12½-jarig bestaan in het tijdschrift van HvO in 1916

Op 12 maart 1916 viert men op sobere wijze het 12½-jarig bestaan van Hulp voor Onbehuisden. Op 20 maart is het jubileum aanleiding voor de opvoering in het Paleis voor Volksvlijt van de kinderoperette De Sneeuwkoningin naar H.C. Andersen door kinderen die bij HvO wonen, met plaatsen van 40 cent voor de galerij tot ƒ2,40 voor de loge. Burgemeester Tellegen woont de voorstelling bij, meldt het Algemeen Handelsblad.

Naar aanleiding van het koperen jubileum van HvO stelt De Telegraaf op 13 maart dat ‘de geschiedenis van de vereeniging met die van den heer en mevrouw Jonker is saamgegroeid.’ Jonker vergelijkt zichzelf met een populier. ‘Veel wind heb ik gevangen, maar ook veel zon heb ik gezien. Als ik in het graf daal zal men mij nooit kunnen verwijten, dat ik niet gewerkt heb.’

Reclame voor een jubileumgift, 1916

Reclame voor een jubileumgift, 1916

In het HvO-blad van maart wordt met instemming Nicolaas Beets geciteerd ter illustratie van de praktische instelling en toewijding van de vereniging: ‘Men kan te veel boeken over opvoeding hebben gelezen om één kind goed op te voeden.’

Op 27 maart is de jaarvergadering van HvO in gebouw Architectura et Amicitia aan de Herengracht 545 in Amsterdam. In plaats van Anna Reijnvaan komt Eva den Tex-Ketjen (1862-1929) in het bestuur.

Kijk hier voor het jaarverslag over 1916 van Hulp voor Onbehuisden.

In het jaarverslag schetst HvO een beeld van de mannelijke cliëntèle: ‘Velen hunner toch kwamen door drankmisbruik ten val en zijn door jarenlang zwerven aan allen geregelden arbeid ontwend en het is lang geen gemakkelijke taak hen van deze ongewenschte levenswijze af te brengen. Een inrichting als de onze moet dan ook een hooger doel hebben dan hen eenigen tijd te verplegen, hun lichaam goed te voeden en hen van de noodige kleeding te voorzien. Gaan zij daarna weer hun vroegeren weg, dan is ons doel niet bereikt. Eerst dàn kunnen wij voldaan zijn, als zij na eenigen tijd van verpleging tot een geregeld en arbeidzaam leven in de maatschappij terugkeeren.’

Een redacteur van Het Leven brengt in 1916 tien dagen als zwerver in Amsterdam door en beschrijft wat hem daarbij overkomt. Hier de aankomst bij HvO, foto C.J. Hofker.

Een redacteur van Het Leven brengt in 1916 tien dagen als zwerver in Amsterdam door en beschrijft wat hem daarbij overkomt. Hier de aankomst bij HvO, foto C.J. Hofker.

De directeur van HvO betreurt het feit dat er onder deze doelgroep sprake is van een relatief grote uitval (verwijderd wegens wangedrag of met onbekende bestemming vertrokken) en pleit voor meer dwangmaatregelen. Uiterard doelt hij hier op het soort dwang dat ‘hand aan hand gaat met liefde’ en mag welke maatregel dan ook voor de betrokkene ‘nooit anders beoogen dan zijn eigen reclasseering.’

De gemeente Amsterdam houdt zich vanaf 1916 actief bezig met gezinnen in de problemen die zichzelf niet kunnen handhaven, de zogeheten onmaatschappelijke gezinnen. Hulp voor Onbehuisden dringt er dan al tijden op aan deze situatie aan te pakken. Jonker gaat er van uit dat de problemen van de cliënten van HvO grotendeels worden veroorzaakt door hun slechte levensomstandigheden. Door deze omstandigheden te veranderen kan men voor volwassenen de situatie verbeteren en voor kinderen problemen zelfs voorkomen. Jonker noemt dit omstandig ‘prophylactische philantropie.’

Ik weet wel dat er menschen zijn die zeggen dat men zorgelooze ouders maakt door hen de kinderen te ontnemen. Ik doe U echter de vraag: hebben die ouders ooit gezorgd, hun kinderen oopgevoed hebben ze nooit. Laat ons dan een rekensom maken. Een ouderpaar levende op de onderste lagen heeft 6 kinderen, 3 jongens en 3 meisjes. Wanneer deze kinderen onder hun slechte leiding blijven dan geeft dit voor de toekomst zes, zegge 6 gezinnen meer op de onderste lagen want zij allen huwen of leven als gehuwd met hun mede lotgenooten. Ontneem nu aan dat ouderpaar de zorg over deze 6 kinderen. In een betere omgeving overgeplant leeren zij werken. In de toekomst zal dus de maatschappij zes nette gezinnen tellen, want ook zij zullen huwen met soortgenoten. Waarmee is dan de maatschappij het best gebaat?

Verslaggever van Het Leven gaat tien dagen verkleed als zwerver de straat op in 1916. Foto C.J. Hofker.

Verslaggever van Het Leven gaat tien dagen verkleed als zwerver de straat op in 1916. Foto C.J. Hofker.

Onder de noemer ‘Nootjes van den Hoofddirecteur’ schrijft Jonker in elke aflevering van het tijdschrift Hulp voor Onbehuisden korte mededelingen en faits divers. In een van zijn oproepen vraagt hij of er mensen zijn die buiten Amsterdam wonen en zo nu en dan een paar bleekneusjes te logeren willen hebben, kinderen uit de stad die moeten aansterken in een schone en gezonde omgeving. Zijn oproep wordt ruimschoots gehonoreerd.

