Verhalen

Opstaan en verdergaan

04 september, 2017

Persoonlijk begeleider Michael Waal weet uit eigen ervaring wat het is om dakloos en verslaafd te zijn. Hij heeft de bodem van het leven gezien en is daar sterker uit tevoorschijn gekomen. Hij volgde zijn hart en is nu zowel hulpverlener als schrijver.

Michael Jerrold Waal (1983) werkt bij het Martien Schaaperhuis van HVO-Querido, een woonvoorziening op IJburg die plaats biedt aan 60 bewoners met psychiatrische problemen. Hij werd geboren in Diemen en groeide op in Amsterdam Zuidoost.
‘Mijn moeder heeft mijn broertje, mijn zus en mij alleen opgevoed,’ vertelt Michael, ‘mijn vader was er af en toe, als hij vrij was, maar hij was beslist geen steun. Als hij er was dan verstoorde hij vooral de boel. Wij waren thuis niet rijk, maar mijn moeder was heel creatief, we kwamen niks tekort. Mijn moeder heeft hard gewerkt, ze had altijd twee, drie banen tegelijk, en ze gaf ons veel liefde, dat was heel erg voelbaar.

Verhalen

Als kind wilde in architect worden, tenminste dat dacht ik. Dagenlang kon ik in mijn eentje spelen, hele steden en werelden bouwen van Lego, dat was mijn ding. Eerst dacht ik dat het om het bouwen zelf ging, vandaar dat ik architect dacht te worden, maar steeds meer kwam ik er achter dat het mij om de verhalen erachter ging. Het verzinnen van de werelden en wezens die mijn bouwwerken bewoonden maakten het waard om zoveel tijd te stoppen in het bouwen.

Michael Waal, hulpverlener en schrijver

Michael Waal, hulpverlener en schrijver

Uit huis

Op de lagere school was ik altijd heel ijverig, ik deed mijn best. Toen ging ik naar het Augustinus College, een havo/vwo school in Zuidoost. In mijn puberteit was ik gewoon niet te doen. Ik kon kiezen: naar de mavo of blijven zitten. Toen heb ik het wel afgemaakt en ben ik naar het mbo gegaan, richting detailhandel. Daar maakte ik echt een zootje van, dus moest ik eraf van de decaan. Ik ging werken, thuis escaleerde de boel. Mijn moeder kon het er niet bij hebben en toen ben ik uit huis gezet. Achteraf kan ik het begrijpen en ik heb het er later met mijn moeder over gehad, maar ik ben daar wel lang boos om geweest. Mijn moeder is op 9 mei 2015 overleden. Ik mis haar nog elke dag.

Dakloos

Toen stond ik op straat op mijn zeventiende. Ik logeerde bij vrienden, ik zat in een soort kraakhuis en op allerlei zolderkamers door heel Amsterdam. Ik heb zelfs nog even bij mijn vader gewoond, in Rotterdam, maar dat knalde meteen. ‘Wie ben jij dat je denkt iets over mij te kunnen zeggen?’
Dus toen heb ik een tijdje op straat geleefd. Gelukkig leerde ik toen een meisje kennen, mijn tante was de buurvrouw van haar vader, en op een gegeven moment kregen we ook wat. Toen had haar moeder liever dat we allebei bij haar zouden slapen en zo had ik weer onderdak. Maar behalve dat we allebei in de shit hadden gezeten, matchten wij niet echt, onze relatie was verre van stabiel.

Boos

Ik ben bij maatschappelijk werk terecht gekomen en heb uitgelegd wat ik wilde: werken en verder komen in het leven. Toen heb ik uiteindelijk een woning gekregen op de Marnixstraat, een hele mooie buurt. Eindelijk had ik een huis, ik dacht: nu gaat het leven beginnen. Dat liep totaal anders. Ik was boos op iedereen en op de hele wereld. Blowen, xtc, alcohol, heel veel seks, suïcidepogingen, ik ben echt tot de bodem geraakt. Pas achteraf besefte ik dat ik een depressie had.

