Verhalen

Petro, de acrobaat

07 oktober, 2016

Kinderboeken hebben altijd een maatschappelijk thema. Dat is nu zo en dat was vroeger ook het geval. In Petro, de acrobaat uit 1929 raakt de jonge titelheld in problemen verzeild, maar komt er dankzij Hulp voor Onbehuisden weer helemaal bovenop.

Franse titelIn 1929 verschijnt bij de uitgeverij Gebr. Kluitman in Alkmaar het boek Petro, de acrobaat, geschreven door U.G. Dorhout. Petro, de acrobaat maakt deel uit van de reeks ‘In de vacantie: bibliotheek voor jongens en meisjes,’ en daarvan van de serie A: jongensboeken voor de leeftijd van tien tot veertien jaar. Het boek telt 204 bladzijden. Een ingenaaid exemplaar kost een gulden, de gebonden editie ƒ1,75.

Alleen op de wereld

In de mijnstreek in Zuid-Limburg wonen een man en een vrouw en hun enig kind, Petro, een lief jongetje ‘met een paar leuke bruine kijkers.’ Al op de eerste bladzijde slaat het noodlot toe. De vader van ‘ons leuk kereltje’ wordt het slachtoffer van een mijnongeluk en tot overmaat van ramp sterft kort daarop ook zijn moeder. Petro is alleen op de wereld.

Woonwagen

Illustratie uit Petro, de acrobaat. Onze kleine held moet een kunstje doen in een café.

Hij komt terecht bij, uiteraard ‘wreede’, stiefouders, de schrijver laat er geen enkel misverstand over bestaan, het zijn ‘slechte mensen,’ ze zijn ‘hardvochtig en onverschillig,’ de man is aan de drank en ‘ook de vrouw deugde niet.’ Met hen stroopt hij circussen en kermissen af waar Petro vooral bezig is om aan de ‘striemende slagen van den slechten kerel’ te ontkomen. Onze knaap is ‘feitelijk een echte woonwagenjongen geworden.’ En daar bedoelt de auteur niks avontuurlijks of sprookjesachtigs mee.

Weggelopen

Na de zoveelste aframmeling tijdens een voorstelling in een dorpscafé loopt Petro weg, springt op een vrachtwagen en komt, nog altijd in zijn acrobatenpak, in Amsterdam terecht. Daar wordt hij al snel opgemerkt door een vriendelijke politieagent die hem meeneemt naar het Bureau Kinderpolitie waar Petro zijn verhaal doet. Hij vindt ‘den Commissaris zoo’n aardigen man, dat hij alles, alles vertelde, zoodat hem bijwijlen de tranen in de oogen glinsterden.’

Het pand van het Observatiehuis, 2012

De politie bepaalt ‘dat de knaap voorloopig maar in een jongenshuis, het “Observatiehuis,” zoals het in werkelijkheid heet, zou worden opgenomen.’

Voor alle duidelijkheid, er is in Amsterdam slechts één Observatiehuis en dat is sinds 1914 dat van Hulp voor Onbehuisden aan de Vosmaerstraat 1. Het pand staat er heden ten dage nog altijd, maar is sinds 1957 niet meer van onze organisatie.

 

Omslag van Petro, de acrobaat, 1929, getekend door Henri Christiaan Pieck

Vriendelijk

De muur rond de binnenplaats van het voormalige Observatiehuis staat er nog altijd

Petro komt bij het Observatiehuis, ‘een héél groot gebouw; tenzij ervan bevindt zich een hooge muur,’ en wordt er ‘allervriendelijkst’ ontvangen door de directeur, die hem zegt:

‘Nu, beste jongen! Nu blijf je hier voorlopig bij ons in dit huis, waar veel meer jongens zijn, wat je zeker wel heel prettig zult vinden. Doch eerst moet je even alleen wonen, dan kun je hier wat gewennen en dan later mag je van alles meemaken, wat de andere jongens hier doen.’

Hij krijgt een bad, nieuwe kleren van grijze stof, want ‘de kinderen hier zijn allemaal precies eender gekleed,’ zijn haar wordt kortgeknipt met een tondeuse door ‘ook weer een vriendelijke, goede man,’ en de adjunct-directeur van het tehuis brengt hem naar zijn kamer. Hij krijgt papier, inkt en een pen om iets uit zijn leven op te schrijven. ‘Daar zat onze kleine zwerver nu.’ Petro vindt iedereen in het Observatiehuis buitengewoon aardig, het eten is er lekker en in ‘zoo’n fijn ledikant had hij nog nooit in zijn leven geslapen.’