Het nieuwe Herstellingsoord in Nunspeet in het tijdschrift van HvO in 1916

Het nieuwe Herstellingsoord in Nunspeet in het tijdschrift van HvO in 1916

Door opnieuw een gift van een weldoenster (mejuffrouw Manus) komt Hulp voor Onbehuisden in 1916 in het bezit van een huis met een ruime tuin aan de Brinkersweg 71 in Nunspeet, dat wordt ingericht als herstellingsoord. Zwakke kinderen kunnen hier in de gezonde buitenlucht een maandje op krachten komen. Het huis biedt plaats aan 14 kinderen. Jaarlijks verwacht de vereniging zo’n 150 bleekneusjes in Nunspeet te kunnen laten ‘kuren’. In mei is de verbouwing van het Herstellingsoord gereed en kan de eerste groep kinderen er naartoe. Zuster Pauw, die al acht jaar bij HvO werkt, wordt er de leidster.

HvO doet het Herstellingsoord in Nunspeet in 1929 van de hand, maar het pand staat er nog altijd. Het is nu een woonhuis.

HvO doet het Herstellingsoord in Nunspeet in 1929 van de hand, maar het pand staat er nog altijd. Het is nu een woonhuis.

HvO verstrekt in 1916 dagelijks zo’n 4.500 boterhammen. Men richt daarom zelf tijdelijk een bakkerij in en neemt een heuse chef bakker in dienst. ‘Onze verpleegden roemen ons eigen brood, het is dan ook werkelijk lekker,’ schrijft Jonker.

In juni reikt HvO aan vier medewerkers de gouden speld uit vanwege tien jaar trouwe dienst: zuster Mindera, hoofd van het vrouwenasiel, zuster Mylanus, hoofd van de interne vrouwenafdeling en het echtpaar Aldenkamp van het Volkshotel De Hoop in de Warmoesstraat.

‘De eenige inrichting die kinderen opneemt van nog levende en tot verzorging in staat zijnde vaders, wier echtgenooten tijdelijk afwezig zijn, is de Toevlucht van de vereeniging Hulp voor onbehuisden, welke, inrichting thans 133 kinderen, tot deze categorie behoorende, verpleegt,’ aldus De Telegraaf op 26 oktober.

Jonker wordt benoemd tot lid van de reclasseringsraad die namens de minister van justitie, in navolging van Den Haag, ook in Amsterdam wordt ingesteld, meldt het Algemeen Handelsblad op 7 november.

Op 19 december overlijdt W. H. van Zanten Jr., een van de oprichters van Hulp voor Onbehuisden en secretaris sinds het eerste uur, op 72-jarige leeftijd. De filantroop Van Zanten was eerder steenfabrikant in Leiderdorp en onder meer uitvinder van een procedé om behoeftige zeelieden en andere verpleegden van gratis tabak te voorzien door het inzamelen van sigarenpuntjes. In zijn plaats wordt enige tijd later mejuffrouw A. Beetz benoemd tot bestuurslid.

Advertentie van Hulp voor Onbehuisden uit de jaren ’10

Advertentie van Hulp voor Onbehuisden uit de jaren ’10

Hulp voor Onbehuisden sluit het jaar af met een nadelig saldo van ƒ26.259,67. Jonker blijft in het tijdschrift van Hulp voor Onbehuisden bedelen om geld. ‘Waar bijna de geheele wereld bezig is om af te breken vraag ik u mij te willen helpen om op te bouwen, om te sloopen schijnt er geld te over. Is het niet in-treurig?’

Vlak voor Kerst schrijft Jonker een ingezonden brief in het Algemeen Handelsblad waarin hij de Amsterdamse burgerij om geld vraagt voor ‘zijn’ verpleegden. ‘Daarom mensenvrienden, bedenkt, dat het licht van den Kerstnacht nooit helderder kan branden dan wanneer gij het voedt met de olie der liefde, de liefde tot uwe noodlijdende en minderbedeelde medemenschen, die ge ook dit jaar van het uwe wilt geven, opdat hunne smart gedeeld en hunne vreugde verdubbeld wordt.’

HvO begint 1916 ‘met een huisgezin van 516 personen, ons personeel niet meegerekend,’ aldus Jonker. Gedurende het jaar worden in totaal 210.143 nachtverblijven c.q. verpleegdagen verstrekt, gemiddeld zijn er dagelijks 575 mensen in zorg.

 

top

 

1917

Advertentie in het Algemeen Handelsblad, 25 januari 1917

Advertentie in het Algemeen Handelsblad, 25 januari 1917

Op maandag 8 januari houdt Tjitte Jonker van Hulp voor Onbehuisden een voordracht met lichtbeelden over emigratieplannen in buurthuis Ons Huis in de Rozenstraat.

Op 2 februari schrijft De Telegraaf over ‘de Ziekenhuis-quaestie te Amsterdam’ dat er in geval van uitbreiding ten koste van het Oud Buitengasthuis voor ‘een nieuwe toevlucht voor onbehuisden moet worden gezorgd waarvan de bouwkosten bijna 7 ton (!!) zouden bedragen.’ Volgens het Algemeen Handelsblad van 15 februari raamt Publieke Werken van de gemeente de kosten van een nieuw onderkomen voor HvO op 670.000 gulden, al kan daar volgens E.J. Abrahams, gemeenteraadslid voor de Vrijzinnig-Democratische Vereeniging ‘nog wel wat af.’

Tekening uit 1916 van het beoogde ontspanningslokaal van HvO in Hoogersmilde

Tekening uit 1916 van het beoogde ontspanningslokaal van HvO in Hoogersmilde

‘Bij onderhandsche aanbesteding is door den architect Jan de Meijer, S.N.A. en E.P. Messer, namens de Vereen. Hulp voor Onbehuisden aan A. Mulder te Heerenveen opgedragen den bouw van een gedeelte der Landbouwkolonie nabij Appelscha en wel: een paviljoen, een keukengebouwtje en een uitspanning aan de vaart voor de somma van ƒ 29.602,’ aldus De Tijd op 26 februari.

