Geschiedenis

1904-1910

De eerste jaren van Hulp voor Onbehuisden. De oprichting, de eerste bewoners en de eerste voorzieningen, de moeilijkheden en uitdagingen en nog heel veel  meer.

190419051906190719081909

1904

Het echtpaar Jonker richt in 1904 in Amsterdam de vereniging Hulp voor Onbehuisden op. Tjitte Jonker (Dokkum, 1866) meldt zich als 22-jarige bij het dan nog piepjonge Leger des Heils (opgericht in Engeland in 1865 en vanaf 1887 in Nederland actief) in Amsterdam. Hier doorloopt hij diverse afdelingen en komt onder meer in Zuid-Afrika terecht waar hij drie jaar in gevangenissen werkt. Via Madeira en Engeland komt hij terug in Nederland. In 1894 wordt hij hoofd van twee toevluchten van het Leger des Heils in Rotterdam. Twee jaar later krijgt hij de leiding over Groot Batelaar, de Landkolonie van het Leger des Heils in Lunteren. Daarna is hij een poosje chef van de Toevlucht in Arnhem.

Jonker trouwt in 1898 met Jannetta Cornelia Clauzer (Den Haag, 1872), eveneens werkzaam als adjudant bij het Leger des Heils. Kijk hier voor de stamboom van de Jonkers.

In 1900 worden Jonker en zijn vrouw directeur en directrice van Toevlucht voor Onbehuisden in Amsterdam, gevestigd in een voormalige diamantslijperij aan de Zwanenburgerstraat 18 (een verdwenen straat die is gesloopt voor de bouw van de Stopera), een logement met gaarkeuken dat is opgericht door een comité onder aanvoering van jonkheer Henry Tindal. (Lees meer over onze voorgeschiedenis.)

De heer en mevrouw Jonker in hun kantoor, luidt het bijschrift in 1906

De heer en mevrouw Jonker in hun kantoor, luidt het bijschrift in 1906

De Jonkers krijgen drie jaar later moeilijkheden met het bestuur van de Toevlucht en vertrekken in 1903 met een aantal personeelsleden en verpleegden, zoals bewoners of cliënten dan worden genoemd.

Op 12 september 1903 wordt het werk voortgezet met de opening van een onderkomen voor vrouwen en kinderen aan de Bloemgracht 24 in Amsterdam. ‘Het huis was mij verhuurd door de heeren bestuurders van het R.C. Armenkantoor,’ aldus Jonker. Het huis biedt plaats aan 15 vrouwen, 30 kinderen en 6 zuigelingen. Op 12 november van dat jaar volgt de opening van een tehuis voor ± zestig mannelijke zwervers alsmede een volkslogement en een gaarkeuken aan de Haarlemmer Houttuinen 15, ‘een gewezen fabriek en erg verwaarloosd,’ met daarnaast, op nummer 13, een werkplaats.

In februari versturen de Jonkers een circulaire van hun dan nog naamloze initiatief onder de titel Verschaffing van directe hulp aan Onbehuisde Mannen, Vrouwen en Kinderen. ‘Wij helpen mensen van alle gezindten, dus ieder kan ook onzen arbeid steunen,’ aldus de Jonkers. Kijk hier om dit boekje te lezen.

‘Wij ontvangen een boekje waarin de werkkring en bijzonderheden worden uiteengezet van de instelling tot Verschaffing van directe hulp aan onbehuisde mannen, vrouwen en kinderen, door den heer T. Jonker en zijn vrouw opgericht. Zij heeft vier inrichtingen: een toevlucht voor onbehuisde vrouwen en kinderen Bloemgracht 24, mannen Haarlemmer Houttuinen 15, waar tevens als derde inrichting een goedkoop, volkslogement en gaarkeuken is gevestigd, terwijl daarnaast in no. 13 een werkplaats zich bevindt,’ meldt het Algemeen Handelsblad op 1 maart 1904.

Uit een brochure van Hulp voor Onbehuisden, 1904

Uit een brochure van Hulp voor Onbehuisden, 1904

Bloemgracht 24, het eerste pand van HVO, onthulling van een plaquette in 1964, foto Hans van den Busken

Bloemgracht 24, het eerste pand van HVO, onthulling van een plaquette in 1964, foto Hans van den Busken