Lekker eten

Na tien dagen observatie komt hij in een groep met ruim twintig jongens van ongeveer dezelfde leeftijd. ‘“Wat fijn!” juichte Petro.’ De ‘groepsleider – zoo werd de leraar in het jongenshuis genoemd,’ is ook al vriendelijk en gemoedelijk. Alles verloopt ordelijk en precies volgens de regels. Als het tijd is om naar bed te gaan, marcheren de jongens, naar de slaapzaal, waar vier rijen van zes ledikanten staan. De jongens doen alles samen, ze gaan intern naar school, ze krijgen les in timmeren en soms spelen ze even op de binnenplaats. In de eetzaal, er staan ‘capucijners met dobbelsteentjes spek’ op het menu, bedenkt Petro dat hij ‘nimmer tevoren zoo heerlijk gegeten’ heeft. Op zondag mogen ze zelfs naar muziek op de radio luisteren.
Petro heeft geen enkele klacht over het Observatiehuis, hij vindt alles fijn, prettig, aardig, leuk, lekker, heerlijk, mooi en bijzonder. ‘Onze kleine zwerver’ lijkt van de hel in de hemel te zijn gekomen.

Twee Friese scenes uit Petro, de acrobaat

Nooit vergeten

Na een klein half jaar wordt hij bij de directeur geroepen. ‘En hoe zou je het nu wel vinden, Petro, als je het jongenshuis ging verlaten om voortaan naar heel brave mensen in de provincie Friesland te mogen gaan, die je geheel als hun eigen kind in hun gezin zullen opnemen?’ Hoezeer Petro het ook naar zijn zin heeft in het Observatiehuis, hij stort zich vol overgave in dit nieuwe avontuur en vertrekt een dag later met een voogdijambtenaar naar Friesland. Bij het afscheid van zijn groepsleider moet hij even huilen. ‘Je zult ons hier wel niet vergeten, is ’t niet?,’ zegt deze. ‘Nooit meneer! Nooit,’ snikt Petro.

Observatiehuis nu

Ze gaan met de trein naar Enkhuizen, vandaar met de boot naar Stavoren, dan weer met de trein naar Leeuwarden en tot slot met een bus naar het dorp Waarsum, waar Petro bij de familie Sietsma komt te wonen. Onze kleine held is inmiddels elf jaar en hij vindt het er meteen erg leuk. Zijn aardige nieuwe pleegouders noemt hij ‘tante’ en ‘oom’ en hij heeft een lief zusje van negen: Sytske. Petro voelt zich al snel thuis in Friesland. Hij maakt vrienden, leert Fries, springt met een polsstok over sloten, zeilt, vist, kaatst en zoekt kievietseieren, hij wordt kortom een ‘gewone dorpsjongen.’

De moderne lezer herkent nog het Nederlands-Friese taalgrapje, waarbij een Hollandse jongen over de sterkte van het ijs vraagt ‘Kan ’t er al over, baas?’ en als antwoord krijgt ‘Dat kin net,’ en erdoor zakt, dat veel later terug zal keren in een reclame voor een Fries drankje.

Over de schrijver

U.G. Dorhout

Uiltje Gjaets Dorhout (1879-1959) wordt geboren in het Friese Warga. Hij werkt in de omgeving van Hoorn als reclasseringsambtenaar en later als inspecteur voor bijzondere jeugdzorg. U.G. Dorhout schrijft vanaf 1908 diverse artikelen over zijn geboortestreek en romans en kinderboeken die zich grotendeels afspelen in het Friese merengebied. Ook publiceert hij reisgidsen. Zijn bekendste werk is Volk aan den Plas, een boek van de Friesche meren, uit 1941. Dorhout komt in 1927 namens de Vrijzinnig Democratische Bond in de gemeenteraad van Hoorn.
Waarsum, het plaatsje waar Petro terecht komt, is een fictief dorpje. Uit de in het boek genoemde geografische namen uit de directe omgeving, zoals Holstmar, Lytse mar, Hempenser mar, Foudering, Graft en Wartena, lijkt het echter om Warga te gaan, niet toevallig de geboorteplaats van de schrijver. In Petro, de acrobaat komen zo twee passies van Dorhout samen, zijn werk in de jeugdzorg en zijn levenslange fascinatie voor Friesland.

Over de illustratoren

De graficus en kunstschilder Johan (Johannes Godefridus) Kesler (1873-1938) maakte de zwart-wit illustraties in het boek.
De avontuurlijke Han (Henri Christiaan) Pieck (1895-1972), de broer van de bekende Anton Pieck, tekende het kleurige omslag. Han Pieck was behalve tekenaar en illustrator onder meer spion voor de Sovjet-Unie en verzetsstrijder.

Petro in de kritiek

Petro, de acrobaat kan niet bogen op een groot aantal juichende kritieken, maar de verschijning van het boek is destijds in ieder geval niet onopgemerkt gebleven en de meeste recensenten tonen zich mild in hun oordeel.