H.M. de Koningin-Moeder brengt op 26 februari een bezoek aan Amsterdam, waarbij zij onder meer het Observatiehuis van Hulp voor Onbehuisden aan de Vosmaerstraat aandoet, meldt het Leidsch Dagblad.

Op 7 maart schrijft Jonker een ingezonden brief in het Algemeen Handelsblad. Er is nood in het Oud Buitengasthuis, aldus Jonker. Het ontbreekt HvO vooral aan kleding en schoeisel voor de mannenafdeling en het magazijn is leeg. ‘Denkt tot aan de armen, de naakten in uw onmiddellijke omgeving! Er is nood. Komt, heeren, ziet uw kleerkast eens; ge vindt daarin zeker iets wat ge best voor onbehuisden kunt missen.’ Versleten of met vlekken is geen bezwaar want ‘in onze werkverschaffing maken kleermaker en schoenmaker van oud nieuw.’

Verhuisbericht van Hulp voor Onbehuisden uit 1917

Verhuisbericht van Hulp voor Onbehuisden uit 1917

In 1917 komt het hoofdkantoor van HvO aan de Keizersgracht 152. Het wordt in 1923 weer verlaten. Het pand staat er anno nu uiteraard nog.

In 1917 komt het hoofdkantoor van HvO aan de Keizersgracht 152. Het wordt in 1923 weer verlaten. Het pand staat er anno nu uiteraard nog.

Het hoofdkantoor wordt in 1917 verplaatst van de Overtoom naar de Keizersgracht 152. Jonker komt aan dit pand door zijn goede contacten met de familie Van Eeghen. Aldaar wordt op 30 maart de dertiende jaarvergadering gehouden. Een dag later doet het Algemeen Handelsblad verslag van deze jaarvergadering. Alle afdelingen vertonen een nadelig saldo over 1916. Jonker deelt mee dat er voor de beoogde jongenskolonie in Friesland nog een kapitaal van ongeveer twee ton nodig is.

Op 22 april 1917 organiseert de Amsterdamse Cabaret Club een soiree dansante in Huize Parkzicht, waarvan het batig saldo wordt afgedragen aan HvO, aldus De Telegraaf.

Net als in 1916 geeft Jonker met zestig kinderen van zes tot elf jaar oud van Hulp voor Onbehuisden een uitvoering in Hilversum voor de Christelijke Oranjevereniging ter gelegenheid van de verjaardag van prinses Juliana. Het feest is op 2 mei in de Harmonie. Op het programma staan Poppenstukje, Eenzaam zieltje, Schaatsenrijden, Koppig Liesje, Slaapliedje, Oud Fries Volkslied, Zeemanslied ‘Hoort gij de woeste golven’ en De zieke pop. Wegens het succes van vorig jaar moeten plaatsbewijzen worden gereserveerd. De Gooi- en Eemlander plaatst een enthousiaste recensie van het gebodene.

De Telegraaf verhaalt op 21 juni van een koperdief met berouw. ‘Zijn eenig verlangen is thans weer bij zijn drie kinderen te komen, die thans door een schoonzuster worden verpleegd, maar die, als beklaagde nog langen tijd in de gevangenis moet blijven, waarschijnlijk naar het Tehuis voor Onbehuisden, of een andere inrichting zullen moeten worden overgebracht.’

Vanaf het ontstaan van Hulp voor Onbehuisden bestaat er een zekere spanning in de verhouding tussen het bestuur en de directie. Jonker is wat men noemt een krachtige persoonlijkheid en het bestuur is niet bij machte zijn lust tot uitbreiden te beteugelen. Het bestuur probeert lange tijd tevergeefs om een adjunct-directeur aan te stellen, maar Jonker is niet bereid om verantwoordelijkheid af te staan.

Al in 1913 vraagt Jonker het bestuur om een instructie waaruit blijkt welke handelingen hij mag verrichten en wat de rechten en plichten van respectievelijk bestuur en directie zijn. Drie heren – Blankenberg, Van Ouwenaller en Guépin – nemen de taak op zich de rolverdeling vast te leggen om wrijvingen en geschillen te vermijden. Deze commissie komt tot de conclusie dat het een fictie is te veronderstellen dat het bestuur de vereniging bestuurt. De leiding berust bij Jonker, en bij elke directeur na hem, omdat dit naar hun mening nu eenmaal niet door een aantal mensen kan gebeuren ‘maar uitsluitend door één daartoe geschikt persoon.’

Henri Polak verbaast zich op 31 juli in Het Jonge Leven, maandblad voor leerlingen en jonge werklieden in de diamantnijverheid, over het Statistisch Zakboekje der gemeente Amsterdam. ‘Daar wordt ons medegedeeld, dat in de Toevlucht voor Onbehuisden, gevestigd in het voormalige Buitengasthuis, in het jaar 1916 aan 210.147 dakloozen onderkomen werd verschaft. Het Leger des Heils deed hetzelfde voor 31.461, terwijl de politie nog aan 558 onderdak gaf. Bij elkander dus 242.166 menschen hadden zelfs niet de schamelste woning, geen hokje, geen krot, om er het moede hoofd, de uitgeputte ledematen in neder te leggen.’

Onder landloopers, spotprent van Albert Hahn uit 1918

Onder landloopers, spotprent van Albert Hahn uit 1918

Vanaf 1916 beheerst de kwestie van het Observatiehuis de verhouding tussen bestuur en directie. Dit wordt mede veroorzaakt door een te lage bezetting en te hoge kosten, maar vooral door de invloed van buitenaf op het werk van Hulp voor Onbehuisden.

