Geschiedenis

1940-1950

De jaren veertig bij Hulp voor Onbehuisden. Oorlog, vervolging, armoede, ellende en honger. Maar ook de wederopbouw, een nieuwe directeur en meer.

1940194119421943194419451946194719481949

 

1940

Op 2 januari 1940 organiseert de Horecaf, de Amsterdamse bond van hotel-, café- en restauranthouders, onder leiding van de heer Belinfante voor de tiende keer een feestmaaltijd voor de kinderen van Hulp voor Onbehuisden. Meer dan 200 gasten worden verwelkomd in de grote zaal van het AMVJ-gebouw. In de Amsterdamse Vondeltraditie van het nieuwe jaar treden twee jonge bewoners van HvO, Rein en Tini, daarbij op als komische Thomasvaer en Pieternel. ‘Er was het orkest uit een van de beste restaurants hier te stede. Er was een schaar van uitmuntende kelners, in de keuken stonden voortreffelijke koks,’ schrijft De Telegraaf hierover. ‘Moge de traditie van dit feestmaal tot in lengte van dagen voortduren!, wenst het Algemeen Handelsblad.

In Het Volk van 17 januari adverteert HvO voor een meisje voor de mangelkamer.

Volgens het KNMI tellen de jaren veertig drie strenge winters: 1940, 1941 en 1942. De winter van 1939/1940 begint op 15 december en duurt tot 20 februari. Hulp voor Onbehuisden haast zich te verzekeren dat mensen in bij de vereniging geen kou lijden, maar vraagt toch om extra steun van het publiek. ‘Immers, het handhaven eener draaglijke temperatuur in de gestichtsruimten kost meer kolen; de ligging vraagt meer dekens en ook de kleeding (allen worden van “ingekomen” goed gekleed en dit komt thans niet zoo overvloedig binnen), vraagt bijzondere voorziening,’ aldus Hulp voor Onbehuisden in het Algemeen Handelsblad, De Tijd, Het Vaderland en Het Volk.

Het Nationale dagblad, een nationaalsocialistische krant, bericht op 24 januari over een jongeman die zich door verdrinking in de Prinsengracht van het leven heeft beroofd. Volgens deze krant komt hij tot dit tragische besluit omdat zijn gezin door de afdeling Maatschappelijke Steun van de gemeente Amsterdam naar Hulp voor Onbehuisden wordt verwezen en dus moet ‘verkeeren in een omgeving, waar het uitvaagsel van de straat voor een paar bijeen gebedelde centen ’s nachts slapen kan.’

In februari is er brand in het Observatiehuis. Er doet zich geen persoonlijk letsel voor, maar twee werkplaatsen branden uit en een groot deel van het dak raakt door het vuur gehavend.

Personeelsadvertentie HvO 1940

Personeelsadvertentie HvO 1940

Op 21 februari adverteert HvO in De Maasbode en Het Volk voor een hoofdambtenaar c.q. adjunct-directeur voor het Observatiehuis aan de Vosmaerstraat.

Een staaltje propaganda. In de Dapperbuurt in Amsterdam Oost wordt een kinderrijk gezin ontruimd. De gemeente zegt dat ze maar naar Hulp voor Onbehuisden moeten gaan, zo schrijft Het Nationale dagblad op 9 maart, maar ‘wat geen katholieken en geen communisten voor elkaar konden brengen, hebben de nationaalsocialisten wel gedaan. Ze hebben een woning gevonden. Ze hebben voor een verhuiswagen gezorgd en ze zorgen nu voor de verhuizing.’

Op 16 maart gooit een man een ruit in hij Hulp voor Onbehuisden om een nacht in een politiebureau te kunnen slapen, wat ook lukt, aldus De Tijd.

Tijdens de optochten ter gelegenheid van Palmpasen op zondag 17 maart bezoekt een delegatie van het Amsterdamse padvindstersgilde ook de kinderen van Hulp voor Onbehuisden, meldt het Algemeen Handelsblad.

Hulp voor Onbehuisden speelt in het Algemeen Handelsblad en De Tijd van 16 april in op de actie ‘Ruimt uwe zolders op,’ een initiatief van de gemeente in het kader van de luchtbescherming en brandveiligheid. De afhaaldienst van HvO komt de overtollige spullen die van zolder of elders komen graag ophalen.

Uit het jaarverslag van de ‘Vereeniging voor Maatschappelijk werk onder Joodsche zieken te Amsterdam’ blijkt dat in 1939 vanuit deze vereniging bij HvO twee joodse kinderen zijn verpleegd, weet het NIW.

Vrouwen en kinderen van de Roggeveenstraat maken in 1940 gebruik van schuilkelders tegenover, in de pakhuizen (Wampoe, Begoemit) aan de Van Diemenstraat

Vrouwen en kinderen van de Roggeveenstraat maken in 1940 gebruik van schuilkelders tegenover, in de pakhuizen (Wampoe, Begoemit) aan de Van Diemenstraat

Als Duitse troepen op 10 mei 1940 ons land binnenvallen, zijn er direct gevolgen voor Hulp voor Onbehuisden. Zo is het Folmina-tehuis in Houten, in tegenstelling tot de plannen, niet geëvacueerd en moet alsnog op stel en sprong worden ontruimd. Na een tocht per auto en fiets naar Vreeswijk worden het personeel en de meisjes per kolenschuit door het oorlogsgebied vervoerd naar Monster.
Mevrouw A. Akkerman, directrice van het tehuis Folmina van HvO, beschrijft een maand later haar belevenissen met de jonge bewoonsters in het tijdschrift van de vereniging:

Op dit geïmproviseerde reismiddel ontbrak natuurlijk alle comfort, doch dat kon ons weinig deren. Toen echter de luiken gesloten moesten worden als voorzorgsmaatregel tegen gevaar, werd het wel wat benauwd in ons tijdelijk verblijf. Maar toen we ergens door sluizen varend, kogels over ons heen hoorden fluiten, waren we blij met onze ijzeren beschutting. Dit voorval bracht heel wat opschudding in ons scheepsruim teweeg, doch onze meisjes, onvervaard, hieven een liedje aan en het was opmerkelijk hoe spoedig hierdoor de onrust tot bedaren kwam.

Kinderen en leidsters van HvO eten voor de schuilkelder in 1940

Kinderen en leidsters van HvO eten voor de schuilkelder in 1940

Men keert vervolgens terug naar Utrecht. De trein die hen naar Voorburg moet brengen, wordt onder vuur genomen. Weer een dag later is de wapenstilstand getekend en kunnen ze terugkeren naar hun huis in Houten, waar niets is gebeurd, behalve dat het Nederlandse leger het pand zo vies heeft achtergelaten dat het met lysol moet worden gereinigd.

Na het Duitse bombardement op Rotterdam op 14 mei neemt Amsterdam vluchtelingen op uit de getroffen stad. ‘Men moest hen gezamenlijk onderbrengen in een openbare instelling en de keuze viel daarbij op Hulp voor Onbehuisden aan de Roggeveenstraat, waar de eerste Rotterdammers tegen het middernachtelijk uur verschenen,’ aldus het Algemeen Handelsblad. ‘Vermoeid als zij waren werden zij hier liefderijk opgenomen. Het viel echter niet mee, onmiddellijk een zóó groot aantal bedden ter beschikking te stellen als hier noodig was, doch reeds den volgenden dag boden de buurtbewoners zich aan om hulp te bieden bij de inrichting van een aantal zalen voor de vluchtelingen.’

Rotterdamse evacuees vinden tijdelijk onderdak bij Hulp voor Onbehuisden, mei 1940

Rotterdamse evacuees vinden tijdelijk onderdak bij Hulp voor Onbehuisden, mei 1940

De Nieuwe Apeldoornsche courant, de Gooi- en Eemlander, het Nieuws van de Dag, de Arnhemsche courant, het Haarlems Dagblad, De Tijd, het Algemeen Handelsblad, De Telegraaf, de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant, het Leeuwarder nieuwsblad, de Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche courant, de Eindhovensche en Meierijsche courant, het Nieuwsblad van het Zuiden en het Limburgsch Dagblad plaatsen er een foto van.
‘De vereeniging Hulp voor Onbehuisden te Amsterdam doet haar naam eer aan en herbergt vele inwoners der Maasstad, die er een liefderijke verzorging vinden,’ schrijft het Algemeen Handelsblad erbij.

‘Roggeveenstraat en omgeving leverde prachtig werk,’ kopt Het Volk over de Amsterdamse hulp aan de Rotterdamse vluchtelingen. De krant plaatst diverse foto’s en laat C.S. van Ouwenaller, de directrice van het tehuis, aan het woord.
‘Mevr. Van Ouwenaller wilde over het goede werk van Hulp voor Onbehuisden niet spreken. “Dat wij hier getracht hebben een helpende hand te bieden is doodgewoon, daar behoort onze vereniging een eer in te stellen,” gaf zij ons als haar mening. “Maar wanneer u tóch iets schrijven wilt over de buitengewone drukte, die hier enige dagen heerste, schrijf dan over de hulpvaardigheid van de buurtbewoners, die het ons mogelijk maakte zoveel gasten te ontvangen en te verzorgen. Wat de bewoners van de Roggeveenstraat en omgeving in deze dagen aan menslievendheid betoonden, verdient een eervolle vermelding in de krant!”’
De Maasbode publiceert op 25 mei een foto van kinderen van Hulp voor Onbehuisden aan de Roggeveenstraat die een schuilkelder ingaan bij een luchtalarmoefening. Zo te zien ligt de schuilkelder in een van de pakhuizen aan de tegenovergelegen Van Diemenstraat.

Kinderen en leidsters van de Roggeveenstraat in de schuilkelder, 1940

Kinderen en leidsters van de Roggeveenstraat in de schuilkelder, 1940

Het Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant plaatst dezelfde dag een andere foto van baby’s en begeleidsters van de Roggeveenstraat van Hulp voor Onbehuisden naast een stapel zandzakken. ‘De baby’s zijn ondergebracht in een ondergrondsche schuilplaats nabij het gebouw van de instelling. Overdag genieten de kleinen van het heerlijke lenteweer.’
Het Algemeen Handelsblad plaatst op 25 mei een foto van diverse mensen die kinderen de Van Diemenstraat overdragen. Het gaat volgens het bijschrift om een oefening van de dag daarvoor. ‘Zoodra het luchtalarm wordt gegeven, worden de allerkleinsten met box en al in veiligheid gebracht!’

Het Algemeen Handelsblad plaats op 25 mei een foto van diverse mensen die kinderen de Van Diemenstraat overdragen. Het gaat volgens het bijschrift om een oefening van de dag daarvoor. ‘Zoodra het luchtalarm wordt gegeven, worden de allerkleinsten met box en al in veiligheid gebracht!’
‘Voor de kleintjes, die hij de Vereeniging Hulp voor Onbehuisden te Amsterdam zijn gehuisvest, is één der modelschuilkelders van deze stichting tot slaapzaal ingericht,’ schrijft de Gooi- en Eemlander op 28 mei bij een foto.

De Weesperzijde heeft ook veertig vluchtelingen uit Rotterdam opgenomen. Daarbij gaat het normale werk ook overal gewoon door, benadrukt Honing.
Het Jongenshuis aan de Prins Hendrikkade krijgt ook ‘direct met de nieuwe toestand te doen,’ aldus Het Volk op 30 mei. Door de tijdelijke sluiting van de ambachtsscholen en omdat bijna alle jongens die bij een baas werkten ‘gedaan kregen’ zijn vrijwel alle pupillen de hele dag thuis.

Een dag later is er opnieuw lof in Het Volk, inclusief twee foto’s. ‘Grote hulp heeft de Wonlngdienst ondervonden van Hulp voor Onbehuisden. Wanneer er groepen vluchtelingen ’s avonds na donker binnenkwamen, was het niet meer mogelijk, hen nog bij particulieren in te kwartieren. Die mensen vonden bij H. v. O. een leger om het moede hoofd neer te leggen.’

Schuilkelder Roggeveenstraat mei 1940

‘Groote verantwoording rust op de directrice van de instelling Hulp voor Onbehuisden te Amsterdam, in verband met de aan haar zorgen toevertrouwd zijnde zuigelingen. De oplossing is gevonden door de baby’s onder te brengen in een ondergrondsche schuilplaats nabij het bestaande gebouw van Hulp voor Onbehuisden. Met het prachtige lenteweer moeten de baby’s van tijd tot ook eens kunnen genieten van het heerlijke zonnetje, hetgeen geschiedt voor de schuilkelder,’ schrijft Eigen erf, geïllustreerd familieweekblad voor Overijssel en Drenthe, op 31 mei bij deze foto.

Mr. J. Everts, de secretaris van de Amsterdamse Armenraad, vertelt begin juni in het Algemeen Handelsblad hoe de hoofdstad hielp om de grootste nood aan vluchteling te lenigen, daarbij geholpen door het feit dat ‘Hulp voor Onbehuisden steeds gaarne bereid bleek onderdak te verschaffen.’

Het Observatiehuis krijgt een deel van de bevolking van het ontruimde Rijksopvoedingsgesticht uit Amersfoort ingekwartierd. Hierdoor moet het merendeel van de jongens van het Observatiehuis worden vrijgelaten.

Van alle tehuizen zijn de zolderverdiepingen volgens de voorschriften ontruimd met het oog op luchtaanvallen. Dit leidt tot een capaciteitsprobleem waarvoor HvO de hulp inroept van de wethouder voor maatschappelijke steun.

Daarnaast kampt men met personeelstekorten omdat een aantal medewerkers onder de wapens is geroepen. Een bijkomende kwestie in deze is de vraag of Hulp voor Onbehuisden het verschil tussen salaris en militaire vergoeding voor gemobiliseerd personeel moet betalen. Men besluit dit alleen bij gehuwden en kostwinners te doen.
Bij de gevechten tijdens de meidagen sneuvelt Van Beers, een pupil van de Gezinsverpleging van HvO en onder de wapenen bij de marechaussee.

Amsterdammers helpen in mei 1940 met het een luchtbeschermingsoefening bij de vrouwen- en kinderafdeling

Amsterdammers helpen in mei 1940 met het een luchtbeschermingsoefening bij de vrouwen- en kinderafdeling. Deze foto verschijnt ook in weekblad de Katholieke Illustratie.

Mevrouw C.S. van Ouwenaller, directrice van de vrouwen- en kinderafdeling aan de Roggeveenstraat, doet verslag van haar belevenissen in de meidagen van 1940: ‘Op den dag dat de oorlog uitbrak kregen wij voor onze gestichtsafdeeling de beschikking over een grote schuilplaats, juist achter ons huis gelegen. Net op tijd. Het luchtalarm gaat in die tijd echter zo vaak dat het al snel onbegonnen werk is om met 130 kinderen, waarvan de meeste nog niet zelf lopen, telkens opnieuw de schuilkelder onder het Deli-pakhuis op te zoeken.
De Roggeveenstraat wordt extra gevaarlijk geacht vanwege de ligging bij de havens.
Het is dan eerste Pinksterdag en hoewel de buurtbewoners in hun zondagse pakken en met schone boorden lopen, is men bereid om met vereende krachten de ledikantjes van de kinderen over te brengen naar de schuilplaats, zodat de kinderen daar bij onheil veilig kunnen verblijven.’

Zusters van de vrouwen- en kinderafdeling van HvO aan de Roggeveenstraat aan de thee, 1940

Zusters van de vrouwen- en kinderafdeling van HvO aan de Roggeveenstraat aan de thee, 1940

Van Ouwenaller is geraakt door het leed dat de oorlog brengt: ‘De vluchtelingen, wien wij onderdak boden, waren vol ellende en wee. Een enkele maal hadden zij wat beddegoed weten te redden of een hondje dat wij ook herbergden, maar merendeels hadden zij alles verloren.’