Op 5 maart 1904 neemt De Telegraaf een kijkje aan de Bloemgracht en de Haarlemmer Houttuinen. ‘Wij geven arbeid, brood en onderdak aan al die ellendigen, die, zoo ze niet geholpen worden, een gewissen ondergang tegemoet gaan. Wij steken de hand toe aan oud gevangenen, aan den dronkaard, aan den zedelijk zwakke, die hulp noodig heeft en geholpen wil worden. Wij bewaren hen voor drank, bandeloosheid en gevangenis, leeren hen werken om straks in de maatschappij terug te keeren, gewapend met de kracht, die zij in onze inrichtingen ontvingen, om als eerbare mannen, dikwijls tot toonbeeld voor velen, te worden. Onze inrichtingen zijn tehuizen voor ongelukkigen en schipbreukelingen der maatschappij, zij staan open voor ieder, man, vrouw of kind van welke richting of godsdienst ook.’ ‘En wij laten tot slot den directeur van het tehuis aan het woord, den man, die zijn leven wijdt aan het hunne, en het beste hun zaak bepleiten kan.’ Jonker zegt: ‘Het werk der liefde, dat wij begonnen zijn, willen wij voortzetten door te trachten hen nuttige leden der maatschappij te doen worden.’

De Jonkers willen echter meer. Zij willen een gedegen, breed verankerde organisatie opzetten. Jonker schrijft brieven aan tal van betrokken, welgestelde Amsterdamse burgers om financiële steun en hulp bij het oprichten van een vereniging met een ‘degelijk en wettig bestuur.’

Aangezien ik mij gedwongen gevoel mijnen arbeid onder de onbehuisde mannen, vrouwen en kinderen voort te zetten, is het noodzakelijk te trachten eene nieuwe vereeniging in het leven te roepen.

Titelblad van het eerste jaarverslag van Hulp voor Onbehuisden

Titelblad van het eerste jaarverslag van Hulp voor Onbehuisden

Na veel aandringen zijn eind 1903 J.H. van Eeghen (bankier, koopman en kunstverzamelaar) en C.W. Janssen (ondernemer en filantroop, bestuurder van de in 1899 opgerichte School voor Maatschappelijk Werk, stichter van Ons Huis) bereid Jonker te helpen bij het oprichten van een nieuwe vereniging. Zij schenken hem bovendien 2500 gulden voor de inrichting en huur van zijn eerste twee tehuizen.

‘Eenige heeren hebben het den heer Jonker mogelijk gemaakt op de bescheiden schaal te beginnen, waarop hij zijn werk aanving, overtuigd als zij waren, dat aan een toevlucht van onbehuisden, met iemand aan het hoofd als de heer Jonker groote behoefte bestaat,’ aldus het Tijdschrift voor armenzorg en kinderbescherming.

De installatie op het stadhuis van de vereniging Hulp voor Onbehuisden, onder presidium van burgemeester Van Leeuwen, vindt plaats op 21 juli 1904, een goedkeuring bij Koninklijk Besluit volgt op 30 augustus 1904 en op 21 oktober van dat jaar is de eerste bestuursvergadering.

‘Hulp voor Onbehuisden. Op 21 Juli is te Amsterdam eene Vereeniging opgericht, onder bovenstaanden naam. De gelegenheid tot het verleenen van nachtverblijf en tijdelijk onderkomen aan onbehuisde mannen, vrouwen en kinderen, is aldaar niet in voldoende mate aanwezig. Behalve bij de politie bestond daartoe alleen gelegenheid bij het Leger des Heils en bij de inrichting, die de voortzetting is van de Toevlucht voor Onbehuisden, vroeger in de Zwanenburgerstraat. Deze laatste inrichting werd, na hare verhuizing uit de Zwanenburgerstraat, op veel kleinere schaal gecontinueerd, eerst door den vroegeren, later door een anderen directeur. De vroegere directeur, de heer T. Jonker, richtte intusschen na zijn aftreden als zoodanig, zelf een Tehuis op, dat aan de eischen voldeed, doch meer stabiliteit, een steviger grondslag behoeft om blijvend te kunnen bestaan,’ aldus het Algemeen Handelsblad op 5 augustus.

Het bestuur van Hulp voor Onbehuisden van boven naar beneden en van links naar rechts: J.H. van Eeghen, C.W. Janssen, J.G. Schölvinck, J.F.L. Blankenberg, C.H. Guépin en N.M. Josephus Jitta. W.H. van Zanten ontbreekt.

Het bestuur van Hulp voor Onbehuisden van boven naar beneden en van links naar rechts: J.H. van Eeghen, C.W. Janssen, J.G. Schölvinck, J.F.L. Blankenberg, C.H. Guépin en N.M. Josephus Jitta. W.H. van Zanten ontbreekt.

Het bestuur bestaat naast Van Eeghen en Janssen uit J.G. Schölvinck (voormalig wethouder van financiën en oprichter van roeivereniging Nereus), J.F.L. Blankenberg (Amsterdamse bankier en sinds 1900 onder meer hoofdredacteur van het Tijdschrift voor Armenzorg), W.H. van Zanten jr. (fabrikant en filantroop), C.H. Guépin (directeur Nederlandsche Handel-Maatschappij) en N.M. Josephus Jitta (de latere Amsterdamse wethouder van armenzorg). Uit de samenstelling van het bestuur kan worden opgemaakt dat de vereniging van neutrale signatuur is. Hulp voor Onbehuisden is een organisatie op algemene grondslag.