Jongens worden in het Observatiehuis geplaatst door de officier van justitie. Ambtenaren van Pro Juventute maken rapporten over jeugdigen voor de officier van justitie en willen een vrije toegang tot het Observatiehuis. Jonker weigert. Hij vindt dat de taak van Hulp voor Onbehuisden wordt uitgehold.

Wij worden nu slechts opsluiter van den jongen, in plaats dat wij zijn de vriend en opvoeder. Dit is nooit de bedoeling geweest en nu dient men het programma de Vereeniging uit te breiden door eene juridische afdeeling aan ons te verbinden. Daardoor zal men in staat zijn de belangen van deze kinderen goed te behartigen. Wij worden zijn patroon en hopen zijn vriend te worden voor geheel zijn leven. Dan alleen kunnen al de zorgen die aan zijn vorming worden gevoegd, goede resultaten hebben.

De officier van justitie beschouwt het Observatiehuis als een Huis van Bewaring en eist vrije toegang voor zijn ambtenaren. Jonker ziet het Observatiehuis daarentegen niet als een rijksinrichting, maar een particuliere instelling voor liefdadigheid. Als de officier vervolgens geen jongens meer naar het Observatiehuis stuurt, vindt het bestuur van HvO dat Jonker de samenwerking met Pro Juventute moet accepteren. Jonker legt zich hier onder protest bij neer.

De Tilburgsche Courant publiceert op 25 november een foto van de opening van de tentoonstelling ten bate van HvO

De Tilburgsche Courant publiceert op 25 november een foto van de opening van de tentoonstelling ten bate van HvO

‘In de maand November a.s. wordt in de kunstzaal van de firma Heystée-Smit & Co, op de Heerengracht 545-549 te Amsterdam, een tentoonstelling van schilderijen, teekeningen, etsen en beeldhouwwerken gehouden ten bate der vereeniging Hulp voor Onbehuisden,’ aldus De Telegraaf op 7 september.
‘Alle kunstwerken zijn belangloos door verschillende kunstenaars voor dit goede doel geschonken. Er zijn voor deze tentoonstelling reeds werken o.a. van Jan Toorop, E.R.D. Schaap, H.W.J. Schaap van der Pek, B. Repelius, B. Koekoek, Geo Schwartze, M. Wandscheer, Xeno Münninghoff, W. Steelink, Otto van Tussenbroek, Mars Heyl, H. Heyenbrock, Pol Dom, Moulen, Jan Ponstijn, Fr. Hoogerwaard, J. van Schooten, Fr. Smissaert, C.M.L. Kouw, Gerard van Vliet, G.M. Tamson, G.Th.M. van Pelt, E. Bosch.
Gaarne worden meerdere kunstwerken ingewacht bij den schilder Gerard van Vliet, 1e Helmerstraat 73, en aan het hoofdkantoor Keizersgracht 152, Amsterdam.’ Deze tentoonstelling wordt op 10 november geopend.

Illustratie uit het HvO-blad in de jaren ’10 om duidelijk te maken dat er aan veel zaken gebrek is

Illustratie uit het HvO-blad in de jaren ’10 om duidelijk te maken dat er aan veel zaken gebrek is

‘B. en W. hebben uit het algemeen krediet in verband met de tijdsomstandigheden eenige malen subsidies aan de vereeniging Hulp voor Onbehuisden toegekend, tot een gezamenlijk bedrag van ƒ 41.000. Zij achtten deze subsidies gerechtvaardigd, wijl door deze vereeniging, met betrekking tot het huisvesten van dakloozen, een buitengewone werkkracht werd ontwikkeld,’ aldus het Algemeen Handelsblad op 18 oktober. In hetzelfde artikel: ‘Het zal geen betoog behoeven, dat het tijdelijk onder dak brengen van dergelijke personen in het Toevlucht van de vereeniging verre de voorkeur verdient boven het herbergen in de politiebureaus.’

Onder de titel ‘Een open deur’ schrijft Jonker op 31 oktober een ingezonden brief naar het Algemeen Handelsblad waarin hij ‘in dit gure jaargetijde’ steun vraagt voor HvO met 150 mannen, 50 vrouwen en ruim 300 kinderen in alleen al het Oud Buitengasthuis. ‘Goede lezer, moeten wij U de ellende uitbeelden waarin onze patiënten tot ons komen? Wij willen U dit besparen.’

Het driemaandelijks overzicht van het Statistisch Bureau laat eind 1917 zien dat het aantal nachtverblijven voor onbehuisden is toegenomen in Amsterdam: het beliep in dit kwartaal 68.735 tegen 60.672 in 1916 en 53.772 in 1915, aldus het Algemeen Handelsblad op 17 november.

Op 3 december geeft Jonker een lezing in buurthuis ‘Ons huis’ in de Rozenstraat over meisjeshuis Jeanette Oord in Houten van HvO, meldt het Algemeen Handelsblad.

In 1917 wordt er een nieuwe voorzitter van het bestuur van Hulp voor Onbehuisden gekozen, Karel van Lennep, (1866) bankdirecteur, voormalig gemeenteraadslid en drijvende kracht achter de Vereeniging ten behoeve van de Arbeidersklasse.

Op 31 december 1917 zijn er bij HvO in totaal 708 personen ondergebracht. Men verstrekt 233.893 verpleegdagen. Het gemiddelde over dit jaar is 641.

 

top

 

1918

Landbouwkolonie van Hulp voor Onbehuisden in Appelscha, 1918

Landbouwkolonie van Hulp voor Onbehuisden in Appelscha, 1918

De voormalige landbouwkolonie van HvO anno 2008

De voormalige landbouwkolonie van HvO anno 2008

Al in 1915 maakt Hulp voor Onbehuisden een begin van een zogeheten landbouwkolonie voor jongens, de architecten Jan de Meijer en E.P. Messer (het duo dat eerder voor HvO het Observatiehuis ontwerpt) maken een schets en een gulle gever heeft Hulp voor Onbehuisden alvast 10 hectare land geschonken in Friesland, nabij Appelscha, toentertijd een half uur gaans van de Drentse Hoofdvaart.