Michael Waal bij het Martien Schaaperhuis

Michael Waal bij het Martien Schaaperhuis

Studeren

Ik heb een neef die mij is blijven vertrouwen en steunen. Hij heeft een positieve invloed op mij gehad. Hij heeft me geholpen, onder andere met baantje, zodat ik de huur en eten kon betalen. En hij heeft me aan het denken gezet: wat wil ik dan eigenlijk wel?
Ook op mijn werk, gewoon een administratief baantje, zeiden collega’s: ga iets doen met je leven. En opeens wist ik het! Ik ga iets met jongeren doen die net zo in de shit hadden gezeten als ik. Dus toen heb ik SPW 4 gedaan, en daarna had ik de smaak te pakken, 21+ toets gedaan en HBO pedagogiek en daarna de master orthopedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam.

Droom

Tijdens mijn stage bij ’t Kabouterhuis kwam ik erachter dat mijn beeld van het werk als orthopedagoog niet klopte. Het was mij teveel verslaglegging en te weinig mensen helpen. Ik kreeg een rotgevoel bij het idee dat ik de rest van mijn leven rapporten zou inleveren. Ik wilde mijn droom volgen en doen wat ik wilde. Dus toen ben ik met mijn studie gestopt. Dat vond bijna iedereen stom, daar heb ik heel veel commentaar op gekregen. Haal dan tenminste je diploma, zeiden ze. Maar wat moet ik met zo’n diploma?
Het is voor mij veel belangrijker om mijn eigen hart te blijven volgen en dat doe ik tot de dag van vandaag. Ik wilde altijd al iets betekenen voor mensen en tijdens mijn studie kwam ik erachter dat hulpverlener echt iets voor mij is. Coachende gesprekken vind ik heel interessant en dat is voor mij een soort tweede natuur en dat krijg ik ook van anderen terug. Wat ik verder ook ga doen in mijn leven en mijn carrière, voor een deel zal ik altijd hulpverlener blijven.

Vrij

Schrijver ben ik ook van nature. Het creëren van personages en verhalen hoort van jongs af aan bij mij. Als ik schrijf, voel ik me vrij. Wat ik al zei, het bouwen als kind ging mij ook al om het maken van verhalen. Mijn werk is een mix van fantasy, sciencefiction en mythologie. Rick Riordan is mijn voorbeeld nummer één in het genre. Ik schrijf aan een saga over een toekomstige wereld waarin bij sommige mensen een vermenging met dierlijk DNA heeft plaatsgevonden. Zij worden humanimals genoemd, en zo heet ook de serie. Ik ben nu in de laatste fase van boek 1. Het wordt een serie van zeven boeken. Het gaat mij niet alleen om de verhalen en avonturen, om plezier en ontspanning, maar ook om allerlei ethische en politieke kwesties. Door je fantasie de vrije loop te laten, kom je tot de essentie van alle mogelijke menselijke gedragingen. Ik vind het spannend om essentiële vragen te stellen. Uiteindelijk zijn alle boeken een uiting van mijn gedachten en gevoelens, op het hier en nu en op de wereld om ons heen.

Lichtpuntjes

Op 9 september 2016 ben ik bij het Martien Schaaperhuis komen werken als persoonlijk begeleider. Je moet natuurlijk enige theoretische bagage hebben en wat ervaring, maar wat echt belangrijk is, zoals empathie, dat is een tool die je hebt of niet. Het gaat erom dat je naast mensen kunt gaan staan en er samen voor kunt zorgen dat het steeds iets beter gaat met de klant. Dat gaat met kleine stappen, het is een enorm cliché, maar niet minder waar. Als mensen maar lichtpuntjes blijven zien. Laatst zei een bewoner tegen mij: als ik jou heb gesproken, ga ik altijd met een glimlach weg. Dat is een enorm compliment, daar doe je het voor.

Beter

We maken allemaal dingen mee. Ik zeg: opstaan en verdergaan. Mijn eigen ervaring als dakloze en drugsgebruiker kan ik soms inzetten. Ik ben nu eenmaal best open, maar het is niet iets waar ik tijdens mijn werk voortdurend mee te koop loop. Het maakt mij niet per definitie een betere hulpverlener. Het helpt soms bij het creëren van een band met mensen, ik kan me misschien wat makkelijker verplaatsen in sommige mensen omdat ik zelf de bodem van het leven heb gezien. ‘Hoe klote alles ook lijkt, het kan altijd beter worden. Dat weet ik uit ervaring en dat geeft troost.’

Kijk op de website van Michael Waal voor meer informatie over zijn schrijverschap.

Deel dit verhaal:

Meer lezen?

Bekijk dan al onze verhalen.