Een medewerker van de mannenafdeling aan de Weesperzijde beschrijft in het tijdschrift van HvO niet zonder fascinatie zijn indrukken van het krijgsgewoel:

Daar zien we op betrekkelijk geringe hoogte vliegmachines westwaarts trekken, terwijl om hen heen zich telkens in de lucht die kleine, witte wolkjes vormen, die ons vertellen, dat op die plek een granaat uiteenbarstte. Rustig vliegen de gevleugelde forten door en we zien ze in de verte in bijna loodrechte duikvlucht omlaag schieten, waarna steeds weer een ontploffing volgt.

Let op de beeldspraak van de ‘gevleugelde forten,’ de schrijver doelt hier op de beruchte Duitse Stuka’s en niet op de latere Amerikaanse B-17 bommenwerpers, beter bekend als Vliegende Forten.
Dezelfde auteur beklaagt zich over het feit dat er mensen bij ten onrechte HvO aankloppen om hulp en vertellen dat ze vluchteling uit Rotterdam zijn, terwijl dat duidelijk niet het geval is. ‘Zijn er zoo?’ vraagt hij zich af. En hij weet het antwoord ook al: ‘Zoo zijn er.

HvO doet moeite om een voorraad kaas, gecondenseerde melk en appels aan te leggen.

Zuster en kinderen van Hulp voor Onbehuisden in het Westerpark, juli 1940

Zuster en kinderen van Hulp voor Onbehuisden in het Westerpark, juli 1940

Onder de titel ‘Een asyl tjokvol vluchtelingen’ citeert De Tijd op 2 augustus uitgebreid uit een artikel in het tijdschrift van Hulp voor Onbehuisden over de opvang van getroffenen door het oorlogsgeweld, met name uit Rotterdam.
‘Er waren er tevens, helaas, die probeerden er wat uit te kloppen,’ stelt de auteur (waarschijnlijk Gestman, directeur van de mannenafdeling van HvO). ‘Vluchteling uit Rotterdam’ is even een ‘prachtetiket’ dat voor tal van zwervers deuren lijkt te openen.

Zullen de 200 Onbehuisden-kinderen ook dit jaar naar het vacantiekamp in Nunspeet kunnen gaan? vraagt HvO in de zomer van 1940

Zullen de 200 Onbehuisden-kinderen ook dit jaar naar het vacantiekamp in Nunspeet kunnen gaan? vraagt HvO in de zomer van 1940

Op 27 juni plaatst HvO een personeelsadvertentie in het Nieuws van de Dag waarin om een meisje wordt gevraagd voor de mangelkamer.

Tijdschrift De Joodsche Wachter spreekt op 29 juli met de bijna 70-jarige A. J. Mendes da Costa, voorzitter van Hulp voor Onbehuisden. Het gaat met name over diens ontmoeting met Theodor Herzl. Mendes da Costa heeft zijn meeste werkzaamheden neergelegd, maar niet alles. ‘Nu is het alleen maar de weldadigheid het goed doen aan alle Amsterdammers, welke politiek of godsdienst zij er ook op na mogen houden waaraan hij werkt, waarvoor hij van ’s morgens vroeg tot ’s avonds heel laat in touw is. De menschen helpen, dat is zijn werk, dat is zijn hartstocht.’

HvO probeert allerlei reguliere zaken doorgang te laten vinden. Zo wordt er met de nodige schroom en omzichtigheid ‘gewoon’ gecollecteerd om de kinderen in de zomer ondanks de roerige tijden toch vakantie te kunnen laten vieren.
En met succes, de inzameling brengt zelfs meer op dan gewoonlijk. De eerste twee maanden van de oorlog komt er ruim ƒ12.000 meer aan giften binnen dan in overeenkomstige maanden in voorgaande jaren. Er wordt dit jaar niet gekampeerd, voor de kinderen worden wel diverse kleine uitjes georganiseerd, zoals een dagje naar Artis, naar zee en naar Valkeveen.
Ook doen ze in kleine groepjes dingen in en om de stad. Zo zijn er kinderen naar Artis geweest, naar de bioscoop (Gulliver’s reizen), naar de kindermatinee in Carré, naar de kindervoorstelling van de Cineac, naar het zwembad en met de trein – brood mee – naar Haarlem, vertelt P.C. Faber in Het Volk. Die krant plaatst op 30 juli een foto van kinderen van HvO in Artis.
In het Algemeen Handelsblad kondigt directeur Honing een groot feest aan voor alle kinderen van Hulp voor Onbehuisden, dat op 9 augustus op de binnenplaats van het internaat aan de Stadhouderskade wordt gehouden.

In augustus springt een bewoner uit de dakgoot van het Observatiehuis en vindt de dood. Deze ‘zwaarmoedige jongen vereischte speciale aandacht,’ de toezichthoudende ambtenaar wordt geschorst.
Later in de maand wordt het Observatiehuis twee dagen ontruimd in verband met het opruimen van enkele niet ontplofte vliegtuigbommen in de buurt.

Voor de Amsterdamse rechtbank staat een 61-jarige zwerver terecht, die zes zeemleren lappen uit een glazenwasserij heeft ontvreemd. De man heeft zichzelf aangegeven bij de politie. De officier van justitie eist acht maanden voorwaardelijke gevangenisstraf onder voorwaarde dat hij onder toezicht van Hulp aan Onbehuisden komt, meldt Het Volk op 11 september.

De straatcollecte van Hulp voor Onbehuisden wordt dit jaar op 14 september gehouden. ‘Ondanks de onverwachte toename van haar gewone werk, heeft Hulp voor Onbehuisden ruimschoots deel gehad aan de vluchtelingenhulp, terwijl tal van kostbare maatregelen voor luchtbescherming en beveiliging der gestichten noodig bleken. Dit alles heeft de geldmiddelen overbelast, zoodat extra hulp meer dan noodig is geworden,’ laat HvO optekenen in het Algemeen Handelsblad. Hulp voor Onbehuisden roept hiervoor in de pers herhaaldelijk collectanten op, zoals in De Tijd, Het Volk en het Algemeen Handelsblad. Omdat deze collecte zoals altijd op zaterdag plaatsvindt, zijn er voorafgaande hieraan ’teneinde ook aan het Joodsche deel der Amsterdamsche bevolking in de gelegenheid te stellen hun gift te schenken, wederom in een aantal Joodsche winkels de bekende bussen en kussens met speldjes opgesteld,’ aldus het Nieuw Israelietisch weekblad. De opbrengst is ƒ4.714,59 aldus De Tijd.

In oktober neemt HvO na 12½ jaar afscheid van zuster Privé, verpleegster en hoofdleidster van de jongensafdeling aan de Stadhouderskade, die in het huwelijk treedt.

Kinderen en leidsters van HvO in de Roggeveenstraat, september 1940

Kinderen en leidsters van HvO in de Roggeveenstraat, september 1940

B. en W. van Amsterdam stellen de gemeenteraad begin oktober voor om bij het pand aan de Roggeveenstraat 6 tot 10, dat in gebruik is bij de Vereniging Hulp voor Onbehuisden, ‘eenige voorzieningen te doen treffen in de afdeeling, bestemd voor de verzorging van zuigelingen,’ aldus het Algemeen Handelsblad.

Tijdens de eerste maanden van de oorlog is er voor HvO nog niet zo veel te merken van de Duitse aanwezigheid. De bezetter laat aanvankelijk veel bij het oude. Toch zullen ook maatschappelijke organisaties als Hulp voor Onbehuisden uiteindelijk volgens nationaalsocialistische principes moeten gaan werken.
Eind 1940 begint het. In oktober moet iedereen die in overheidsdienst werkt, of in een door de overheid gesubsidieerde instelling, een zogeheten ariërverklaring ondertekenen.
Een week later komt de verordening dat alle joden uit (semi-)overheidsinstellingen moeten worden ontslagen.
Er is een joods bestuurslid en er zijn diverse joodse ambtenaren in dienst. De heer Mendes da Costa, voorzitter en – hoewel net geen founding father – bestuurslid sinds 1906, bedankt in november als lid der vereniging. De notaris mr.  A.M. Blaisse volgt hem op.
Ook joodse leden en begunstigers van de vereniging zijn niet meer toegestaan. Een meisje van de Folmina-afdeling in Houten moet haar baan bij een joodse werkgever opzeggen.

In 1940 gaan kinderen van Hulp voor Onbehuisden een dagje naar Artis

In 1940 gaan kinderen van Hulp voor Onbehuisden een dagje naar Artis

Hulp voor Onbehuisden vraagt in oktober in Het Volk en De Tijd om ‘gedragen kleding voor de meer dan 700 mannen, vrouwen en kinderen van alle leeftijden en van alle gezindten, in haar asyls en internaten.’ Burgers hoeven hier zelf niet veel moeite voor te doen want ‘het geschonkene, dat uitsluitend aan de verpleegden ten goede komt, wordt prompt aan huis afgehaald door de ophaaldienst der vereniging Hulp voor Onbehuisden.’

In de rubriek ‘Vrouwen in haar werk’ spreekt het tijdschrift De Prins der Geïllustreerde Bladen in november met ‘een der jonge leidsters van het Internaat voor Schoolgaande Kinderen van de sympathieke vereeniging Hulp aan Onbehuisden te Amsterdam.’

‘De kinderen, die wij daar verzorgen,’ vertelt deze anonieme leidster, ‘zijn meest afkomstig uit ontredderde, een enkele maal uit zwervende gezinnen. Naast kinderen, waarvan de moeder langdurig ziek (b.v. in een inrichting is), hebben we de halve weezen en de kinderen, waarvan de ouders gescheiden of – wat nog tragischer is – verdwenen zijn. In geen enkel geval bestond de mogelijkheid, dat het kind ouderlijke verzorging of een behoorlijke opvoeding zou genieten, dan wel financieel zou worden geholpen.’
‘De gemeenschap, die wij tezamen vormen, is een prettige en gezellige. De stemming onder de kinderen is goed, velen hebben het waarschijnlijk beter dan zij het thuis ooit gehad zouden hebben. Natuurlijk zijn er wel moeilijke kinderen bij, maar de erg lastige of vreemde naturen hebben wij niet, die gaan naar een andere instelling van de Vereeniging tot Hulp, het Observatiehuis aan de Vosmaerstraat.’
‘U kunt ze niet meer herkennen tusschen de andere kinderen. Zij dragen geen uniform meer, de grauwe buisjes en ook de geschoren hoofden van voorheen zijn verdwenen. De kleintjes hebben knooppakjes, de jongens jekkertjes met koperen knoopjes, de meisjes geruite en ook andere jurkjes. We doen hen strikken in het haar. Alleen van vroeger hebben ze nog de donkere capes.’

Op 30 november schrijft de Nieuwe Apeldoornsche Courant over kinderen in Amsterdam. De krant stipt aan dat er in de hoofdstad ‘een aparte rechter voor jeugdigen is, de Kinderrechter, die voor hen een heele reeks van meer op opvoeding dan op straf gerichte kinderstraffen en maatregelen in petto heeft; dat deze jongens kunnen worden bestudeerd in het Observatiehuis, één van de instellingen van Hulp voor Onbehuisden.’

In december ontvangt HvO een brief van het departement van Binnenlandse Zaken waarin wordt aangezegd ‘dat onverwijld alle Joodsche ambtenaren en ook zij, die eere-ambten bij de gesubsidieerde vereenigingen bekleeden, moeten worden ontheven.’

In 1940 start Hulp voor Onbehuisden met het controleren op tuberculose van medewerkers die in direct contact staan met verpleegden.

Kinderen van het internaat van HvO aan de Stadhouderskade in de zomer van 1940

Kinderen van het internaat van HvO aan de Stadhouderskade in de zomer van 1940

Hoytink stapt op als adjunct-directeur van het Observatiehuis. Op de personeelsadvertentie ter vervanging komen maar liefst 537 sollicitaties.

Op speciaal verzoek van dr. Arie Querido van de Geneeskundige Dienst ontfermt de afdeling Gezinsverpleging van HvO zich over een meisje.

B. en W. stellen de raad voor om aan de vereniging Hulp voor Onbehuisden ƒ247.190 voor 1941 aan subsidie te verlenen, zo meldt het Algemeen Handelsblad.
Van alle verenigingen die door de gemeente worden gefinancierd is de subsidie voor HvO verreweg het hoogst.
Op een subsidieaanvraag door Hulp voor Onbehuisden aan de provincie beschikken de Provinciale Staten van Noord-Holland op 17 december afwijzend, aldus het fascistische Nederlandsch dagblad.

Eind december doet zich de vraag voor of Hulp voor Onbehuisden mensen moet opnemen die niet in Duitsland willen werken en daarom geen steun krijgen. De wethouder voor Maatschappelijke Steun heeft tegen opname van twee van zulke gevallen bezwaar gemaakt. Directeur Honing betoogt ‘dat onze vereeniging juist ervoor bedoeld is om in zulke gevallen van uiterste nood te helpen.’
Het bestuur van HvO steunt hem daarin. Een bijkomend voordeel is dat dit deels tegemoet komt aan het tekort aan arbeidskrachten van de ophaaldienst aan de Weesperzijde.

Bestuur, directie en medewerkers van HvO in 1940

Bestuur, directie en medewerkers van HvO in 1940

Ondanks de tijdsomstandigheden gaat de traditionele feestmaaltijd rond de jaarwisseling aangeboden door de Horecaf aan de kinderen van Hulp voor Onbehuisden in 1940 gewoon door. Het feest is dit jaar op 27 december in Bellevue. ‘Horecaf-maaltijd: een Kersttraditie,’ schrijft De Telegraaf op 28 december boven een foto van kinderen van Hulp voor Onbehuisden.

Op 28 december is in Bellevue de afscheidsreceptie van P. Keulemans, de directeur van Maatschappelijken Steun die met pensioen gaat. Directeur Honing van Hulp voor Onbehuisden is een van de achttien (!) redenaars, weet het Algemeen Handelsblad. Minder dan een jaar later woont Honing zijn begrafenis op Zorgvlied bij aldus hetzelfde Algemeen Handelsblad.

Het aantal personen dat wegens bedelarij en landloperij in voorlopige hechtenis wordt genomen vermindert gestaag. In de jaren 1936 t/m 1940 zijn de cijfers respectievelijk 339, 332, 326, 260 en 238.

In 1940 verstrekt HvO 252.692 nachtverblijven en verpleegdagen, dat is gemiddeld 690 personen per dag.

 

top

1941

Beeldmerk van HvO in 1941

Beeldmerk van HvO in 1941

‘Zwervers in oorlogstijd. Het vet is van den ketel, maar Hulp voor Onbehuisden schept nog soep!’ kopt de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant op 3 januari 1941. Het artikel verschijnt korte tijd later ook in Nieuwsblad van Friesland: Hepkema’s courant en het Leeuwarder nieuwsblad.

Het verbod van de bezetter om zich tussen 24:00 uur en 4 uur ’s nachts op straat te bevinden, ‘heeft geen grooteren toeloop naar het asyl heeft veroorzaakt. Zij, die althans ’s zomers gewend zijn in de open lucht te bivakkeeren, de ras-zwervers, de asylschuwen, duiken onder in de volkslogementen, waarvan Amsterdam er ontelbare bezit. Aldus vernemen wij van den heer G. H. Honing, hoofddirecteur van Hulp voor Onbehuisden.’
De schrijver van het artikel moet bij zijn bezoek aan het nachtasiel van HvO aan de Weesperzijde denken aan de term ‘mizerie-mensen’ uit een gedicht van Alice Nahon uit haar bundel Op zachte Vooizekens (1923).

Ik heb u lief, mizerie-menschen,
Die geen genooden werdt
Van ’s levens blij festijn,
Die te onverschillig zijt, om iemand kwaad te wenschen,
Te bitter, om nog goed te zijn.

De tijdsomstandigheden blijken wel degelijk van invloed te zijn op de mensen aan wie HvO onderdak verschaft, aldus Honing. ‘Sinds de oorlog echter vertoont het type ras-zwerver zich vaker bij het Nachtasyl dan vroeger. Men kan duidelijk merken dat het vet van den ketel is. De menschen hebben minder te missen, wat reeds te merken valt uit de geringere hoeveelheid etensresten in de schillenemmers, een bekend verschijnsel. Daarbij komen de vroeg-invallende duisternis, het bordje Verboden toegang voor de openbare schuilplaatsen.’