De vereniging heeft grootse plannen in Friesland: men wil maar liefst zes paviljoens bouwen voor 120 jongens, een directeurswoning, een boerderij, stallen, weg- en watervoorzieningen en een ontspanningslokaal. Voor geheelonthouders, uiteraard. Het geheel wordt geraamd op 160.000 gulden.

Jonker beseft dat Hulp voor Onbehuisden wellicht het tij tegen heeft voor zulke ambitieuze plannen, maar is toch optimistisch gestemd, want ‘Zou het niet heerlijk zijn dat juist in dezen tijd van vernietiging Nederland een werk deed ter opbouwing en behoud?’

Ontspanningslokaal van Hulp voor Onbehuisden in Hoogersmilde. 1918

Ontspanningslokaal van Hulp voor Onbehuisden in Hoogersmilde. 1918

In 1918 worden de eerste en enige gebouwen van het noordelijke avontuur van HvO opgeleverd: de landbouwkolonie voor jongens in het Friese Appelscha en het ontspanningslokaal in het Drentse Hoogersmilde, ongeveer twee kilometer verderop. De gebouwen – die duidelijk in dezelfde stijl zijn opgetrokken – zijn met een klein spoor voor een lorrie met elkaar verbonden.

Behalve om werkervaring op te doen en als tijdelijke woonruimte wordt het terrein door de Amsterdamse afdelingen van HvO ook gebruikt als vakantieoord. In 1929 eindigen de activiteiten van Hulp voor Onbehuisden in Friesland en Drenthe. De beide gebouwen staan er nog steeds. Het voormalig ontspanningslokaal aan de Rijksweg 211 in Hoogersmilde staat op de Provinciale Monumentenlijst van Drenthe. Inmiddels is hier anno 2019 een bijzondere, ideële herberg gevestigd: Troost Onderdak.

Hetzelfde gebouw nu, Troost Onderdak

Hetzelfde gebouw nu, Troost Onderdak

Het gebouw van de voormalige landbouwkolonie is vanaf 1930 een jeugdherberg. Sinds 1973 was hier het alcoholvrije recreatiecentrum Us Blau Hiem gevestigd, waarbij de kleur verwijst naar de bekende blauwe knoop. Inmiddels is dit boscamping Appelscha geworden. Het voormalige gebouw van HvO is inmiddels groepsaccommodatie ‘t Reidtèk.

HvO gebruikt de landbouwkolonie in Appelscha ook als vakantiebestemming in de jaren ’20

HvO gebruikt de landbouwkolonie in Appelscha ook als vakantiebestemming in de jaren ’20

De vereniging Phoenix voert op 29 januari en 1 februari de operette Kadettenstreken van Victor Hollaender op in de Hollandse Schouwburg ten bate van Hulp voor Onbehuisden. Hiervoor is een damescomité gevormd onder presidium van mevrouw A.J.J. Tellegen-Fock, meldt het Algemeen Handelsblad.

‘Jonker vraagt weer! Wat alweder? Hij doet niet anders. Is de kas der Vereeniging Hulp voor Onbehuisden dan altoos ledig en een bodemloozen put gelijk?’ HvO windt er geen doekjes om bij het verzoek om geldelijke steun in het Algemeen Handelsblad van 22 januari.

Onder de kop ‘Uit het Observatiehuis ontsnapt’ schrijft het Algemeen Handelsblad op 25 januari over ‘een jongen, die als minderjarige gedetineerde der Justitie’ was opgenomen bij HvO aan de Vosmaerstraat.

Op 25 maart geven pleegkinderen van de Vereeniging Hulp voor Onbehuisden een voorstelling in buurthuis Ons Huis in de Rozenstraat.

Op 26 maart is de veertiende jaarvergadering van HvO, bij welke gelegenheid Jonker het jaarverslag toelicht. De jaarrekening sluit met een nadelig saldo van ƒ 4.636.12, aldus De Telegraaf.

Het koor Bel Canto, onder leiding van Alphons Vranken, geeft op 1 april, tweede paasdag, in de grote zaal van het Concertgebouw een weldadigheidsconcert ten voordele ‘van de hier ter stede zoo welbekende’ vereniging Hulp voor Onbehuisden. Met de belangeloze medewerking van Henriëtte en Anna Roll, pianisten, en Frits Gaillard, cellist van het Concertgebouworkest, aldus De Tijd.

De intocht van Circus Hagenbeck in Amsterdam, 1918. Foto uit Het Leven

De intocht van Circus Hagenbeck in Amsterdam, 1918. Foto uit Het Leven

‘Gistermiddag heeft de heer Hagenbeck een voorstelling gegeven, waartoe waren uitgenoodigd alle kinderen uit het Toevluchtsoord voor Onbehuisden van den heer Jonker, in totaal 460 en de stadsbestedelingen. De kinderen hadden vooral veel pret bij het optreden der groote olifanten,’ schrijft het Algemeen Handelsblad op 19 mei.

‘Niemand minder dan de heer Jonker, directeur van het Toevlucht voor Onbehuisden te Amsterdam, had hem meegedeeld, dat onder de tegenwoordige omstandigheden in diens stichting, de verpleegkosten ƒ 1 per persoon en ƒ 0,85 per kind overschrijden,’ verklaart Johan Brautigam van de Commissie tot Steun op 14 juni in De Telegraaf.