Illustratie uit Petro, de acrobaat, 1929

De Bredasche Courant noemt Petro, de acrobaat op 29 oktober 1929 onder het kopje Boekentafel tegelijk met vijf andere uitgaven van de Gebr. Kluitman. De krant vindt deze boeken ‘op uitstekende wijze verzorgd; op stevig papier met duidelijke letters gedrukt en gebonden in keurige banden.’
De Haagsche Courant vindt op 30 oktober het deel van het boek dat in Friesland speelt vlak en niet boven het algemene kinderboekenpeil uitstijgen, maar ‘het begin van ’t boek, speciaal die hoofdstukken, die over het Observatiehuis handelen, is véél beter en aantrekkelijker.’
De Maasbode noemt het op 31 oktober weliswaar een ‘vlot geschreven verhaal,’ maar de uitgave roept ook vragen op van religieuze aard, want ‘in het begin van het boek blijkt Petro Katholiek te zijn; dat daarmee rekening is gehouden bij zijn besteding in een Friesch gezin komen we niet te weten, hoewel ook het tegendeel niet blijkt.’
Het landelijke katholieke dagblad Het Centrum geeft op 7 november niet alleen een ruime samenvatting van de plot van Petro, de acrobaat, maar ook een leesadvies en een oordeel over de stijl. ‘Het boek kan gerust door jongens van 10 tot 14 jaar gelezen worden, die er tevens nog iets uit leeren kunnen over het leven der vogels in Friesland en de gewoonten en gebruiken, die daar bij de bevolking in zwang zijn. Het zal de jongens eenigen tijd aangenaam bezig houden. Wel is het jammer, dat het verhaal niet in wat beter Hollandsch geschreven is.’
De verschijning van Petro, de acrobaat wordt op 26 november gesignaleerd door Het Vaderland met een zeer korte samenvatting in de rubriek Nieuwe uitgaven.
De Nieuwe Rotterdamsche Courant is op 29 november ronduit slecht te spreken over het boek, dat volgens de recensent met zijn titel en het begin iets anders belooft dan het blijkt te geven. Met name het feit dat onze Petro rust vindt in Friesland, bevalt hem maar matig.

Ouderwetsch

Voor jongetjes, wien het avontuurlijke lot van een acrobatenkind allicht nader aan het hart ligt dan het nogal egale bestaantje van een braven Frieschen schooljongen op ’t platteland, zal dit wel een teleurstelling zijn.’ De recensent vindt het saai en slecht, althans ‘ouderwetsch-stijf’ geschreven. ‘Waar ter wereld gebruiken jongens woorden als, “meermalen, een weinig, reeds of lanceeren zij welgebouwde volzinnen als: “Johannes en ik, die reeds tusschen de banken hadden plaats genomen”? Ach, ach…

De recensent van de Heldersche Courant vindt het op 30 november weliswaar een ‘aardig boek,’ maar is verder nogal zuinig in zijn oordeel. Hij merkt op dat de schrijver een bepaald fragment eerder elders heeft gebruikt, hij wijst op een inconsistentie in de verhaallijn en hij vindt de illustraties wat stijfjes.
Het Bataviaasch nieuwsblad stipt het boek op 3 december 1929 aan onder de noemer Voor de jeugd en noemt het een ‘spannende geschiedenis.’ Over de afloop hoeven we ons volgens de krant geen zorgen te maken, want ‘het einde van het verhaal zal den jongen lezers zeker volledige voldoening schenken.’

Wat Hulp voor Onbehuisden er van vindt

Omslag tijdschrift Hulp voor Onbehuisden, 1929

In een korte bespreking van Petro, de acrobaat in het tijdschrift van Hulp voor Onbehuisden schrijft P.C. Faber, op dat moment directeur van de Vrouwen- en kinderafdeling van HvO: ‘Het is een eigenaardig genoegen om een boek te lezen, geschreven door iemand die behoort tot je kennissen en een boek dat toestanden beschrijft die je volkomen kent.’ Faber weet waarover hij het heeft, hij begint namelijk in 1927 bij Hulp voor Onbehuisden als adjunct-directeur van het Observatiehuis.
Hoe Petro bij HvO terecht komt, geschiedt volgens Faber ‘op een wijze die we in de kinderbescherming nog niet kennen.’ De jongens worden namelijk door de kinderrechter in het Observatiehuis geplaatst en niet door een politieagent langs gebracht.
Maar ondanks dat vindt Faber vindt het een goed boek en ‘het verblijf in het Observatiehuis wordt aardig beschreven; het leeft en het klopt wel op de toestanden van enige jaren terug.’

 

Deel dit verhaal:

Meer lezen?

Bekijk dan al onze verhalen.