In januari 1941 buigt het bestuur zich over de wens van enige bewoners van het Jongenshuis van Hulp voor Onbehuisden aan de Prins Hendrikkade om zich aan te sluiten bij een ‘jeugdorganisatie der NSDAP’. De directeur van dit huis, de heer J. Peereboom, wordt ontboden door de Duitse autoriteiten en overtuigt hen van het feit dat HvO dit niet toe kan laten. Blijkbaar is dit afdoende, er wordt niet meer op de kwestie teruggekomen.

HvO zoekt nog altijd een meisje (18 jaar) voor de mangelkamer, voor zes gulden per week, aldus een advertentie in januari in het Nieuws van de Dag. Op 22 april zoekt HvO in Het nieuws van den dag opnieuw een meisje voor de mangelkamer, nu vanaf 14 jaar en voor maar vier gulden per week. Op 11 juni weer een advertentie van HvO voor de mangelkamer, nu in Het Volk, herhaald op 19 augustus in Het Volk en op 23 oktober in het Nieuws van de Dag.

In De Prins der Geïllustreerde Bladen vertelt een stationsjuffrouw op 1 februari over haar werk. Zij lost grote en kleine problemen van reizigers op. Zoals die van de dame die met slechts één schoen uit de trein stapte.
‘Na tal van aanvragen – waar haalt men op het oogenblik zoo maar een paar schoenen vandaan? – hebben wij ze per slot van rekening voor haar van Hulp voor Onbehuisden gekregen, en dolgelukkig is zij er Amsterdam mee binnengestapt.’

Zuster met baby bij Hulp voor Onbehuisden, 1941

Zuster met baby bij Hulp voor Onbehuisden, 1941

Het Algemeen Handelsblad vraagt zich op 9 maart af of de baard wellicht in ere zal worden hersteld en geeft enkele voorbeelden uit het recente verleden. ‘Nog niet zoo heel lang geleden waren baarden in het geheel geen ongewoon verschijnsel. Amsterdammers van middelbaren leeftijd herinneren zich bijvoorbeeld ongetwijfeld den populairen stichter en directeur van Hulp voor Onbehuisden, den heer Tj. Jonker, met zijn fraaie grijze gelaatsbedekking.’

In het maartnummer van het maandelijkse HvO-tijdschrift is de trotse regel op het omslag ‘Beschermvrouwe der Vereeniging: H.M. de Koningin’ verdwenen. Deze aanbeveling zal pas na de oorlog terugkeren.

De Joodse Raad voor Amsterdam, met rechts vooraan, zittend met zijn handen over elkaar A. J. Mendes da Costa

De Joodse Raad voor Amsterdam, met rechts vooraan, zittend met zijn handen over elkaar A. J. Mendes da Costa

A.J. Mendes da Costa, tot oktober 1940 bestuursvoorzitter van Hulp voor Onbehuisden, maakt vanaf de oprichting deel uit van de Joodse Raad voor Amsterdam, aldus Het Joodsche weekblad op 11 april 1941.

P. C. Faber, directeur van het Internaat voor schoolgaande kinderen van Hulp voor Onbehuisden, schrijft op 14 juni een artikel in het Algemeen Handelsblad over het maatschappelijk werk, vroeger en nu. Faber betoogt dat de aard van het werk altijd in de context van de tijd moet worden gezien, maar acht het maatschappelijk werk, ook al zijn er oudere voorbeelden, vooral een verworvenheid van de negentiende eeuw.
Vier dagen later vervolgt Faber zijn exposé in het Algemeen Handelsblad en gaat nu in op nieuwe vormen in het maatschappelijk werk. Hij vat dit samen in: meer geld, meer controle en meer en betere opleiding. Maar, zo waarschuwt Faber, ‘wij mogen dankbaar zijn voor wat bereikt werd op het gebied van armenzorg, kinderbescherming, volksontwikkeling, woningwezen en volksgezondheid, tevreden mogen we echter niet zijn. […] Wij willen het maatschappelijk werk niet zien als liefdadigheid, wij willen het beschouwen als een uiting van onze sociale solidariteit, en wij willen daarbij niet vergeten, dat het belangrijke kenmerk van alle maatschappelijk werk is, het hulp bieden bij individueelen nood.’

Hulp voor Onbehuisden zoekt in juli in De Graafschap-bode plaatsing voor een 18-jarige boerenknecht, P.G. [Protestantse Godsdienst, red.]  Condities nader overeen te komen. Brieven aan Mej. C.S. van Ouwenaller, Hulp v. Onbehuisden, Roggeveenstraat 8, Amsterdam.

Een terugkerend probleem tijdens de bezetting is de voedselsituatie. Al in september 1940 constateert het bestuur dat er een achteruitgang in calorieën ten opzichte van de vijf jaar daarvoor is van 26 tot 29%. De gemeentegedelegeerde Tuntler waarschuwt voor vitaminetekorten en adviseert om fruit in te slaan.

Reclame voor HvO in 1941

Reclame voor HvO in 1941

In oktober wordt de toewijzing van levensmiddelen stopgezet en moet alles met distributiebonnen worden ingekocht. Hulp voor Onbehuisden neemt hiervoor speciaal een meisje in dienst om de maandelijkse 40.000 bonnen te plakken.

Andere voedselkwesties: in mei wordt de kok van de vrouwen- en kleuterafdeling ontslagen wegens diefstal en later dit jaar kan een beambte van het Jongenshuis zijn biezen pakken wegens herhaalde dronkenschap.

Een medewerkster van de Schoolkinderenafdeling aan de Stadhouderskade dreigt te worden ontslagen wegens homoseksualiteit. Zij zou zijn betrapt op haar kamer met een volontaire ‘in geheel ontkleeden toestand.’ Ondanks de beroering onder het personeel van deze afdeling blijft het bestuur vasthouden aan zijn voorgenomen besluit en volgt ontslag wegens onbetamelijkheid.

De Roggeveenstraat van Hulp voor Onbehuisden in 1941

De Roggeveenstraat van Hulp voor Onbehuisden in 1941

De zusters van Hulp voor Onbehuisden die aan de Roggeveenstraat werken, beklagen zich bij de directie. Vanwege de luchtbeschermingsmaatregelen kunnen zij de nacht niet meer op hun eigen kamertjes op de bovenste verdieping doorbrengen, maar slapen zij noodgedwongen op zaal.
Het bestuur neemt ter plaatste polshoogte en acht de bezwaren van de zusters ‘overdreven’ en bovendien: ‘Wij moeten ons richten naar de aanwijzingen der autoriteiten.’

Onder de kop ‘Menschen aan den zelfkant’ vraagt het Algemeen Handelsblad zich op 30 oktober af waar de zorgeloze, opgewekte zwerver is gebleven. ‘De man, die met een schillerkraag om zijn gebruinden hals er altijd frisch en netjes uitziet, gaande van stad tot stad, van dorp tot dorp? Waar is de nazaat van den troubadour van de middeleeuwen, of van den Wanderbursche die over het land zwervend zijn ambacht leerde tot hij ergens een geschikte plek vond om er zich te vestigen? Waar is de zwerver, die aan zijn vrijheidsdrang gehoorzamend, niet de liederlijke slaaf van brandewijn of spiritus is geworden? Men behoeft hem niet te zoeken in Nederland. Hij is er niet. Er is alleen een slag menschen, aan den zelfkant der samenleving, dat onbehuisd is en bij tijd en wijle den steun inroept van de gemeenschap.’

De krant vraagt directeur Honing van HvO om een en ander uit te leggen. Honing begint met een schets van de asielgasten, mensen die gebruikmaken van de nachtopvang. ‘Het leven is hun niet genadig geweest,’ aldus Honing. ‘Van de twaalf mannen, die zoojuist naar binnen zijn gegaan kwamen er minstens zes met den strafrechter in aanraking, waarvan drie wegens misdreven. Ook zijn er wel een paar bij, die wegens landlooperij hebben terechtgestaan; openbare dronkenschap is in dit gezelschap evenmin onbekend. Volgens de statistieken zullen er straks vijf van de twaalf kortweg alle aanbod van Hulp voor Onbehuisden voor verdere hulp weigeren.’

In het tweede deel van zijn verhandeling gaat Honing op 3 november in het Algemeen Handelsblad verder over landloperij. Dit is strafbaar volgens het Wetboek van Strafrecht, maar Honing betwijfelt dat. ‘Juister is het dan ook de landlooperij te zien als een vorm van leven, die afgezien van het asociale element, wel bijzonder licht tot misdaad leidt.’
‘Een man, ronddolend van asyl tot asyl, nu eens wat onzekere inkomsten genietend, dan weer eens een paar dagen in een logement vertoevend, een andermaal met kramerijen den boer op of een anderen vorm van verkapte bedelarij ter hand nemend, soms ook ergens een poosje aan den arbeid — dat is zoo in het algemeen het type van den onbehuisde. Den echten “tramp” kennen wij in ons land niet, noch den kunstzinnigen zwerver van allure zooals het Duitschland van de middeleeuwen dien kende. Eigenlijk is er bitter weinig omtrent de onbehuisden bekend, alleen wat zij zelf meedeelen in de asyls is in de statistieken verwerkt.’
In zijn derde en laatste bijdrage onder de noemer ‘Menschen aan den zelfkant’ (Algemeen Handelsblad, 10 november 1941) signaleert Honing een paradox ‘in tijden van voorspoed veel onbehuisden, in moeilijke dagen: weinig gasten voor het asyl.’

Omslag van het HvO-blad in december 1941 dat vanwege papierschaarste vanaf november verschijnt op A5-formaat

Omslag van het HvO-blad in december 1941 dat vanwege papierschaarste vanaf november verschijnt op A5-formaat

Met ingang van november 1941 wordt het formaat van de maandelijkse publicatie van HvO wegens papierschaarste gehalveerd en ook het aantal pagina’s fors teruggebracht. Vanaf april 1942 verschijnt het huisorgaan eenmaal per kwartaal en met ingang van mei 1943 nog slechts sporadisch.

Door een verordening van de bezetter mag de vereniging voorlopig geen leden meer werven. Ook de vergunning om oud papier en dergelijke op te halen, dreigt te worden ingetrokken.

In december koopt HvO een perceel naast het Jongenshuis aan de Prins Hendrikkade voor ƒ19.000.

Hulp voor Onbehuisden benoemt de heer Koenen, de vroegere propagandist van de vereniging en thans directeur van het Observatiehuis, tot plaatsvervanger van de hoofddirecteur.

De burgemeester van Amsterdam, Edward Voûte, stelt eind december de subsidies voor sociale verenigingen voor 1942 vast, zo meldt het Algemeen Handelsblad op 24 december. Hulp voor Onbehuisden ontvangt een subsidie van ƒ 248.000 (iets meer dan in 1941).

 

top

 

1942

Hoofddirecteur Honing stelt in het januarinummer van het huisorgaan vast dat Hulp voor Onbehuisden het  ‘strijdperk 1941’ heeft overleefd. En hij tobt over de winter:

Nu de oorlog gevoerd wordt in den barren Russischen winter, komt telkens weer de gedachte op aan den oorlog in 1812. In de pers wordt gewezen op het grote verschil tusschen den Napoleontischen veldtocht en den huidigen; verschil o.a. in bewapening, uitrusting en vervoermiddelen van de moderne legers, waardoor die in staat zijn tot prestaties, die toen volstrekt onbereikbaar waren.

Honing is tenslotte een oud infanterist, uit een officiersgeslacht bovendien, en houdt wel van metaforen met wapengekletter. Zijn eigen boek heet niet voor niets De vreedzame strijd.

Hulp voor Onbehuisden dient het verzoek in om ‘vergunning tot het uitoefenen van arbeidsbemiddeling zonder winstoogmerk voor reclassanten en onder voogdij der instelling gestelden in de gemeente Amsterdam’ en de Secretaris-Generaal van het Departement van Sociale Zaken keurt dit goed, zo blijkt op 7 februari uit de Staatscourant.

Op 21 februari bericht Het Volk over een ‘ergerlijk geval van verwaarlozing’ in de Cabotstraat in Amsterdam West waar de politie in een woning zes kinderen in vervuilde toestand aantreft. Zowel de kinderen als de moeder worden naar het nachtasiel van Hulp voor Onbehuisden overgebracht.

Als eerste vereniging in Nederland krijgt HvO op initiatief van de Winterhulp Nederland de vergunning terug om geld in te zamelen. De Winterhulp is echter een door de Duitsers in het leven geroepen en door de NSB bestuurde organisatie, liefdadigheid van nationaal-socialistische signatuur. Daar komen praatjes van. Het is HvO er dan ook veel aan gelegen om de onafhankelijkheid van deze Winterhulp te benadrukken.
In een artikel getiteld ‘Geruchten en feiten’ in het huisorgaan wijst directeur Honing er op dat Hulp voor Onbehuisden geen cent van het ingezamelde geld aan de Winterhulp hoeft af te staan, noch dat men aan enige andere eisen tegemoet heeft hoeven komen.

Tekening uit het HvO-blad, 1942

Tekening uit het HvO-blad, 1942

Onder de titel ‘Een winter die ons zal heugen’ komt Honing in februari terug op de koude. Volgens het KNMI is de winter van ’41/’42 inderdaad extreem koud. Het Nederlands record stamt uit die tijd, op 27 januari 1942 wordt in Winterswijk 27,4 graden onder nul gemeten.
Onderkoeld stelt Honing: ‘Een winter die ons zal heugen, om den loodzwaren druk dien hij legde op de armen, niet het minst op de onbehuisden.’

Pas in maart wordt een al twee jaar spelende zaak van personeel aan de Roggeveenstraat opgelost. Op last van de luchtbescherming mogen de zusters niet in hun eigen kamers slapen op de bovenste verdieping van het pand, maar moeten zij de nacht op zaal doorbrengen op de begane grond.
Dit leidt tot veel onrust, gemor en klachten over slapeloosheid. De kwestie wordt tot een einde gebracht als na uitvoerige bemiddeling van bestuurslid Hendrix de zusters weer boven mogen slapen.

Een overzicht van de afdelingen van HvO in 1942

Een overzicht van de afdelingen van HvO in 1942

Twintig medewerkers van HvO hebben eindexamen van de personeelscursus gedaan. Een zuster heeft zich teruggetrokken, een zuster is gezakt, de rest is geslaagd waarvan vijf met lof.

In maart ontvangt het bestuur een brief van het Gemeentelijk Bureau voor Sociale Zaken over ‘een nieuwe afdeling J. voor niet-arische inwoners van de Gemeente.’ De wethouder verzoekt gemeentegedelegeerde Van Dam om inlichtingen over de joodse verpleegden bij HvO. De hoofddirecteur verstrekt deze inlichtingen.

Als HvO dreigt te worden overgenomen door de bezetter welgevallige organisaties treedt het bestuur op 19 juni 1942 af. Naar eigen zeggen, na de oorlog, omdat men ‘niet wilde dienen als vlag, die de lading moest dekken, na het ingrijpen der nationaal-socialistische instanties.’
Het bestuur geeft hoofddirecteur Honing als laatste opdracht om met zijn staf zo lang mogelijk aan te blijven en te redden wat er te redden valt.
En dat doet Honing.