Op 11 juli is er in het gebouw van het Genootschap Liefdadigheid Naar Vermogen aan de Raamgracht in Amsterdam een openbare vergadering van de Armenraad. Het gaat over de hulp aan onvolledige gezinnen, de verzorging van kinderen van wie een van de ouders ziek, afwezig of overleden is. Het Tijdschrift voor armenzorg en kinderbescherming doet verslag van deze bijeenkomst.
‘De heer T. Jonker merkt op, dat het dezen avond aanhangige onderwerp reeds vele jaren zijn aandacht heeft. Hij heeft zichzelf al vele malen de vraag gesteld, wat er toch moet gebeuren met wat hier onvolledige gezinnen worden genoemd. Een goede oplossing is echter moeilijk te vinden. Op dit terrein liggen veel voetangels en klemmen.’
Hulp voor Onbehuisden steunt het voornemen om gezinstehuizen te vormen en werkt ook zelf aan plannen hiervoor. Jonker wil gezinnen zo veel mogelijk bij elkaar houden. Jonker roept alle aanwezigen op om in afwachting van de realisatie van dit plan ‘alle krachten in te spannen ten einde de kinderen der onvolledige gezinnen voor verwaarloozing te behoeden.’

Hulp voor Onbehuisden richt in 1918 aan de Waldeck Pyrmontlaan 8 in Amsterdam een eigen opleidingsschool op om het personeel van de vereniging beter voor te bereiden op de toekomst. ‘Willen wij in staat zijn ons werk goed te doen en aan al de eischen die men tegenwoordig aan de opvoeding der jeugd stelt voldoen dan is opleiding noodig,’ schrijft HvO in het eigen tijdschrift.

De opleidingsschool van HvO aan de Waldeck Pyrmomtlaan wordt in 1918 geopend en in 1923 weer gesloten. Het pand staat er nog steeds

De opleidingsschool van HvO aan de Waldeck Pyrmomtlaan wordt in 1918 geopend en in 1923 weer gesloten. Het pand staat er nog steeds

Deze interne HvO opleidingsschool aan de Waldeck Pyrmontlaan, niet toevallig in het woonhuis van de familie Jonker, vlakbij het Vondelpark, wil vooral jonge meisjes geschikt maken voor ‘praktisch maatschappelijk werk in onze inrichtingen en misschien ook voor andere instellingen.’ Het curriculum bestaat uit: algemene ontwikkeling, huishouding, handwerken, lichamelijke verzorging van het kind, pedagogiek, zang, fröbelen, slöjd (Zweeds, een onderwijsmethode die zich de alzijdige ontwikkeling van het kind ten doel stelt en deze tracht te bevorderen door het kind te laten werken met karton, klei en hout, aldus Van Dale), spelleiding, sociale wetten en voordrachten. De school biedt plaats aan tien leerlingen. Daarnaast wil Jonker met zijn school de deskundigheid van het personeel dat reeds bij HvO werkt vergroten door het laten houden van voordrachten ‘op verschillend gebied opdat den blik dien wij zullen krijgen op de sociale toestanden niet eenzijdig worde. Het zullen altijd onderwerpen moeten zijn die ons beter geschikt maken voor onze taak.’

Het Weekblad van de Diamantbewerkersbond presenteert in september een overzicht van te volgen cursussen aan de Volksuniversiteit Amsterdam. Een van deze wordt gegeven door T. Jonker, hoofddirecteur van Hulp voor Onbehuisden. Het gaat om de leergang ‘Wat er in de onderste lagen der maatschappij leeft’ in drie lessen.

De Vereniging Koning Willemshuis biedt de gemeente Amsterdam een deel van haar gebouw aan de Egelantiersstraat 141 aan om het nuttig te gebruiken. ‘B. en W. wisten er geen betere bestemming aan te geven dan het over te dragen aan de Ver. Hulp voor Onbehuisden,’ meldt Het Oosten op 30 oktober.

In Amsterdam is een Vereeniging van Jeugdwerk-Besturen opgericht met het doel om ‘met behoud van ieders zelfstandigheid,’ samenwerking tussen de instellingen te bevorderen, meldt het Algemeen Handelsblad op 6 december. Namens HvO treedt C.W. Janssen toe tot dit bestuur.

HvO koopt in 1918 het perceel aan de Prins Hendrikkade 166 dat naast het al sinds 1911 bestaande Jongenshuis op nummer 165 ligt en verdubbelt daarmee bijna de capaciteit van deze voorziening.

Op 31 december worden verpleegd: 27 interne mannen, 45 interne vrouwen, 377 kinderen, Oud-Buiten Gasthuis, 38 jongens in het jongenshuis,, Amsterdam, 20 meisjes op Jeanette Oord, 16 kinderen in het Herstellingsoord Nunspeet, 7 jongens in het jongenshuis Appelscha en 86 jongens in het Observatiehuis.

Hulp voor Onbehuisden verstrekt in 1918 257.483 verpleegdagen en nachtverblijven, dat is gemiddeld 705 mensen per dag.

 

top

 

1919

Het Tijdschrift van den Nederlandschen Werkloosheids-Raad schrijft begin 1919 over emigratie als een van de manieren om werkeloosheid aan te pakken. Volgens het blad ligt hier een groot sociaal terrein nog nagenoeg braak. Maar niet helemaal, ‘want de Heer Jonker, directeur van Hulp voor Onbehuisden te Amsterdam heeft in de door ons bedoelde richting reeds nuttig werk verricht.’

Op 31 januari 1919 schrijft het Nieuws van de Dag over het toenemend aantal bedelende kinderen in de straten van Amsterdam, ondanks de instelling van kinderwetten en voogdijraden. De krant vraagt zich af of er niet iemand is die zich deze problemen aantrekt en aan wil pakken en geeft zelf het antwoord al, die iemand ‘met al het gezag van zijn goeden naam’ is Jonker, hoofddirecteur van Hulp voor Onbehuisden. ‘Geen mensch in de stad die hem niet kent. Ieder heeft van hem gehoord, maar helaas, niet steeds is naar hem voldoende geluisterd. Wij zouden al een eind op den goeden weg zijn als men dat gedaan had. (…) Men zou waarlijk wenschen millionair te zijn om tot den heer Jonker te zeggen: “Meneer Jonker, ik sta u borg. Laat eens zien wat gij kunt”.’