In april stelt de bezetter een gemachtigde bij HvO aan. Deze gemachtigde legt verantwoording af aan de Commisaris voor niet-commercieele vereenigingen en stichtingen.
Tijdens een bespreking op het stadhuis op 11 augustus tussen de wethouder van Sociale Zaken, diens administrateur, de gemachtigde en directeur Honing staat het voortbestaan van HvO op het spel. Er wordt aanvankelijk besloten dat:

  • het Rijk het Observatiehuis overneemt,
  • de gemeente de volwassen mannen en vrouwen overneemt,
  • de Nederlandsche Volksdienst, een kopie van de Duitse, op nationaal-socialistische leest geschoeide ‘Volkswohlfahrt’, alle overige kinderen overneemt,
  • de vereniging Hulp voor Onbehuisden wordt opgeheven.
Tekening uit het HvO-blad , 1941

Tekening uit het HvO-blad , 1941

Hoofddirecteur Honing vecht voor zijn organisatie. Gelukkig maakt de administrateur bezwaar tegen overname door de gemeente van de nachtasielen, want Amsterdam wil geen armlastigen van buiten de gemeente opvangen. Deze taak zal dan ook voorlopig voor HvO blijven. Evenals de zorg voor ongehuwde moeders en hun kinderen en jonge vrouwen zonder dak boven hun hoofd.
Honing merkt op dat de Volksdienst uiteraard alleen ‘biologisch volwaardige’ kinderen wil opnemen en biedt grootmoedig aan dat zijn vereniging dan wel voor alle andere kinderen wil zorgen.
Als tenslotte ook blijkt dat de overname door het Rijk van het Observatiehuis nog niet in kannen en kruiken is, kan het volgens de directeur tot die tijd nog wel even bij HvO blijven. Zo wordt in één vergadering Hulp voor Onbehuisden bijna opgeheven en tegelijkertijd vrijwel opnieuw opgericht.

Onder druk van de nieuwe machthebbers komt een aantal NSB’ers in dienst, waaronder L.W. Huizing, die tot mei 1940 portier is bij het Observatiehuis, later bij het Jongenshuis werkt als groepsleider, en in september directeur wordt van het internaat voor schoolkinderen.
Portier Adriaan van den Busken van dit internaat, die in 1984 zijn memoires noteert, oordeelt achteraf mild over Huizing:

‘Ik moet eerlijkheidshalve zeggen dat het geen fanaticus was, hij heeft niemand van ons aangebracht of verraden, maar hij was niet getapt bij het personeel, niemand van ons stond aan de verkeerde kant. Hij dacht natuurlijk in de toekomst goed te zitten, maar is direct na de bevrijding ontslagen en heeft, meen ik, maar een lichte straf gehad. De kinderen werden ook nooit opgestookt maar hadden toch een zekere antipathie tegen alles wat met de nieuwe orde te maken had.’

Op 21 juli overlijdt E. René van Ouwenaller, oud-bestuurslid van Hulp voor Onbehuisden, op 87-jarige leeftijd in Hilversum, aldus De Standaard. Hij is de vader van mejuffrouw Van Ouwenaller, de directrice van de vrouwen- en kleuterafdeling van HvO.
Hij wordt op 1 augustus begraven op Zorgvlied, meldt de Gooi- en Eemlander. Directeur Honing woont de teraardebestelling namens HvO bij.

De Deutsche Zeitung in den Niederlanden, een krant van de Duitse bezetter, schrijft op 2 augustus over de weeshuizen van Amsterdam. Naast het Burgerweeshuis en de Inrichting voor Stadsbestedelingen, zijn er zijn nog twee particuliere verenigingen die zich met de zorg voor verweesde en verlaten kinderen bezighouden: Kinderhulp en Hulp voor Onbehuisden. ‘Der letztere ist eine sehr bedeutende Stiftung, die 1904 von dem Ehepaar Jonker ins Leben gerufen wurde und eine Anzahl Heime umfasst, die verschiedenen Zwecken dienen. Eines davon, ein Waisenhaus, gibt fast 400 Kindern Obdach.’

Op 24 september plaatst Hulp voor Onbehuisden een personeelsadvertentie in De courant Het nieuws van den dag. De vereniging zoekt drie gediplomeerde verpleegsters – niet boven de 35 – voor de afdeling vrouwen en kleuters in de Roggeveenstraat.

Kort na Sinterklaas staat er een jeugdige landloper voor de politierechter. ‘De rechter scheen geneigd de gard niet al te zwaar toe te passen – 12 dagen hechtenis, met aftrek van preventief. Omdat de jongen beloofd had nu braaf te zullen zijn. En als hij niet oppast, komt hij hier terug, filosofeerde de rechter. Een meneer van Hulp voor Onbehuisden nam den nieuwen klant maar meteen mee,’ aldus het Nieuws van de Dag.

Op 29 december bericht Het Volk over de nasleep van de kerstfeesten die zijn georganiseerd door Vreugde en Arbeid en het N.A.F., het nationaalsocialistische Nederlands Arbeidsfront, voor kinderen van arbeiders die in het buitenland werken. Er zijn nog meer kinderen blij gemaakt, aldus de krant, ‘want de overgebleven voorraad appelen is bezorgd bij Hulp voor Onbehuisden.’

 

top

1943

Internaat voor schoolkinderen van HvO, met beschermingsmaatregelen tegen luchtaanvallen in 1943

Internaat voor schoolkinderen van HvO, met beschermingsmaatregelen tegen luchtaanvallen in 1943

Formeel gaat het manneninternaat op 1 januarui 1943 over naar de gemeente Amsterdam, maar HvO blijft de voorziening voorlopig besturen. In de praktijk verandert er voorlopig niets.

In februari maakt de gemeente bekend dat de statuten van Hulp voor Onbehuisden zijn veranderd. Er geen sprake meer van een gekozen bestuur, maar een bestuur van drie leden aangewezen door de burgemeester van Amsterdam (Edward Voûte), de Commissaris voor niet-commercieele verenigingen en stichtingen (Hans Werner Müller-Lehning) en door de leider van de Nederlandsche Volksdienst (Frederik Willem van Vloten).
De doelstelling van HvO wordt uitgebreid tot de zorg voor

diegenen, die tengevolge van familie- of andere omstandigheden hun huiselijken band verbroken zien, voor zover het niet biologisch volwaardigen betreft, hetgeen vast te stellen is door den dokter van de Nederlandschen Volksdienst.

A. J. Mendes da Costa

A. J. Mendes da Costa

In maart worden twee groepen moeilijke jongens en meisjes van de afdeling voor Schoolkinderen overgeplaatst naar de Roggeveenstraat.

Op 11 mei overlijdt oud-bestuursvoorzitter Abraham Jacob Mendes da Costa op 72-jarige leeftijd thuis in Amsterdam. Twee van zijn kinderen worden in hetzelfde jaar vermoord in Sobibor, zijn vrouw sterft in 1944 in Theresienstadt, een derde kind overlijdt in 1944 in Dachau.
In het Joodsche Weekblad van 14 mei wordt Mendes da Costa niet alleen herdacht als de man die een halve eeuw secretaris van de Portugees-Israëlitische Gemeente is geweest, ook ‘op het gebied der weldadigheid was hij een groot aantal jaren in belangrijke functies werkzaam.’

Op 19 mei vraagt HvO in het Nieuws van de Dag om enige kinderverzorgsters voor de afdeling voor schoolgaande kinderen aan de Stadhouderskade.
Op 17 juni vraagt HvO in De Telegraaf om een opvoedkundig ambtenaar voor het jongenshuis aan de Prins Henrikkade.
Op 18 september zoekt HvO in Het nieuws van den dag voor de het internaat voor schoolkinderen aan Stadhouderskade ‘eenige nette werkmeisjes.’

Kinderen van Hulp voor Onbehuisden in de Hudsonschool aan de Roggeveenstraat in 1943

Kinderen van Hulp voor Onbehuisden in de Hudsonschool aan de Roggeveenstraat in 1943

Brief uit 1943 waarin directeur Honing de politie op de hoogte stelt van het zogeheten Sondrausweis van enkele medewerkes van HvO

Brief uit 1943 waarin directeur Honing de politie op de hoogte stelt van het zogeheten Sondrausweis van enkele medewerkes van HvO

In december verhuist het hoofdkantoor van de Van Neckstraat (om de hoek bij de Roggeveenstraat) naar Westeinde 27-29 (dit gebouw bestaat thans niet meer, op deze plaats bevindt zich nu de Nederlandse Bank). De ruimte die vrijkomt is voor de zogeheten papkinderen, wier plaats tijdelijk wordt ingenomen door het nachtasiel voor mannen.
Deze mannen komen van de Weesperzijde en moeten op hun beurt tijdelijk plaatsmaken voor jongens uit het Observatiehuis, die geen volgende huisvesting hebben.

In 1943 wordt de uitgave van het blad van Hulp voor Onbehuisden nog verder teruggebracht tot een eenvoudig en kort overzicht van het aantal opgenomen mensen per vestiging.

Gea Venema aan het werk in de Roggeveenstraat

Gea Venema aan het werk in de Roggeveenstraat

Gea Venema werkt van 1943 tot 1946 als kinderverzorgster bij de kleuterafdeling van HvO aan de Roggeveenstraat. ‘Daar had ze het wel naar haar zin, ze vertelde er altijd met warmte over,’ vertelt haar zoon Frank Hemminga in 2017. ‘Er hing volgens haar een goede sfeer en er was sprake van veel collegialiteit en weinig stress.’ De aanleiding dat Gea Venema bij Hulp voor Onbehuisden komt werken is minder leuk. Ze werkt eerst bij de joodse crèche aan de Plantage Middenlaan, maar wordt daar op last van de bezetter gedwongen afgelost door door joodse kinderverzorgsters. ‘Mijn moeder heeft haar hele leven last gehouden van de oorlog. Altijd huilen rond 4 en 5 mei. Ze kon er nauwelijks over praten. Als de oorlog ter sprake kwam, begon ze altijd zo gauw mogelijk over de Roggeveenstraat en hoe fijn het daar was geweest. Dat was tenminste geen beladen of besmet onderwerp, daar kon ze wel over praten.’
Kijk hier om het artikel over Gea Venema te lezen.

Casper, een bewoner van het Jongenshuis aan de Prins Hendrikkade, probeert zich aan te melden bij de Waffen-SS. Kijk hier om dit verhaal te lezen, zoals een medewerker zich dit later herinnert.

Of lees uit hetzelfde Jongenshuis het verhaal van onhandelbare Gerrit, zoon van een NSB’er, die maar liefst vier keer uit de Jeugdstorm is verwijderd, maar zich tijdens het kerstdiner ontpopt als een geboren groepsleider.

Op 9 december deelt Hulp voor Onbehuisden via advertenties in het Algemeen Handelsblad en De Courant Het Nieuws van den Dag mee dat het hoofdkantoor van de vereniging is verplaatst van de Van Neckstraat naar het Westeinde 27-29.

 

top

1944

Op 8 februari zoekt Hulp voor Onbehuisden naar ‘eenige nette werkmeisjes’ voor het Internaat voor schoolgaande kinderen via De courant Het nieuws van den dag en in De Telegraaf van dezelfde dag naar een kinderverzorgster vanaf 23 jaar voor hetzelfde tehuis.

De Telegraaf 7 maart 1944

De Telegraaf 7 maart

Op 6 maart laat HvO via het Algemeen Handelsblad nogmaals weten dat het hoofdkantoor is verplaatst naar het Westeinde 27-29. De dagen daarna verschijnt deze annonce ook in het Nieuwsblad van het Noorden, De Telegraaf en De Standaard. Voor dit nieuwe hoofdkantoor zoekt HvO een bediende (man of vrouw), een jongste bediende en enkele aankomende meisjes, zoals blijkt uit advertenties in De Telegraaf en Het nieuws van den dag.

In een poging om soldaten te ronselen, citeert de Ortskommandantur van Weert onder de kop ‘Hulp voor Onbehuisden?’ op 30 maart in de Limburger koerier uit een brief van een Oostfrontstrijder: ‘Wij zijn echter niet bij de Waffen-SS gekomen om onderdak en eten te vinden. Zij die dat bij de Waffen-SS zoeken, doen beter hun geluk bij Hulp voor Onbehuisden te beproeven, want er wordt bij ons dienst gedaan, een pittige dienst, die mannen met karakter vergt.’

Op 15 mei zoekt HvO via De courant Het nieuws van den dag voor het internaat aan de Stadhouderskade ‘flinke keukenhulpen.’ Op 12 juni vraagt HvO in het Algemeen Handelsblad zowel om een kinderverzorgster voor het Internaat voor Schoolgaande Kinderen, als om een opvoedkundig ambtenaar voor het Jongenshuis aan de Prins Hendrikkade.

De vereniging bestaat in 1944 veertig jaar, maar er valt weinig te vieren. In juli besteedt het Nieuwsblad van Friesland/Hepkema’s courant toch aandacht aan het feit dat Hulp voor Onbehuisden op 21 juli 40 jaar bestaat. ‘Over het algemeen is zij de laatste – en vaak eenige – toevlucht voor al deze hulpbehoevenden; zij is tevens reclasseeringsinstelling en werkt mede aan den voorlichtingsdienst voor de justitie,’ aldus de krant.
Ook de Deutsche Zeitung in den Niederlanden besteedt in juli aandacht aan het jubileum. ‘In den vierzig Jahren seines Bestehen hat der Verein auf dem Gebiet der sozialen Fürsorge beachtliche Leistungen im Interesse der Gemeinschaft vollbracht.’
Ter gelegenheid van het veertigjarige bestaan van HvO geeft De Tijd op 7 juli een kort overzicht van alle werksoorten en afdelingen van de vereniging op dat moment.
Het Volk spreekt van een ‘kerngezonde’ instelling die na ‘veertig jaar sociaal werk van de eerste rang’ nog altijd in ontwikkeling is. ‘Gelijk het Rode Kruis op het slagveld, biedt de vereniging zonder aanzien des persoons hulp aan de schipbreukelingen op de levenszee, wie de strijd te machtig werd,’ aldus de krant.
Volgens De Standaard was Hulp voor Onbehuisden lange tijd niet bekend onder Amsterdammers. Dat komt omdat ‘de naam van deze instelling nauw verbonden was aan den persoon, die er de leiding over voerde. Je hadt moeten vragen naar de Inrichting van Jonker. Tien tegen één, dat je dan terecht geholpen was.’
Het Nationale Dagblad, de krant van de NSB, gaat ter gelegenheid van het veertigjarige bestaan bij HvO op bezoek. Volgens de krant heeft Hulp voor Onbehuisden ‘zeer nuttig en uitstekend maatschappelijk werk verricht en was voor dien tijd een uiting van gemeenschapszin, offervaardigheid en menschenliefde.’ Volgens Het Nationale Dagblad is die tijd echter voorbij, het is nu zaak om ‘het vraagstuk van het a-sociale element in onze samenleving’ grondig te herzien. Want ‘wij nationaal-socialisten achten het vagabondeeren […] een misdrijf tegen de volksgemeenschap.’ De krant pleit daarom voor streng ingrijpen van de overheid ‘waarbij niet geschroomd mag worden met het nemen van drastische maatregelen.’

Adriaan van den Busken werkt tijdens de oorlog als portier, conciërge en klusjesman bij het Internaat voor Schoolgaande Kinderen aan de Stadhouderskade. Daar verblijven gemiddeld zo’n 160 kinderen. Veertig jaar later haalt hij zijn herinneringen op aan het jaar 1944:

‘In ons land was het al zo ver gekomen dat in het zuiden een deel was bevrijd. De schrik sloeg de Duitsers om het hart en ook de N.S.B. kneep ‘m voor de vergelding.
Vele van die helden vluchtten overal heen en zodoende, kwam het begrip ‘Dolle Dinsdag’ tot stand. De huizen van de organisaties werden verlaten en zo kreeg het bestuur van H.V.O. de mededeling dat het gebouw in de Lairessestraat, dat in gebruik was bij de vrouwenbond van de N.S.B. was verlaten en dat wij alles mochten weghalen.

Dat was me een feest, we gingen er met zoveel mogelijk handkarren naar toe om alles op te laden en voorlopig naar de Stadhouderskade te brengen. De kamers lagen opgestapeld met textiel, vaak gestolen van Joodse zaken. Een grote bibliotheek, veel meubelen enz. Er hingen grote portretten van Mussert en Geelkerken aan de muur, die werden al meteen aan gruzelementen getrapt om onze woede te koelen.
Die Dolle Dinsdag duurde echter maar een paar dagen, toen kwamen de moffen weer terug en in het westen zijn ze nog gebleven tot 5 Mei 1945, maar die twee dagen hebben we onze slag geslagen en alles kon prima gebruikt worden.

Het werd nog een zware winter, er is de laatste maanden veel geleden onder de bevolking, maar gelukkig zijn er geen slachtoffers bij de kinderen gevallen. In het voorjaar kwam de bevrijding in zicht en er was één dag die zullen we nooit vergeten, toen kwamen de vliegtuigen om brood af te werpen op diverse plaatsen. Dat brood werd dan gedistribueerd, het leek wel een wonder uit de hemel.

Illustratie van Pim van Boxel bij het verhaal over Max D. uit het tijdschrift van HvO

Illustratie van Pim van Boxel bij het verhaal over Max D. uit het tijdschrift van HvO

De moffen merkten wel dat het afliep en verzetten zich niet meer tegen deze hulpactie, het was voor hun een verloren zaak. Gelukkig kwam de bevrijding op 5 mei 1945.’

Lees het hele verhaal van Adriaan van den Busken over het Internaat voor Schoolkinderen tijdens de oorlog.

Of lees het trieste verhaal van Max D die als zoon van een joodse diamantbewerker is gebroken door de Tweede Wereldoorlog en een goede bekende wordt van diverse dak- en thuislozenvoorzieningen, waaronder het internaat annex nachtasiel van HvO aan de Weesperzijde.
Dit verhaal wordt opgetekend door René Bink, na de oorlog directeur van de vestiging van Hulp voor Onbehuisden aan de Weesperzijde, en verschijnt in 1959 in het blad van Hulp voor Onbehuisden.

Illustratie bij het verhaal 500 hongerige magen

Illustratie bij 500 hongerige magen

Ook Jacob Haitsma heeft in december 1944 last van de hongerwinter, maar niet voor zichzelf. Hij is dan 44 jaar en werkt bij het Observatiehuis van Hulp voor Onbehuisden. Hij kan hij de honger van de kinderen in het tehuis niet langer aanzien. Hij besluit naar Friesland te gaan, waar hij vandaag komt, om iets eetbaars op te scharrelen. Het wordt een tocht met vele hindernissen. Haitsma ligt in de clinch met instanties als de Provinciale Voedselcommissaris en het Vervoerswezen. Hij bakkeleit met boeren om aardappelen los te krijgen en hij stuit op een gewapende Duitse patrouille.
Haitsma noteert zijn herinnering in 1960 in Levensstrijd, het orgaan van Hulp voor Onbehuisden onder de titel ‘500 hongerige magen.’
Kijk hier om zijn verhaal uit de oorlog te lezen.

Op 28 november attendeert De Telegraaf zijn lezers op het feit dat de Vereniging voor Vreemdelingenverkeer Amsterdam in haar etalage aan het Rokin op nummer 5 de aandacht vestigt op ‘een uitermate nuttige en typisch Amsterdamsche instelling: Hulp voor Onbehuisden, in den volksmond beter bekend als Jonker.’
Het Algemeen Handelsblad wijst op 22 januari 1945 ook op deze etalage en roept op om HvO financieel te steunen. ‘Overbodig er voor de lezers van ons blad aan toe te voegen, welk werk de vereeniging heeft verricht voor het kind dat het slacht offer werd van a-sociale omstandigheden.’

 

top

 

1945

In januari 1945 worden alle jongens van het tehuis aan de Prins Hendrikkade opgeroepen voor de Arbeidseinsatz in Duitsland. Niemand gaat.
Op 31 januari stelt De Waarheid, een communistische krant en dan nog ondergronds en gestencild, nogal tendentieus dat Hulp voor Onbehuisden wordt beheerd door landverraders. ‘De inrichting staat onder leiding van den N.S.B-er Honing; de gebouwen Prins Hendrikkade en Stadhouderskade onder de N.S.B.-directeur Huizing. Op 23 Jan. gaf deze laatste aan de inwonende jongens opdracht, om zich bij Krasnapolsky voor de “vrijwillige arbeidsinzet” te gaan melden.’
Huizing was inderdaad lid van de NSB, Honing beslist niet.

‘Het aantal verwaarloosde en verlaten kinderen is zoo toegenomen, dat “Onbehuisden” en het Bestedelingenhuis geheel vol zitten. In de oorlogsjaren ‘43 en ‘44 waren er 1200 mutaties, d.w.z. in- en afschrijvingen, wat dus betrekking heeft op 600 kinderen, d.i. 50 per maand. In deze twee maanden van 1945 is dit aantal zeker verdubbeld tot honderd en meer,’ aldus Keesings Historisch Archief op 5 maart.

Op 6 mei treedt het bestuur weer in dienst, de eerste bestuursvergadering na de bevrijding is op 17 mei.
Werk aan de winkel: de financiën moeten op orde, NSB-ambtenaren worden ontslagen, nieuw personeel wordt gezocht en men probeert om nieuwe mensen te krijgen voor de Commissie van Toezicht die elke afdeling heeft.
HvO doet pogingen om het manneninternaat weer terug te krijgen van de gemeente. Ook de ophaaldienst, verboden tijdens de oorlog, wil men weer snel aan de gang krijgen, omdat dit geld oplevert.
De gemeente laat weten dat men wel wil, maar dat het gebouw is afgestaan aan de Repatriëringsdienst. In november neemt HvO de Mannenafdeling aan de Weesperzijde weer in gebruik.

Brief van het bestuur van Hulp voor Onbehuisden, d.d. 30 mei 1945 over de opdracht aan Honing

Brief van het bestuur van Hulp voor Onbehuisden, d.d. 30 mei 1945 over de opdracht aan Honing

In de bestuursvergadering van 3 juli wordt melding gemaakt van een bijzondere gift van 200 gulden van Mevrouw Röder van bloemenhuis Godetia vergezeld van de opmerking dat ‘de eenige eerlijke en nette loopjongen die zij ooit had gehad bij Hulp voor Onbehuisden was opgevoed.’
Op 31 juli wordt de heer R. Bl. Smuling welkom geheten als nieuw bestuurslid. Hij volgt zijn vader op die is gefusilleerd door de Duitsers.
Men neemt zich voor om tevens een bestuurder ‘van Joodsen huize’ aan te trekken.

HvO wil het Folmina-paviljoen, een tehuis voor meisjes van 15 tot 20 jaar, dat men te geïsoleerd acht in Houten, verplaatsen. Liefst naar de Van Neckstraat, om de hoek bij de Roggeveenstraat in Amsterdam. En dat gebeurt.
Zuster Akkerman wordt directrice van zowel de Vrouwen- en Kleuterafdeling als van Folmina en krijgt daarvoor een toelage van 75 gulden per maand.

Er rijzen twijfels aan de integriteit van hoofddirecteur Honing. Het is onduidelijk hoe de vereniging de oorlog betrekkelijk ongeschonden heeft doorstaan, terwijl zoveel instellingen waren verboden of opgeheven. Er gaan geruchten over Duits-vriendelijkheid en samenwerking met de Volksdienst.
Er worden klachten ingediend bij het Militair Gezag, dat dreigt de hoofddirecteur te schorsen.
Het bestuur besluit een Commissie van Onderzoek in te stellen. Honing wordt met vakantie gestuurd. Koenen, directeur van het Observatiehuis, neemt hem waar.

Het onderzoek leidt tot onrust onder het personeel dat grotendeels achter Honing staat. De directieleden stellen hun ervaringen op schrift en daaruit blijkt dat de hoofddirecteur soms het werk van de, door de bezetter aangestelde, gemachtigde saboteerde. Zij wisten zich ook door hem gesteund als men onderduikers opnam of mensen uit de gedwongen tewerkstelling hield. Men verzamelt steunbetuigingen van voormalig onderduikers en mensen van het verzet. Men voert aan dat Honing privé joodse onderduikers had. Het bestuur blijft bang dat het beeld van HvO naar buiten toe door de affaire wordt aangetast.

In november verschijnt het rapport van de Commissie van Onderzoek over de rol van Honing tijdens de oorlog.

In het bijzonder neemt de Commissie het den Heer H. kwalijk, dat hij volkomen heeft nagelaten het personeel in vaderlandschen zin te steunen en te raden, en dat hij niet heeft getracht gezamenlijk met het personeel als vaderlanders de groote gevaren en moeilijkheden het hoofd te bieden. Ook in zijn optreden naar buiten (…) heeft de Heer H. niet alleen zorgvuldig vermeden, wat hen en derhalve Hulp voor Onbehuisden in moeilijkheden zou kunnen brengen, doch hij is in zijn uitingen ten aanzien van ‘het nieuwe’ verder gegaan, dan noodig was en van hem werd gevraagd. (…) Op grond hiervan is de Commissie van oordeel dat de Heer H. geacht moet worden niet ten onrechte bij velen uit het publiek en ambtelijke kringen het vertrouwen te hebben verloren, dat vereischt is om daadwerkelijk te kunnen medewerken aan en leiding te geven bij den wederopbouw der vereeniging.

Het bestuur erkent haar eigen rol tijdens de bezetting, men had de directeur immers gevraagd ten aanzien van HvO ’te redden wat er te redden valt,’ maar vraagt de 69-jarige Honing desalniettemin ontslag te nemen. Honing stemt hiermee in, geeft toe fouten te hebben gemaakt en toont begrip voor het feit ‘dat er menschen zullen zijn, die mijn werk in den oorlog niet hebben kunnen doorzien.’

D. P. Rigter, die de geschiedenis van Hulp voor Onbehuisden in 1990 onder de titel Een dringende noodzakelijkheid te boek stelt, haalt voor de rol van het bestuur en de directie van HvO tijdens de oorlog het door de historicus Kossmann geijkte begrip accommodatie aan. Hiermee wordt bedoeld dat ‘van hoog tot laag de Nederlanders geprobeerd hebben hun leven door de bezetting zo min mogelijk in de war te laten brengen, dan wel getracht hebben zich zo goed mogelijk aan de nieuwe situatie aan te passen. In dit licht bezien ging het er de meeste Nederlanders om, zich zo goed mogelijk en met zo min mogelijk verlies, staande te houden.’

 

top

1946

Personeelsadvertentie De Tijd

Personeelsadvertentie De Tijd

Na het vertrek van Honing zoekt Hulp voor Onbehuisden een nieuwe hoofddirecteur. In De Tijd plaatst men hiervoor op 13 februari een personeelsadvertentie.

De Waarheid maakt op er 12 maart bezwaar tegen dat repatriërenden die door Volksherstel Amsterdam zijn ondergebracht in het in het oude Portugeesch Israëlietisch Ziekenhuis aan de Henri Polaklaan worden overgebracht naar Hulp voor Onbehuisden. De krant noemt dit ‘mensenafvoer’ en een ‘declassering.’

De gemachtigde van de bezetter, Tydeman, heeft voor HvO tijdens de bezetting twee panden gekocht aan de Tweede Jacob van Campenstraat van gedeporteerde joodse eigenaren. Na de oorlog is de vereniging enige tijd verwikkeld in een kwestie over wie de rechtmatige eigenaar is van deze panden.

‘Hulp voor Onbehuisden hield stand,’ kopt het Algemeen Handelsblad op 25 mei boven een artikel over maatschappelijk werk in oorlogstijd. Verwijzend naar De vreedzame strijd, het boek van Honing, schrijft de krant: ‘Thans, op den drempel van den nieuwen tijd, met nieuwe verhoudingen, met nieuwe vraagstukken in het vooruitzicht, heeft de heer Honing zijn wapens voor dezen strijd van maatschappelijk werker neergelegd.’
Honing is inmiddels zeventig jaar. ‘Men zou het hem niet aanzien, zijn werkkracht is nog ongebroken, het levendige gelaat, omkranst door een donkeren baard, getuigt nog van groote vitaliteit.’ Desgevraagd wijst Honing in zijn 23 jaar bij HvO op één ingrijpende verandering. ‘De grondslagen, zooals het echtpaar Jonker die legde, bleven onveranderd. Doch terwijl men vroeger liefst overheidsbemoeiing meed, werkt men nu zooveel mogelijk samen met de gemeente.’

Ondanks de papierschaarste verschijnt eind 1946 opnieuw het maandblad van Hulp voor Onbehuisden, nu onder de titel Levensstrijd. en met een nieuw vignet

Ondanks de papierschaarste verschijnt eind 1946 opnieuw het maandblad van Hulp voor Onbehuisden, nu onder de titel Levensstrijd. en met een nieuw vignet

Het Ministerie van Justitie verzoekt HvO om NSB-kinderen op te nemen; de vereniging reageert lauw hierop. Zowel in de Mannenafdeling als het Observatiehuis worden enige tijd later enkele zogeheten ‘politieke delinquenten’ opgenomen.
Later in het jaar rijst de vraag of voormalig politieke delinquenten (lees NSB’ers) kunnen solliciteren bij de vereniging. Het bestuur meent dat daartegen geen bezwaar is, mits het personeel wil meewerken (‘eenigen hadden geen bezwaar, anderen vreesden een invasie van zulke lieden’) en het niet om al te verantwoordelijke plaatsen gaat.

De bestuursvoorzitter Mr. A.M. Blaisse schrijft onder de kop ‘Ons maandblad herrezen’ over het periodiek ‘der vereeniging Hulp voor Onbehuisden’ dat hij beschouwt als een onmisbare schakel met het publiek en over ‘dat machtige Amsterdamsche tooverwoord Onbehuisden.’

Geen Amsterdammer die dat niet kent, geen oudere Amsterdammer, die niet zou weten wat ‘Jonker’ was. Geen die niet weet, dat op de historische Amsterdamsche bodem van het ‘Pesthuys’ jarenlang de vereeniging haar zegenrijk werk verrichtte.
Maar weet gij, vrienden van “Hulp voor Onbehuisden”, waarin dat werk van onze vereeniging, dat zich niet heeft beperkt tot één bepaalde godsdienstige of politieke kring, maar algemeen onpartijdig en veelkleurig is, eigenlijk wel bestaat? Weet gij wel, dat het oorspronkelijke doel, de hulp voor onbehuisden, nog slechts een uitermate klein deel van onze werkzaamheden uitmaakt?

Blaisse somt alle afdelingen – naast de nachtopvang en de mannenafdeling – nog eens op: vrouwen en kleuters, schoolgaande kinderen, jongens- en observatiehuis en de voogdijkinderen van de gezinsverpleging.
En hij vraagt geld. ‘Wij vragen veel geld, maar we willen, dat men dan ook wete waarvoor dit geld besteed wordt.’

Omslag van Gekkenwerk, 1946.

Omslag van Gekkenwerk, 1946.

De heer Loeb van Zuylenburg komt in dienst als propagandist. De eerste circulaire van HvO levert meer op dan verwacht, wat volgens het bestuur betekent dat “de sympathie voor het werk onverflauwd is gebleven.”

In 1946 verschijnt onder het pseudoniem Frans Kok het boek Gekkenwerk, een detectiveroman van Arie Querido, de latere naamgever en inspirator van de Queridostichting.
Lees meer over Gekkenwerk.

A.A.H. Hoytink wordt de nieuwe hoofddirecteur van Hulp voor Onbehuisden. Hij werkte eerder als directeur van de Nederlandsch Mettray (een protestants opvoedingstehuis voor jongeren) en is geen onbekende van de vereniging: in de jaren dertig werkt hij enige tijd onderdirecteur van het Observatiehuis.

Het dak van het Observatiehuis aan de Vosmaerstraat moet nodig worden hersteld, volgens de offerte gaat dit ƒ17.000 kosten.

Er zijn in 1946 drie medewerkers die 25 jaar in dienst zijn. Vroeger kreeg men in dat geval een gouden speld, maar dat kan nu niet meer, aldus het bestuur. De jubilarissen ontvangen een envelop met ƒ50. Aan het eind van het jaar neemt HvO afscheid van de heer J.K. Vergragt, inspecteur van de afdeling Gezinsverpleging en reclasseringsambtenaar van de vereniging. Hij was sinds 1906 in dienst. Zijn opvolger is de heer D. Steen.