Omslag van de brochure Halt, denk en overweeg van HvO uit 1919

Omslag van de brochure Halt, denk en overweeg van HvO uit 1919

‘Hebt ge niet opgemerkt dat het aantal bedelkinderen in Amsterdam toeneemt? Zullen deze kleinen verloren gaan of zullen wij hen redden?’ De Telegraaf haalt op 1 februari een brochure van Hulp voor Onbehuisden aan waarin onder meer wordt opgeroepen om de vereniging te steunen bij de opzet van een paviljoen op de hei ‘waar de jongens zich kunnen ontwikkelen tot nuttige en productieve mannen.’
De krant doelt op de brochure Halt, denk en overweeg van HvO.
Kijk hier om deze brochure te lezen.

Half februari geeft de Volksuniversiteit Amsterdam twaalf cursussen – kosten van ƒ 0,50 tot ƒ 1,50 – blijkens een advertentie in het Algemeen Handelsblad. Een van deze cursussen is ‘Wat er in de onderste lagen der maatschappij leeft in verband met het werk van Hulp voor Onbehuisden’ en wordt gegeven door T. Jonker.

Vanaf 1919 heet het kwartaaltijdschrift van HvO niet langer net als de vereniging Hulp voor Onbehuisden, maar heel serieus en stemmig Stemmen uit de Diepte, nu opgezet als een geïllustreerd maandblad.

Het evangelische blad Stemmen voor waarheid en vrede parafraseert in januari Stemmen uit de Diepte, het tijdschrift van Hulp voor Onbehuisden.
‘De heer Jonker schrijft over gezinnen, die in Amsterdam b.v. op de straat leven. Ze zijn verwaarloosd en moeten in haar geheel worden opgevoed. Wanneer de man een dronkaard is, moet hem geleerd worden, dat hij, ter wille van zijn gezin, den drank moet laten staan en geregelde arbeid voor hem noodzakelijk is. Is de vrouw lui, dan moet zij onder vriendelijke, bekwame leiding, leeren werken. Zoo moeten deze gezinnen onder controle komen van den morgen tot den avond.’

Het Oude Buitengasthuis van Hulp voor Onbehuisden in 1919

Het Oude Buitengasthuis van Hulp voor Onbehuisden in 1919

Hulp voor Onbehuisden vraagt mensen lid van de vereniging te worden. Per jaar kost dit vijf gulden, maar je kunt ook voor minder lid worden: 2 gulden 50 voor een halfjaar, 1 gulden 25 per drie maanden of 50 cent per maand.

Tekening uit 1919 van het voorgesteld paviljoen in Houten voor jongens en meisjes voogdijkinderen. Dit wordt een jaar later als tehuis voor meisjes geopend.

Tekening uit 1919 van het voorgesteld paviljoen in Houten voor jongens en meisjes voogdijkinderen. Dit wordt een jaar later als tehuis voor meisjes geopend.

Onder de kop ‘Lastig gespuis’ wijdt het Algemeen Handelsblad op 9 maart een artikel aan de overlast die met name de wat jongere bewoners van Hulp voor Onbehuisden aan de Tweede Constantijn Huygensstraat in de buurt veroorzaken. Het gaat om ‘opgeschoten knapen, die, vóór zij een onderkomen schooien, niet beter weten te handelen, dan de bewoners van het meergemelde Helmersstraatstrookje zooveel mogelijk overlast aan te doen. Met hun grove vingers knokkelen zij de ruiten; schellen worden rinkelend overgehaald, drie, vier, zes keer achtereen. Als dan een der huisgenooten den neus tegen het deurraam duwt en op de vraag naar brood, geld of kleeren een weigerend bescheid komt, volgen trappen tegen de deurpaneelen en ruwe scheldwoorden.’

Het nieuwe nachtasyl voor mannen van HvO in 1919

Het nieuwe nachtasyl voor mannen van HvO in 1919

Op 31 maart is de jaarvergadering in het hoofdkantoor van HvO aan de Keizersgracht. ‘In het afgeloopen jaar heeft de vereeniging met steun der gemeente op het terrein van het Oude Buiten Gasthuis een nieuw nacht-asyl voor mannen gebouwd,’ citeert De Telegraaf uit het jaarverslag. De winst- en verliesrekening van HvO sluit met een nadelig saldo van ƒ 4465,06.

Op 11 april houdt een troep van de Amsterdamse padvinderij een jaarfeest. De opbrengst van de verloting die dag komt ten goede aan Hulp voor Onbehuisden, zo meldt De Padvinder, het orgaan van de vereniging De Nederlandsche Padvinders.

Evenals het vorige jaar dragen kinderen van Hulp voor Onbehuisden bij aan de viering van de verjaardag van prinses Juliana door de christelijke Oranjevereniging in Hilversum. Vanwege de grote belangstelling is er een middag- en een avondbijeenkomst. ‘Onder leiding van den zoon van den directeur der stichting, den heer T.J. Jonker, student aan de technische hoogeschool te Delft, werden zeer ten genoegen van de talrijke aanwezigen liederen gezongen,’ aldus de Gooi- en Eemlander op 3 mei.