Op kerstavond is er brand bij het Nachtasyl aan de Weesperzijde. Er zijn geen gewonden, maar veel mannen zijn hun hele garderobe kwijt.

Op 31 december 1946 bedraagt het totaal aantal verpleegden 772.

 

top

1947

Kerstmaaltijd bij HvO aan de Stadhouderskade in 1947

Kerstmaaltijd bij HvO aan de Stadhouderskade in 1947

Op 10 januari zijn 195 kinderen van HvO voor het eerst sinds de oorlog weer te gast bij de Amsterdamse Horecaf voor een feestmaaltijd, deze keer in Bellevue. Daarmee is een traditie die in 1930 is begonnen weer hersteld.

De gemeente Amsterdam trekt in de begroting voor 1947 voor Hulp voor Onbehuisden ƒ400.000 uit aldus De Tijd.

HvO zoekt personeel: een accuraat meisje voor de doorschrijfboekhouding en een administratieve kracht, en adverteert hiervoor in januari in De Waarheid, Het Parool en Trouw.

Op 31 januari zijn de jongens van het tehuis van HvO aan de Prins Hendrikkade te gast bij Circus Knie. In februari worden ook kinderen van andere afdelingen van Hulp voor Onbehuisden door Circus Knie getrakteerd op gratis voorstellingen.

De winter van 1947 is met 46 ijsdagen de op één na koudste van de twintigste eeuw in ons land. ‘ln sneeuw en ijs zwerven in den kouden winternacht de schamelen door Amsterdam, op zoek naar een haven.’ In het Algemeen Handelsblad van 15 februari staat onder de titel ‘Geen mensch is een eiland’ een uitgebreid artikel met veel sfeertekening over het nachtasiel van Hulp voor Onbehuisden aan de Weesperzijde. De auteur volgt twee mensen die nog niet eerder te gast waren in het asiel. Daarom moeten zij de volgende ochtend bij de directeur komen. ‘Het gaat er om zooveel mogelijk van deze “eilanden” weer deel van het vasteland te doen worden: de gestranden terug te brengen in de maatschappij, hen zelfstandig te maken.’

Nachtasiel, illustratie van Spijker

Nachtasiel, illustratie van Spijker

Op 28 februari publiceert de Nieuwe Haarlemsche courant een met drie tekeningen geïllustreerd artikel over de Weesperzijde. ‘Het Nachtasyl van Hulp voor Onbehuisden heeft niets idyllisch dan dat het er warm is en veilig tegen den barren winter buiten.’

Een afwisselend gezelschap, dat in uiterlijk en omstandigheden weinig beantwoordt aan de voorstelling, welke de burger achter zijn kachel er zich van maakt. De oude, havelooze, baardige mannen, de verloopen sujetten en wankele spiritusdrinkers, met wie de verbeelding de Nachtasyls bevolkt, waar men van leest in de boeken of die Gustave Doré en Steinlen in al hun jammerlijkheid hebben uitgeteekend, behooren tot een generatie, die in den oorlog goeddeels is verdwenen. Naast nog een enkele bejaarde zwerver zijn het in hoofdzaak jongere mannen, velen van twintig tot vijf en dertig jaar. die thans voor de balie verschijnen.

Het Nachtasyl van HvO is volgens de verslaggever een ‘moderne, frissche, goed geleide inrichting,’ waar iedereen die er om vraagt ‘een warm bad wacht, een stevig maal, een frisch, behoorlijk gedekt bed en ’s morgens koffie en brood als ontbijt.’

Weesperzijde, illustratie Spijkerr

Weesperzijde, illustratie Spijker

De Nieuwe Haarlemsche courant vervolgt op 5 maart de berichtgeving over Hulp voor Onbehuisden. Onder de titel ‘Van Nachtasyl naar Internaat, geen daklooze hoeft de straat op’ schetst de krant opnieuw een fraai geïllustreerd portret van de Weesperzijde. ‘Geen onbehuisde, die in Amsterdam kou of honger hoeft te lijden; er is een dak voor allen. De 83 mannen zijn geborgen en content. Maar straks, als de sneeuw gesmolten is en de vensters opengaan op de lente, komt nu deze dan gene hij den directeur: “Ik moest het maar weer eens probeeren,” zegt hij. Zwervers zijn er steeds geweest en zullen er altijd wel blijven.’

Er zijn twee kwesties van financiële aard die bestuur en directie bezighouden. De salarissen die HvO betaalt, zijn over het algemeen zo laag, dat veel medewerkers er niet of nauwelijks van kunnen rondkomen. Daarnaast wordt in toenemende mate algemeen gevoeld dat er een goede pensioenregeling voor het personeel moet komen.
Men stelt voor gehuwde mannen die minder verdienen dan ƒ3.000 15% salarisverhoging te geven en overig personeel onder de ƒ3.000 10%. Voor hoger betaalden geldt een verhoging van 5,5% met het oog op de tegelijkertijd algemeen in te voeren 5% pensioenaftrek. Hulp voor Onbehuisden stelt zich op het standpunt dat dit alleen mogelijk is als de gemeente deze bedragen subsidiabel stelt.
De heer Marks komt in dienst als financiële rechterhand (bedrijfsdirecteur) van hoofddirecteur Hoytink.

HvO houdt op 26 en 27 maart een bazaar in het Internaat voor schoolgaande kinderen aan de Stadhouderskade 84. De opbrengst is voor de wederopbouw van het zomerkamp voor de kinderen in Nunspeet, aldus De Waarheid.

De Tijd bericht op 24 april over een jonge landloper die voor de politierechter staat wegens zwarte handel. Hij woont voor de tweede keer bij HvO aan de Weesperzijde. De Officier eist twee jaar Rijkswerkinrichting. ‘Daar voel ik niets voor,’ protesteert de verdachte, ‘ik blijf net zo lief bij Hulp voor Onbehuisden.’ De rechter gaat daarin mee en laat hem in het Internaat van Hulp voor Onbehuisden met twee jaar voorwaardelijk en onder toezicht.

Op 3 mei zoekt HvO voor de Roggeveenstraat een kinderverzorgster in Het Parool. Later zoekt men daar twee meisjes voor de mangelkamer, ook via Het Parool.

Op 15 mei, Hemelvaartsdag, viert het Leger des Heils in de Amsterdamse Apollohal zijn zestigjarige bestaan in Nederland. De hoofddirecteur van HvO bezoekt dit diamanten jubileum.

Observatiehuis, Het Parool, 1947

Observatiehuis, Het Parool, 1947

Het Parool schrijft op 31 mei over het Observatiehuis van HvO aan de Vosmaerstraat onder de stemmige titel ‘Tachtig moeilijke jongens ter observatie in somber huis.’
‘Heel zelden geven wij aan de kinderrechter het advies om te straffen,’ aldus directeur Koenen van het tehuis. ‘Meestal adviseren wij alleen tot het nemen van maatregelen, terbeschikkingstelling van de regering b.v.’
De sfeer is goed volgens de verslaggever, ‘maar komt men er voor het eerst binnen, dan schrikt men van die kale, armoedige entourage, die dit door huizen ingesloten, toch al donkere gebouw, nog somberder maakt. Het Observatiehuis is arm, doodarm.’ Het artikel gaat daarom vergezeld van een oproep tot financiële steun. Jongensboeken, schaakspellen en figuurzagen zijn ook welkom. Want ‘sloyd is de liefste bezigheid van de jongens in het Observatiehuis,’ aldus Het Parool bij een van de foto’s. Sloyd komt van het Zweedse woord voor handvaardigheid. De krant plaatst ook een foto van jongens achter de naaimachine. ‘Het maken en repareren van de eigen kleding is wel niet zo leuk, maar het is een goede karaktertest. En zij die met de observatie zijn belast, zouden het dan ook niet graag afschaffen.’

Sinterklaas in het Prinses Marijkehuis van HvO, 1947

Sinterklaas in het Prinses Marijkehuis van HvO in 1947

Hulp voor Onbehuisden besluit om het Internaat voor schoolgaande kinderen aan de Stadhouderskade om te dopen tot Prinses Marijkehuis. Ter gelegenheid van de doop van deze jongste Oranjetelg sturen de kinderen van het Marijkehuis een fotoalbum naar paleis Soestdijk over hun dagelijkse leven en werken in het tehuis. Prinses Juliana reageert allerhartelijkst.

Op 5 juli houdt HvO in het Prinses Marijkehuis een tuinavond ten bate van het kampeerfonds voor de kinderen. Met optredens van Harmoniegezelschap Sarphati, de gemengde Zangvereniging Amsterdam en dansgroep Movendo. Wout Meyer leidt zang en volksdansen van de kinderen. De toegangsprijs bedraagt 75 cent. ‘Laat ze kamperen!,’ roept De Waarheid.
Op het laatste onderdeel van het programma komt De Waarheid twee dagen later terug. ‘De stemming was zo geheel anders dan men helaas nog maar al te vaak in weeshuizen en soortgelijke instellingen aantreft, er heerste zo’n sfeer van vertrouwen tussen de kinderen en de leiding, dat wij gaarne dit wezenlijke onderscheid onder het oog onzer lezers brengen.’

De jonge bewoners van het Marijkehuis en het Jongenshuis gaan voor het eerst sinds de oorlog weer ’s zomers met vakantie, de tocht voert naar Putten en Lunteren.

Op 18 juli overlijdt mr. Alphonse Blaisse, de voorzitter van het bestuur van Hulp voor Onbehuisden, op 52-jarige leeftijd. Blaisse was volgens De Tijd een zeer geziene figuur in de hoofdstad die zich veel bewoog op sociaal gebied. De notaris wordt in 1928 lid van het bestuur. In 1940 wordt Blaisse voorzitter, een rol die hij in 1946 weer oppakt.

De gemeente-gedelegeerde, dr. J.H. Tuntler, directeur van de GG&GD, wordt hoogleraar in Groningen en verlaat derhalve het bestuur van HvO.

Onder de titel ‘Gij, jonge vrouwen’ roept directeur Hoytink met name vrouwen op tot een carrière bij Hulp voor Onbehuisden.

Welk een schone taak ligt hier voor een jonge vrouw. Wie enige jaren van haar leven wil wijden aan het verzorgen en leiden en terechtbrengen van onze verkommerde, verlaten, geknauwde kinderlevens, kan niet alleen veel leren, maar kan haar eigen persoonlijkheid door een harmonische ontwikkeling van verstand en hart doen uitgroeien. (…) Stel ons en onze kinderen, die wachten, niet teleur!

Er zijn plannen om een personeelsvereniging op te richten die de belangen van medewerkers behartigt en zich bezighoudt met ontwikkeling en ontspanning.

De Amsterdamse politie heeft een inwerkprogramma ontwikkeld om alle agenten van het korps de mannenafdeling van HvO aan de Weesperzijde te laten bezoeken om hen ook met deze groep Amsterdammers enigszins vertrouwd te maken.

In het weekblad De stem van Nederland verschijnt op 16 augustus onder de titel ‘Verworpenen der aarde’ (een toespeling op De Internationale) een reportage van de later bekende journalist Jan Vrijman van vier pagina’s over Hulp voor Onbehuisden, geïllustreerd met fraaie foto’s van Dorka [?].
Vrijman neemt een kijkje bij verschillende afdelingen van Hulp voor Onbehuisden: de Weesperzijde, de Roggeveenstraat, het hoofdkantoor en het Jongenshuis aan de Prins Hendrikkade. Daar ontmoet hij Kees, een bekende van HvO.

‘Kees voer gisteren met een schuit van de Mij Nederland de Nieuwe Waterweg op, na een reis van vele maanden. Hij was de halve wereld rond geweest, had Genua, Port Saïd, Singapore, Batavia gezien.
Gisteravond laat kwam-ie hier aan bij het Jongenshuis op de Prins Hendrikkade. Meneer Minks [de directeur van het Jongenshuis, red.] had hem zelf opengedaan en hij had bijna een schreeuw gegeven van ‘Allemachtig, die Kees!’ ‘Die meneer Minks! Hoe staat het leven?’ Hij was in de houding gaan staan en had meneer Minks een correcte poot gegeven, zoals het tegenover een meerdere past. Ja, correctheid en discipline leer je wel op een schuit! Ze hadden nog een uurtje zitten praten. Toen had meneer Minks gezegd: ‘Nou Kees, je hok is nog vrij, hoor! Ik zou d’r maar inkruipen en morgen eens lekker uitslapen!’
Het was wel een toffe boel hier. Veel beter dan waar hij vroeger was. Toen-ie nog maar een peuter was, die nauwelijks lopen kon, was-ie al bij Hulp voor Onbehuisden terecht gekomen. Hoe? Ja, daar moest-ie maar niet meer aan denken, dat was om de bonje thuis. En was het alleen maar bij bonje gebleven. Van de vrouwen- en kleuterafdeling was hij, toen hij oud genoeg was, naar de Stadhouderskade gegaan, het internaat voor schoolgaande jongens, ook al van Hulp voor Onbehuisden. Daar had-ie lezen en schrijven geleerd, afijn, alles, wat je op een gewone school ook leert. Zo was hij aardig de oorlog doorgerold en vlak daarna kwam hij in het Jongenshuis, natuurlijk ook van Hulp voor Onbehuisden. ‘Wat wil je doen Kees?,’ had meneer Minks gevraagd. ‘Een baan of de ambachtsschool?’
‘Naar zee,’ had-ie kortweg gezegd en daar hield hij het bij. Maar meneer Minks zei nee. ‘Eerst een paar jaar naar de ambachtsschool, dan zullen we wel weer zien.’ Toen moest hij wel, maar hij deed het met een bezwaard hart, keek meneer Minks bijna niet meer aan en behandelde diens vrouw uit de hoogte. Maar na een tijdje trok hij weer bij en nog wat later haalde hij met glans z’n diploma. Ja, nou moest meneer Minks zijn woord wel houden; er werd voor hem naar de Mij Nederland geschreven en weldra maakte hij zijn eerste reis. Dat is nou wel weer eventjes geleden; zijn laatste reis monsterde hij als derde kok. En niks dan goeie rapporten van de maatschappij!
Blijven hoefde hij hier nu niet meer. Hij kon net zo goed een kamer huren of in het Zeemanshuis gaan slapen, als hij aan de wal was. Maar waarom zou-ie? Hij had hier ook zijn eigen kamer, die na elke reis voor hem klaar stond en het beviel hem hier best.’

Volgens Jan Vrijman is de maatschappij ziek en rot. Het verzorgen van de wond ‘is het prachtige werk van de Vereniging tot Hulp voor Onbehuisden.’

Binnenplaats Roggeveenstraat 1947, foto Dorka

Binnenplaats Roggeveenstraat 1947, foto Dorka

Desiderius in Het Parool

Desiderius in Het Parool

Het Parool brengt op 9 september het verhaal van Desiderius, een voormalige marskramer en een bekende Amsterdamse straatfiguur, ‘de oudste zwerver langs Gods wegen.’ De rechter veroordeelt hem wegens bedelarij tot drie maanden voorwaardelijk, ‘met als bijzondere voorwaarde, dat hij in het internaat van de vereniging Hulp voor Onbehuisden zal blijven.’ Op de Weesperzijde slijt hij nu zijn levensavond. Hij heeft een keurig pak gekregen, hij krijgt ‘volop te eten’ en als baan sorteert hij oud papier.

Alhemeen Handelsblad, advertentie HvO, 1947Op 16 oktober vraagt HvO via advertenties in het Algemeen Handelsblad en Het Parool om een groot huis voor 30 personen in Amsterdam, Haarlem of ’t Gooi. Dit is ter vervanging van Folmina.

HvO ontvangt een zending gebreid ondergoed uit New York van Nederlanders die in Amerika wonen en zich hebben verenigd in de United Service to Holland.

In de rubriek ‘Dingen van de dag’ vraagt De Waarheid aandacht voor het Sinterklaasfeest voor de kinderen van HvO aan de Roggeveenstraat. Het is de bedoeling dat lezers net als de schrijvers van drie ingezonden briefjes hiervoor speelgoed en kinderboeken inleveren.

De Waarheid bericht op 11 november over de vrouwen- en kinderopvang van Hulp voor Onbehuisden aan de Roggeveenstraat. ‘Een schoolgebouw: somber van buiten, licht van binnen. Veel is er niet overgebleven van het oude schoolgebouw. De lokalen werden slaapzalen en speelzalen, waarin kleine tafeltjes en stoeltjes als van een poppenhuis; het werden slaapzalen en dagverblijven, waar dakloze vrouwen een nieuw tehuis vonden en ook veiligheid en warmte…’
De krant schetst in een paar regels de achtergrond van drie van de honderd kinderen in het tehuis.

‘Daar is Paultje. Hij heeft zwarte melancholieke ogen, ogen zo zwart als kooltjes en een kroezige zwarte haardos. Hij gluurt voorzichtig in het rond en draait zich snel om, als je tegen hem praat, terwijl hij verward aan zijn kieltje trekt. Het is een vreemde geschiedenis met Paultje. Zijn vader is liedjeszanger in treinen en op terrassen. Hij trekt van stad naar stad en Paultjes moeder trok met het kind achter de man aan. Ze sliepen in logementen en leidden een ongeregeld leven. Familie maakte de zaak aanhangig bij de Kinderpolitie en de Voogdijraad is nu bezig de ouders uit de ouderlijke macht te ontzetten. Paultje wacht in de Roggeveenstraat de beslissing van de Voogdijraad af. Maar hij vond er een nieuw tehuis, een geregeld leven, een goede verzorging en een warm bedje.’

De propaganda-actie van HvO in november en december levert ruim ƒ17.000 op. Er komt kritiek van enkele donateurs op de Duitse tekst in de circulaire, ontleent aan een lied van Schubert, ‘Die Welt wird schöner mit jeden Tag.’ In het maandblad komt de directie op deze kwestie terug en behoudt zich het recht voor vrijelijk te citeren uit de klassieke Duitse canon van dichters, denkers en componisten.

Avondeten in asiel voor daklozen, Hulp voor Onbehuisden, Weesperzijde 110, Amsterdam, 12 november 1947 Foto Ben van Meerendonk AHF, collectie IISG, Amsterdam.

Avondeten in asiel voor daklozen, Hulp voor Onbehuisden, Weesperzijde 110, Amsterdam, 12 november 1947, foto Ben van Meerendonk AHF, collectie IISG, Amsterdam

‘Er loopt een man op de Weesperzijde. Zijn handen diep in de zakken, zijn hoofd voorover. Hij draagt een oud tot op de draad versleten jasje, afgetrapte schoenen, een hemd, een vieze vette broek, verder niets. Hij loopt dicht langs het water, alsof hij daar iets zoekt. Maar hij heeft niets te zoeken, hij bezit immers niets: geen geld, geen goed, geen huis, alleen de vuile kleren, die hij aan heeft. Toch… hij zoekt wel iets. Hij zoekt onderdak voor de nacht. Maar wie verschaft zo’n zwerver zonder goed en geld een onderdak? Toch… die zijn er.’

De Waarheid weet op 18 november het antwoord op bovenstaande vraag, dat gebeurt namelijk aan de Weesperzijde 110 bij Hulp voor Onbehuisden. Het artikel gaat vergezeld van een fraaie foto (zie hierboven) van Ben van Meerendonk waarop we zes mannen in nachthemd aan de maaltijd zien. We volgen de komst van een nieuwe gast van de nachtopvang. De man wordt ingeschreven, hij krijgt een bed toegewezen, hij moet onder de douche en zijn kleding wordt gedesinfecteerd. Hij krijgt een gestreept nachthemd en hij gaat aan tafel waar hij eet ‘alsof hij in dagen niets gehad heeft.’
Mensen van buiten de stad mogen overigens ‘slechts driemaal per kwartaal bij H.V.O. slapen,’ aldus De Waarheid, want ‘Amsterdam mag geen trekpleister worden voor alle zwervers in Nederland.’

Twee dagen later vervolgt De Waarheid de berichtgeving over Hulp voor Onbehuisden aan de Weesperzijde, opnieuw met prachtige foto (zie hieronder) van Ben van Meerendonk. Onder titel ‘Liever een dak dan een hooiberg’ gaat het nu over de visie van de vereniging: ‘H.V.O. vraagt niet naar het hoe en het waarom, het wil helpen, als er nergens meer hulp te verwachten is.’ En over het internaat en hoe dat een beetje geld probeert te verdienen om tachtig mannen te voeden, kleden en huisvesten. Dat gebeurt grotendeels door het ophalen, verwerken en verkopen van oud papier.
‘Ge begrijpt wel, dat ge in dit tehuis aan de Weesperzijde geen luxe aantreft, maar de bedden zijn schoon, de kleren weliswaar versteld, maar heel, de zalen sober, doch zindelijk en warm.’

Twee mannen met een, met oud papier volgeladen, handkar van de materiaaldienst van de Hulp voor Onbehuisden, Weesperzijde, Amsterdam, 18 november 1947, Foto Ben van Meerendonk, collectie IISG.

Twee mannen met een, met oud papier volgeladen, handkar van de materiaaldienst van de Hulp voor Onbehuisden, Weesperzijde, Amsterdam, 18 november 1947, Foto Ben van Meerendonk, collectie IISG.

Sinterklaas, Roggeveenstraat, De Waarheid, 1947

Sinterklaas, Roggeveenstraat, De Waarheid, 1947

Op 26 november meldt De Waarheid dat er al veel speelgoed voor de kinderen van de Roggeveenstraat is binnengekomen, maar er kan nog iets bij. ‘De laatste ronde voor H.V.O. is ingezet. Wie doet er nog mee?’ Twee dagen later toont de krant een foto van een speelgoeddorp van karton dat een meneer uit de Amsterdamse Kuiperssstraat voor de kinderen heeft gemaakt. Op 1 december bedankt De Waarheid alle inzenders. ‘Lezers, de grootste dank echter zult ge oogsten als over een paar dagen honderd kinderen stralend hun Sinterklaascadeautje ontvangen.’ Op 3 december laat de krant zien wat er is ingezameld. Op 5 december volgt een foto op de voorpagina en een verslag van het feest. ‘Wij staan versteld van zulk een overvloed aan speelgoed,’ aldus zuster Akkerman, de directrice van het tehuis aan de Roggeveenstraat in De Waarheid.

In december maakt HvO zich zorgen over ‘het groot tekort dat bestaat op het gebied van het psychologisch-psychotechnisch onderzoek’ ten behoeve van kinderen die langdurig door de vereniging worden verpleegd en de jongens van het Observatiehuis. Hierover vinden besprekingen plaats met dr. van Dael (hoofd psychotechnisch laboratorium), dr. Hart de Ruyter (jeugdpsychiater) en dr. Querido (hoofd dienst geestelijke volksgezondheid), allen van de G.G.G.D. ‘Het meest wordt gevoeld voor het samenstellen van een psychologisch team, dat onderzoek doet, waarna de psychiater dieper op eventuele ziekteverschijnselen kan ingaan.’
In het bestuur ontspint zich hierover een discussie. ‘Enerzijds wordt gevreesd, dat de heren psychiaters de dingen te zwart zien, anderzijds moeten wij een open oog hebben voor een zeker streven bij sommige gemeentelijke diensten, om HvO voor hun wagen te spannen en een zekere eerzucht te bevredigen.’

Op kerstavond breekt er brand uit in de nachtopvang aan de Weesperzijde. Niemand raakt gewond, maar de passanten zijn hun toch al schamele bezittingen grotendeels kwijt. Gelukkig springt de Amsterdamse burgerij direct bij en kunnen de mannen de volgende dag tenminste weer nieuwe kleren en schoenen aantrekken.

 

top

1948

'Waar jongens zijn, daar wordt gevoetbald,' aldus het HvO-blad. Voetbalclub D.T.S. van het Prinses Marijkehuis in 1948

‘Waar jongens zijn, daar wordt gevoetbald,’ aldus het HvO-blad. Voetbalclub D.T.S. van het Prinses Marijkehuis in 1948

B. en W. van Amsterdam stellen de gemeenteraad voor om in 1948 Hulp voor Onbehuisden een subsidie van ƒ400.000 te geven, meldt De Nederlander op 3 januari.

Met ingang van 1 januari wordt de interne technische dienst opgeheven om kosten te besparen. Het timmer-, elektriciteits-, loodgieters- en schilderwerk besteedt men voorlopig uit.

Voor de kinderen van HvO begint het jaar goed met een feestmaal met vermaak en muziek op woensdag 7 januari. ‘Wij waren gistermiddag getuige van een ongekend feest: 170 kinderen van het Prinses Marijkehuis van Hulp voor Onbehuisden aan een maaltijd in Bellevue, aangeboden door de vereniging Horecaf, die sedert 1932 tot gewoonte heeft kinderen van H.v.O. jaarlijks aan de dis te noden,’ schrijft De Waarheid. ‘U had het moeten zien, al die keurig gekamde hoofden, met of zonder strik, al die Zondagse jurken en pakken, al die blijde ogen. Wat een belevenis! Lange tafels, kaarslicht uit grote kandelaars, echte servetten, echt bediend worden.’

De heer U.W.H. (Ubbo) Stheeman, in het dagelijks leven president van de Amsterdamse rechtbank, tevens een pionier op het gebied van monumentenzorg in de stad, wordt gekozen tot nieuwe voorzitter van het bestuur. De heer Flesseman wordt penningmeester. Mevrouw Heldring treedt na 24 jaar af als bestuurslid.

De Waarheid verhaalt op 27 februari van het ongeluk dat een arbeidersgezin uit de Jordaan treft. De oudste zoon in gesneuveld in Indonesië, de moeder zit in Paviljoen 3 en het jongste kind, nauwelijks een jaar oud, is daardoor opgenomen bij Hulp voor Onbehuisden.

Op 22 maart vraagt HvO in Het Parool voor de Vrouwen- en kleuterafdeling enige kinderverzorgsters.

De rubriek ‘Amsterdams Dagboek’ in Het Parool vraagt op 7 april om steun voor Hulp voor Onbehuisden aan de Roggeveenstraat. Zes huishoudscholen hebben namelijk toegezegd om voor niks kleertjes te breien voor de kinderen van twee tot zes jaar. Maar wie betaalt die katoen? ‘U, natuurlijk! U schroeft uw vulpen open en gireert.’

De bezetting van de Mannenafdeling is inmiddels weer zoals deze zou moeten zijn en de papierophaaldienst aldaar begint goed te lopen, alleen al in februari wordt voor ƒ13.000 aan oud papier opgehaald en in het eerste halfjaar van 1948 voor ruim ƒ60.000.
De heer J.F.M. Reekers, directeur van de Mannenafdeling, spreekt zijn bezorgdheid uit over het feit dat ‘zijn’ bewoners steeds ouder worden. ‘Het werk lijdt onder de hoge leeftijd der verpleegden.’

De afdeling Gezinsverpleging beloont een pleegmoeder die ‘reeds meer dan 10 kinderen van ons heeft grootgebracht en moeilijke gevallen in het juiste spoor wist te brengen’ met een geschenk.

De jaarvergadering van Hulp voor Onbehuisden is op 7 juni bij het hoofdkantoor aan het Westeinde 27-29 laat de vereniging weten middels een advertentie in De Tijd.

Op 28 januari wordt A.A. Akkerman, directrice van de Vrouwen- en Kleuterafdeling, ontboden ten paleize van H.M. de Koningin om een indruk te geven van het dagelijks werk bij de vereniging.
Met ingang van 6 juli gaat zuster Akkerman zich weer volledig wijden aan de Folmina-afdeling en wordt zuster C. Dekker directrice van de Vrouwen- en Kleuterafdeling.

Het Prinses Marijkehuis van Hulp voor Onbehuisden aan de Stadhouderskade in feesttooi vanwege de kroning van Juliana in 1948

Het Prinses Marijkehuis van Hulp voor Onbehuisden aan de Stadhouderskade in feesttooi vanwege de kroning van Juliana in 1948

Kinderen van HvO met vakantie in Lunteren, 1948

Kinderen van HvO met vakantie in Lunteren, 1948

Op 12 juni geeft HvO een benefiet tuinfeest voor 700 mensen op de binnenplaats van het internaat aan de Stadhouderskade om de kinderen met vakantie te kunnen laten gaan. En dat lukt, precies een maand later reizen de kinderen van Hulp voor Onbehuisden af naar Lunteren voor enkele weken bos en heide.

Directeur Hoytink vindt dat er voor de kinderen die langdurig door HvO worden verpleegd en voor de jongens van het Observatiehuis een groot tekort bestaat op het gebied van het psychologisch en psychotechnisch onderzoek.
Men wenst de samenstelling van een psychologisch team dat onderzoekswerk doet, waarna de psychiater dieper op eventuele ziekteverschijnselen kan ingaan. Een bestuurslid waarschuwt dat de vereniging ‘een open oog [moet] hebben voor een zeker streven bij sommige gemeentelijke diensten, om HvO voor hun wagen te spannen en een zekere eerzucht te bevredigen.’
Anderen voelen het meest voor het aanstellen van een eigen psychiater. De hoofddirecteur krijgt de opdracht om uit te zoeken wat een en ander kost.

Kleuters in de zandbak, HvO Roggeveenstraat, 1948

Kleuters in de zandbak, HvO Roggeveenstraat, 1948

Hulp voor Onbehuisden ontvangt een brief van H.K.H. prinses Wilhelmina waarin zij tegelijk met haar troonsafstand de functie van beschermvrouwe der vereniging neerlegt.
Het bestuur besluit om H.M. Koningin Juliana te vragen beschermvrouwe te worden.

De gemeente Amsterdam wil Hulp voor Onbehuisden in 1949 opnieuw 400.000 gulden subsidie geven, weet Het Parool al op 9 oktober.

De Nieuwe Courant, een dagblad uit het Indonesische Soerabaja, schrijft op 19 november over straatmuzikanten en bedelaars in Amsterdam. De echte straattypes, Had-je-me-maar cum suis, de mensen die in stegen of bij de Toevlucht sliepen bestaan niet meer, volgens deze krant. De dagen van straatzanger Willem Kila zijn voorbij. ‘Bij Jonker’ – Hulp voor Onbehuisden, dat in de volksmond nog steeds de naam van de oprichter draagt – worden nog maandelijks 15 à 20 mensen aan werk geholpen. De zwerver, die ‘s nachts op een bank wordt aangetroffen, is te Amsterdam een zeldzame figuur geworden.’

Het is al bijna twintig jaar een traditie dat orkest Tivoli op Tweede Kerstdag een concert geeft bij Hulp voor Onbehuisden. Ook dit jaar. Er waren ongeveer 75 man van de partij, meldt Het Parool. Het is volgens de verslaggever onzin om te denken dat onbehuisden een soort vagebonden met stoppelbaarden zijn. Het zijn meest keurige mensen en niet zelden goed ontwikkeld.

In 1948 worden in totaal 238.655 nachtverblijven en verpleegdagen genoteerd, wat neerkomt op een gemiddelde bezetting van 652 personen per dag.

 

top

1949

Dat er na de oorlog nieuwe problemen zijn gerezen, blijkt onder meer uit de nieuwjaarsrede van 1949, waarin de leiding van HvO beschouwend kijkt naar ‘de toestand in de wereld, in Indonesië, in ons goede vaderland, in ons werk en misschien in ons eigen leven.’