Kinderen en begeleiders bij het herstellingsoord van Hulp voor Onbehuisden in Nunspeet, 1919

Kinderen en begeleiders bij het herstellingsoord van Hulp voor Onbehuisden in Nunspeet, 1919

Armoedig gezin, foto uit brochure HvO, 1919

Armoedig gezin, foto uit brochure HvO, 1919

‘Toen de moeder uit het gasthuis kwam, bood Hulp voor Onbehuisden tijdelijk onderdak. Maar na drie maanden moest het gezin deze inrichting verlaten,’ schrijft Het Volk op 3 mei in een artikelenserie over de mensen die gebruikmaken van volkslogementen.In een ingezonden brief in De Tijd van 31 mei vraagt Jonker om steun voor zijn ‘groot gezin.’ Het gaat deze keer vooral om kleding. Jonker zou bovendien graag de bezoekers van het nachtasiel, ‘zwervers groot en klein’ overdag bij HvO houden ‘om hen, na eenigen tijd van verpleeging, weer verkwikt naar lichaam en geest, aan de maatschappij terug te geven.’

Personeelsadvertentie van HvO in Hepkema’s Courant, 26 augustus 1919

Personeelsadvertentie van HvO in Hepkema’s Courant, 26 augustus 1919

In een advertentie zoekt Hulp voor Onbehuisden toegewijde werkkrachten boven de 25 jaar voor de vrouwen- en kinderafdelingen. Het aanvangssalaris is 250 gulden tijdens de zes proefmaanden, plus kost en inwoning, bewassing en geneeskundige behandeling. Daarna kan het salaris oplopen van 300 tot maximaal 600 gulden.

Het bestuur van de vereniging benoemt een commissie die probeert het Observatiehuis – dat zwaar op de begroting drukt – te verkopen of in een aparte rechtspersoon onder te brengen. Men onderhandelt onder meer met het Ministerie van Justitie over een overname. Tevergeefs, na jaren geeft deze commissie in 1922 haar pogingen tot verzelfstandiging van het Observatiehuis op. De voorziening blijft nog tot halverwege de jaren vijftig onderdeel van HvO. De interne gevoeligheden over deze kwestie blijven overigens onverminderd van kracht. Zo zet de trotse en onvermurwbare Jonker na 1919 nooit meer een voet in het Observatiehuis.

Hoe ze tot ons komen, schrijft HvO in 1919 bij deze foto

Hoe ze tot ons komen, schrijft HvO in 1919 bij deze foto

Bij de viering van de verjaardag van de koningin in het Concertgebouw krijgen de kinderen van Hulp voor Onbehuisden ‘in den loop van den avond herhaaldelijk gelegenheid te bewijzen, dat in het voormalige buitengasthuis het zangonderwijs allerminst wordt vergeten,’ aldus het Algemeen Handelsblad op 2 september.

In september 1919 wordt op het terrein van Hulp voor Onbehuisden een barak geplaatst voor de huisvesting van asociale gezinnen. Deze barak blijft tot 1921 in gebruik. Dit is een voorloper op kleine schaal van de later woonscholen zoals het Zeeburgerdorp.

‘Nog nimmer zijn, sedert het bestaan van onze Vereeniging, onze Tehuizen zoo overvol geweest en waren de aanvragen om hulp zoo talrijk als thans,’ zegt Jonker op 4 november in het Algemeen Handelsblad.

Stemmen uit de diepte, maandblad van de vereeniging Hulp voor onbehuisden geeft een artikel over verwaarloosde en bedelende kinderen,’ schrijft het Algemeen Handelsblad, ‘naar aanleiding van de vragen door het Kamerlid, den heer Ter Hall gedaan over het bedelen van menschen, die om de liefdadigheid op te wekken, een kind bij zich hebben.’ HvO stelt in het artikel dat men ook in Amsterdam telkens ziet dat kinderen voor bedeldoeleinden worden gebruikt en heeft daar een uitgesproken mening over. ‘Ouders die hun kinderen verwaarloozen, die hen exploiteeren in de straten, hebben geen verantwoordelijkheidsgevoel. In het belang der samenleving is het dat deze kinderen aan hun sombere, kleurlooze, veelal vergiftigende omgeving worden onttrokken. Breng hen waar reinheid, waar liefde is, breng hen in den zonneschijn van het leven, en gij zult zien dat zij zich zullen ontwikkelen.’

Jeanette Oord, meisjestehuis van HvO in Houten

Jeanette Oord, meisjestehuis van HvO in Houten

Er zijn zeshonderd padvinders in Amsterdam, verdeeld over alle klassen van de maatschappij, volgens het Algemeen Handelsblad. ‘De jongens uit de betere kringen vormen vier troepen, de gegoede middenstand drie troepen, alle andere troepen zijn saamgesteld uit arbeiderskinderen, vendel II van afdeeling 16 bestaat zelfs uit onbehuisden.’

In het jaarverslag over 1919 schrijft Jonker dat ‘Amsterdam niet buiten Hulp voor Onbehuisden en Hulp voor Onbehuisden niet buiten den steun der Amsterdammers kan.’ Dat valt niet bij alle lezers in goede aarde en de directeur moet rectificeren, ‘immers is onze Vereeniging niet alleen een stads- maar ook een landsbelang geweest.’ Het jaarverslag geeft een overzicht van alle afdelingen van Hulp voor Onbehuisden en de bezetting:

  • De interne mannen- en vrouwenafdelingen, Oud Buitengasthuis, 87 mannen en 45 vrouwen
  • De interne kinderafelingen, Oud Buitengasthuis, 377 kinderen
  • Herstellingsoord te Nunspeet, 20 kinderen
  • Meisjeshuis Jeanette Oord in Houten, 26 meisjes
  • Jongenshuis Prins Hendrikkade, 46 jongens
  • Jongenshuis Friesland, (geen cijfers)
  • Observatiehuis, 159 jongens
  • Geheelonthoudershotel De Hoop, (geen cijfers)
  • Opleidingsschool, 7 leerlingen
Bezetting van Hulp voor Onbehuisden in 1919

Bezetting van Hulp voor Onbehuisden in 1919

In 1919 verstrekt HvO in totaal 285.721 nachtverblijven en verpleegdagen, gemiddeld 782 per dag.

 

top

vorige <<              >> volgende