Fondsenwerving anno 1949 voor de vakantie van de kinderen van HvO

Fondsenwerving anno 1949 voor de vakantie van de kinderen van HvO

Het HvO-blad in 1949

Het HvO-blad in 1949

Op 13 januari wordt in Bellevue voor zo’n 1000 mensen onder de titel ‘Amsterdamse Straatatmosfeer’ een revue met liedjes, cabaret en toneel georganiseerd met het doel tenminste 1000 luiers aan te kunnen schaffen voor de baby’s van Hulp voor Onbehuisden. De show is een idee van Frits Rolff, die ook de regie in handen heeft.
Bestuursvoorzitter Steehman zegt in zijn inleiding dat HvO hier vooral de lichte zijde van de straat vertoont. ‘Deze straat kent ook een donkere kant, en deze is naar onze vereniging toegewend,’ benadrukt hij.
Burgemeester d’Ailly woont het feest bij en verklaart in het tijdschrift van Hulp voor Onbehuisden: ‘Er is maar één maar, dat is dat slechts duizend mensen in die zaal konden. Dit hadden allen moeten zien.’ Hoewel het doel reeds de eerste avond wordt bereikt, neemt HvO deze raad ter harte, het festijn wordt nog viermaal herhaald in een uitverkocht Bellevue. De revue wordt in maart door de KRO op de radio uitgezonden.
‘Alle bekende Amsterdamse straatartisten en straatfiguren staan daar op het toneel en geven een nummer weg ten bate van Hulp voor Onbehuisden,’ schrijft het Algemeen Handelsblad een dag later in een lovende bespreking geïllustreerd met tekeningen van Bernard van Vlijmen.
De dagboekanier, Henri Knap, van Het Parool bezoekt de revue samen met actrice Rikka Hopper. Beiden zijn heel enthousiast over het gebodene. ‘Als Jan le Cler dan nog eens terug wil komen zingen van Valerisie, Valerisa, Valerisom dan zult u er niets aan te kort komen en meneer Hoytink van Hulp voor Onbehuisden ook niet, want daar is het tenslotte om begonnen.’
De revue voor HvO wordt ook besproken in De Maasbode, Leeuwarder Courant, Nieuwsblad van het Noorden en Het nieuwsblad voor Sumatra.

In februari staat een man wegens bedelarij voor de rechter die net uit Veenhuizen komt. De Tijd beschrijft hoe dat gaat.
‘De Hulp voor Onbehuisden kent u ook, is ’t niet?’ vroeg de politierechter, omzwaaiende naar het andere uiterste. ‘Ja, daar krijg je droog brood,’ zei verdachte, met merkbare afkeuring. ‘Dat is niet waar, constateerde dr. Muller, die geen enkele onrechtvaardigheid kan lijden. De rechter besluit om een onderzoek in te laten stellen naar de toekomstmogelijkheden van de verdachte door de Hulp voor Onbehuisden. ‘Door de boterloze hulp voor Onbehuisden…’

Zuster Akkerman bij het Folmina-tehuis in Houten

Zuster Akkerman bij het Folmina-tehuis in Houten

HvO zoekt opnieuw geschikte ruimte voor het Folmina-paviljoen, waar ‘grote meisjes’ verblijven en een vak leren. Men acht de Zeeheldenbuurt van de Roggeveenstraat minder geschikt voor de doelgroep en kijkt rond in het Gooi (‘s-Graveland en Bussum).
Ondanks deze huisvestingsperikelen is het dit jaar dubbel feest bij Folmina, de afdeling bestaat 30 jaar en de directrice, Zuster Akkerman, is op 1 april 25 jaar in dienst van HvO. Een foto van zuster Akkerman, buiten aan het werk bij Folmina in Houten, siert het omslag van huisorgaan van de vereniging met als bijschrift een variatie op Die Jahreszeiten van Joseph Haydn: ‘Schon eilet froh die Ackerman(n) zur Arbeit auf das Feld.’ De foto is uit eerder jaren, Folmina zit alweer geruime tijd aan de Amsterdamse Van Neckstraat.

In het aprilnummer van het HvO-blad wijst hoofddirecteur Hoytink op een nieuwe trend in de Verenigde Staten om nadrukkelijk naast de cliënt te gaan staan, het zogeheten case-work: ‘In Amerika is in het sociaal werk de leuze ‘helpt de hulpzoekende om zichzelf te helpen’ een soort slagzin geworden.’

‘1200 Amsterdammertjes een dagje uit,’ kopt de Arnhemsche courant op 12 mei. De Nederlandse Buurtspoorweg Maatschappij, Ouwehands Dierenpark en een aantal Amsterdamse firma’s organiseren met 24 autobussen een gezellige dag in Rhenen voor kinderen van onder meer Hulp voor Onbehuisden. ‘Uitbundige kindervreugd tussen pudding en papegaaien,’ schrijft Trouw over deze dag. Ook Het Parool doet verslag.

In mei stemt de gemeente in met de aanstelling van een deskundige voor de kinderafdeling van HvO aan de Roggeveenstraat ‘nu ons gebleken is dat de kinderen, waarmee uw vereniging zich bezighoudt, nagenoeg allen kinderen uit slechte milieus zijn.’ Deze deskundige kan de kinderen zo nodig verwijzen naar het Consultatiebureau of het psychotechnisch laboratorium van de GG&GD.

‘Ouden van dagen zwerven tussen logement en verzorgingshuis,’ schrijft De Waarheid op 17 mei. Volgens de krant zijn er veel oude mensen die te weinig geld hebben om zelfstandig een kamer te huren en daarom in een logement verblijven. Sociale Zaken van de gemeente zou er op aansturen dat deze mensen naar bejaardenhuizen zoals aan de Roetersstraat gaan, anders wordt hun steun ingehouden. Arm en oud schijnt een misdaad te zijn. Twee oude mensen worden zelfs van hun logement naar Hulp voor Onbehuisden gestuurd. De Waarheid spreekt er schande van.
In juni komt De Waarheid op de kwestie terug. ‘Wij zijn geen tehuis voor ouden van dagen,’ zei de leiding van Hulp voor Onbehuisden. Maar Sociale Zaken houdt voet bij stuk.

De jaarvergadering is op maandag 13 juni laat Hulp voor Onbehuisden weten in het Algemeen Handelsblad en Het Parool.

In juni 1949 organiseert HvO een avond over geestelijke verzorging voor jongeren in het Observatiehuis waar verschillende zuilen zijn vertegenwoordigd, de katholieke latere studentenpastor Pater van Kilsdonk en Wika de Groot namens de hervormde jeugdraad. Naar aanleiding hiervan betoogt directeur Hoytink dat wij de taal waarin we ons uitdrukken moeten aanpassen aan de jongeren: ‘Wij moeten de durf opbrengen om de dingen waarom het gaat grijpbaar, begrijpelijk voor hen te maken.’ Het Observatiehuis is volgens HvO zeer dringend toe aan onderhoud.

Het beschermvrouweloze tijdperk duurt voor Hulp voor Onbehuisden gelukkig niet lang. In augustus ontvangt de vereniging het bericht dat Koningin Juliana het patronaat van haar moeder overneemt. Koningin Juliana heeft zich bereid verklaard als beschermvrouwe van de vereniging Hulp voor Onbehuisden op te treden, meldt Het Parool op 17 augustus. Hierdoor is ‘de band die het Koninklijk Huis met het werk van Hulp voor Onbehuisden verbond weer gecontinueerd,’ aldus De Maasbode.

De voorpagina van het HvO-blad, 1949

De voorpagina van het HvO-blad, 1949

Wim-Brusse-Bewegwijzeringsbord-bij-tentoonstelling-Jeugd-van-Nederland-in-RAI-–gebouw-aan-Ferdinand-Bolstraat-19-augustus-18-september-1949Tijdens de opening van de tentoonstelling Jeugd van Nederland, op 19 augustus in de RAI, is een twintigtal kinderen van het Marijkehuis,  onder leiding van Wout Meyer, net aan het volksdansen als Koningin Juliana voorbijkomt. De koningin en haar gevolg doen spontaan mee aan een Oud-Hollandse rondedans. ‘Een ogenblik later zagen wij Hare Majesteit de hand grijpen van Rietje Dekker en van Joop Stroop, en danste Zij de hele Zevensprong met het groot gezelschap uit,’ aldus het huisorgaan van HvO in september 1949. ‘Het applaus en het gejuich, dat weerklonk, toen dit alleraardigste tafereel zich in het R.A.I.-gebouw afspeelde, was een noodzakelijke  uiting, eerst van verbluftheid van de ouderen en kinderen, dat de Koningin persoonlijk mee deed, maar dan toch ook van zo grote blijdschap, dat wij onze jonge Landsmoeder even op deze wijze in ons midden mochten zien.’

Annie en Joke Wiedeman woonden als kind van 1947 tot 1952 in het Prinses Marijkehuis. In een interview waarin de zusters terugkijken op deze tijd herinneren zij zich de scene met de vorstin in de RAI. ‘Koningin Juliana danste zo met ons mee, de hele Zevensprong en ze ging tot op de grond hoor. Ik heb het altijd tegen mijn kinderen gezegd: ik heb met haar gedanst,’ aldus Annie.
Het Parool komt in 2019 terug op deze tentoonstelling.

Koningin Juliana in 1949 op de tentoonstelling Jeugd van Nederland in de RAI

Koningin Juliana in 1949 op de tentoonstelling Jeugd van Nederland in de RAI

B&W van Amsterdam benoemt A. Brand jr., arts en directeur van de GG&GD, tot tweede gemeentegedelegeerde van HvO.

Hulp voor Onbehuisden is al een tijd bezig om het deel van de Van Linschotenstraat dat zich naast het Vrouwen- en Kleuterhuis aan de Roggeveenstraat bevindt, afgesloten te krijgen. Nu hebben B&W hierover een gunstig besluit genomen en kunnen de baby’s van het zonnetje en de kleuters zich veilig vermaken, aldus De Maasbode op 5 september.
‘Wil dit terrein beantwoorden aan het doel, dan moeten in de eerste plaats alle stenen uit dit straatgedeelte worden verwijderd en eerst daarna kan van dit terrein een behoorlijke tuin met zandbakken en speelplaats met schommels e.d. worden gemaakt. Om aan de vele benodigde gelden te komen, gaat H.v.O. een verkoping houden. Alle kinderbedjes van het Kleuterhuis worden te koop aangeboden. Natuurlijk niet echt, doch symbolisch, zoals indertijd het Damplantsoen voor het monument voor gevallen verzetsstrijders werd verkocht.’
De inzamelingsactie staat ook in Het Parool.

Mannenafdeling van HvO aan de Weesperzijde, 1949

Mannenafdeling van HvO aan de Weesperzijde, 1949

In de Mannenafdeling aan de Weesperzijde worden bij wijze van experiment vijf alcoholisten opgenomen uit het gemeentelijke Verzorgingstehuis aan de Roeterstraat.

Schooljongens van het Marijkehuis brengen in 1949 het Begeijnhof in kaart

Schooljongens van het Marijkehuis brengen in 1949 het Begeijnhof in kaart

Twaalf jongens van het Prinses Marijkehuis doen mee aan een nationale tentoonstelling van knutselarij op de Veluwe onder de noemer Gouden Handen. Onder de bezielende leiding van de conciërge van het Marijkehuis, A. van den Busken, hebben ze een maquette gemaakt van het Amsterdamse Begijnhof, wat leidt tot een eervolle vermelding van de jury.
Het Marijkehuis kampt overigens met personeelsproblemen. ‘De liefde voor ons werk schijnt zoek bij jonge mensen,’ verzucht de directrice in haar jaarverslag.

Levensstrijd, het huisorgaan van HvO, dat in 1949 wordt verspreid in een oplage van 5.500 stuks, maakt melding van de instelling van een wetenschappelijke commissie rond het thema film en jeugd. Aan dit geleerde gezelschap neemt ook dr. A. Querido deel.

Tekening van Carvalho voor HvO in 1949

Tekening van Carvalho voor HvO, 1949

De zogeheten propagandadienst van HvO komt in 1949 met en nieuw initiatief: elke pasgeborene in Amsterdam krijgt van HvO een ansichtkaart met een welkomstgroet van de tekenaar Karl Carvalho, waarin de nieuwe Amsterdammer wordt uitgenodigd tot het doen van een eerste goede daad: het steunen van Hulp voor Onbehuisden.

In de najaarscirculaire maakt HvO, op instigatie van bedrijfsdirecteur Marks, ‘op bescheiden wijze’ reclame voor margarine van Blue Band. Unilever betaalt als tegenprestatie de kosten van het drukwerk.

In 1949 maakt HvO reclame voor haar werk met behulp van slogans, versjes (‘Als HvO niet zou bestaan, zou menig kind verloren gaan’) en zelfs limericks:

Hoofdkantoor van HvO aan het Westeinde 27-27 in 1948

Hoofdkantoor van HvO aan het Westeinde 27-27 in 1948

Een vrouw aan een onzer grachten
Deed iets wat wij allen verachten
Ze was zo koud als een steen
Liet d’r kinders alleen
HvO nam ze op met z’n achten

Een dakloze zwerft door de straten
Politie houdt hem in de gaten
HvO is paraat
Geeft hem eten … en raad
Want met ons valt er altijd te praten

Een prijsvraag onder lezers van Levensstrijd, het huisorgaan van HvO, levert de volgende slogan op: ‘De taak van HvO in daden en in woorden, is wegenwacht zijn voor maatschappelijk ontspoorden.’

Briefhoofd van HvO, 1949

Briefhoofd van HvO, 1949

Bestuursvoorzitter Stheeman heeft een onderhoud met de burgemeester waarin hij een oude wens van de vereniging aankaart, namelijk een regeling waarbij legaten e.d. kunnen worden bestemd voor kapitaalvorming. Hoewel de burgemeester hier welwillend tegenover staat, zal het nog tot 1960 duren voordat een aparte Stichting tot Steun van HvO als bouwfonds wordt opgericht.

Op 3 november 1949 is mejuffrouw J.E. Sigterman 30 jaar in dienst bij HvO. Dezelfde maand zijn er nog meer jubilea bij het Marijkehuis, twee kinderverzorgsters, mejuffrouw M. de Groot en mejuffrouw C.H. Ossewaarde zijn 25 jaar in dienst. De Waarheid bericht hierover.

In december krijgen de kinderen van het Marijkehuis een feestelijke middag aangeboden, onder meer met een optreden van Snip en Snap, en bovendien elk een kerstpakket van de winkeliersvereniging Jan Evertsenstraat en de vereniging Mercator. ‘Deze gaven zullen twee dagen voor Kerstmis door burgemeester d’Ailly onder de tien meter hoge kerstboom aan de kinderen van het Prinses Marijkehuis (het weeshuis van  Hulp voor Onbehuisden) in de Jan Evertsenstraat worden uitgereikt,’ aldus De Telegraaf. De kinderen gaan daarna ‘in optocht naar het feestgebouw West, voor een uurtje goochelen, operette, zang, spelletjes en versnaperingen,’ vult De Waarheid aan.

In het decembernummer van het blad blikt HvO terug in het verleden en citeert Vondel met diens strofen boven de poort van De Bayert, de eerste voorziening voor dak- en thuislozen in Amsterdam:

Drie nachten, langer niet, herbergh ick die ’t behoeft
De vierde jaegh ick uit, de schoyersters en ’t geboeft

Men heeft ook een bespreking van de film Rope van Hitchkock. De recensent van HvO is bang voor navolging van deze perfecte misdaad. Conclusie: ‘Deze film verlaat men niet met een verrijkt gevoel, maar met de angstige vraag: Wat kunnen hiervan de gevolgen zijn?’

Op 22 december vieren meisjes die eerder in Folmina van HvO woonden gezamenlijk kerstfeest in verenigingsgebouw De Arend in de Eerste Breeuwersstraat.

De vele kinderen in pleeggezinnen worden bezocht met het openbaar vervoer, wat behoorlijk tijdrovend is. Zowel huur als aanschaf van een auto is echter te duur, men koopt voor dit doel daarom een Solex, die kost maar ƒ450.
De begroting die HvO voor 1950 bij de gemeente indient, vertoont een tekort van ƒ460.000.

 

top

vorige <<              >> volgende