Omslag eerste jaarverslag van HvO, 1905

Omslag eerste jaarverslag van HvO, 1905

Door Hulp voor Onbehuisden wordt het ‘verongelukken of geheel ten gronde gaan van menig man, vrouw en kind voorkomen,’ volgens het Algemeen Handelsblad op 13 september. ‘Het ligt volstrekt niet in het plan, om aan die onbehuisden geheel voor rekening van de liefdadigheid huisvesting en onderhoud te geven, dit zou ten zeerste nadeelig werken op hun gevoel van eigenwaarde. Voor hen wordt werk gezocht, plaatsing bij een patroon, eene betrekking in de richting, waarin zij vroeger werkzaam zijn geweest enz., ten einde hen in staat te stellen, zoo spoedig mogelijk geheel in eigen onderhoud te voorzien. In afwachting daarvan zal een ieder, die in de inrichting wordt opgenomen, eenig hem passend werk moeten verrichten, waaruit zijn onderhoud, ’t zij geheel, ’t zij ten deele; bestreden wordt. Wat deze werkverschaffing betreft, zal de directeur, gesteund door een der commissieleden, oud-industrieel, er alle aandacht aan wijden, om dusdanige werkzaamheden te vinden, waardoor geen nieuwe concurrentie in ’t leven geroepen wordt, m. a. w. waardoor geen verplaatsing van werkloosheid zou kunnen geboren worden.’

In de statuten van 1904 staat het doel van de nieuwe organisatie helder omschreven:

De Vereeniging draagt den naam Hulp voor Onbehuisden. Zij is gevestigd te Amsterdam en stelt zich ten doel in de gemeente Amsterdam aan hen die van huisvesting verstoken zijn tijdelijk onderkomen en zoo mogelijk verdere hulp te verleenen tot het voorzien in eigen onderhoud. De Vereeniging tracht hare doeleinden te bereiken door het beschikbaar stellen van lokalen waarin gelegenheid tot huisvesting wordt gegeven en voeding wordt verstrekt hetzij om niet, hetzij tegen betaling van eene vergoeding, en voorts door andere wettige middelen die aan het doel bevorderlijk kunnen zijn.

Hulp voor Onbehuisden is zijn tijd vooruit wat betreft personeel en fondsenwerving. In die tijd wordt armenzorg vooral gedragen door vrijwilligers, terwijl HvO betaald personeel in dienst heeft.

‘Bij mijn bezoek op de Bloemgracht trof het mij, hoe gewoekerd is met de kleine ruimte en de geringe middelen, om van dat echte oudAmsterdamsche donkere grachthuis een zoo gezellig mogelijk tehuis te maken,’ aldus het tijdschrift Belang en recht op 29 oktober. ‘Maar wat vermag men zonder geld! Het is er overvol en er ontbreekt zelfs een plekje grond, waar de kinderen bij mooi weer in de buitenlucht kunnen spelen. In hooge mate zindelijk, ook practisch is de gansche inrichting, vriendelijke gezichten der verzorgsters, vroolijk klonk het gezang der kinderen, en toch… alles spreekt hier van menschelijke misère, van levenstragedies, van de grootste maatschappelijke ellende; aan dien indruk vermag men zich niet te onttrekken, en treurig en somber gestemd, met een bang gevoel van leed verliet ik deze woning van arme zwervelingen.’

Kijk hier om het eerste jaarverslag van Hulp voor Onbehuisden te lezen.

In 1904 verstrekt HvO 31.665 verpleegdagen, aan 819 kinderen, 485 vrouwen en 1957 mannen, gemiddeld 87 personen per nacht.

 

top

 

1905

Binnenplaats van het Oude Buitengasthuis van Hulp voor Onbehuisden

Binnenplaats van het Oude Buitengasthuis van Hulp voor Onbehuisden

In 1905 bestaat het personeel van HvO uit zeven mensen: een boekhouder, twee opzichters, een kantoorbediende en drie zusters. En uiteraard de directie, het echtpaar Jonker, dat zich heel praktisch met het werk bezighoudt. De heer Jonker houdt zich bezig met de mannen – hij bemoeit zich met de aanmelding, zoekt voor hen een betrekking en behartigt wat nu heet de public relations van HvO, mevrouw Jonker bekommert zich om de vrouwen en kinderen. De capaciteit is nu 105 bedden voor mannen en 60 bedden voor vrouwen.

Tekening van het Oude Buitengasthuis door architect Jan de Meyer, uit het tweede jaarverslag van Hulp voor Onbehuisden in 1905

Tekening van het Oude Buitengasthuis door architect Jan de Meyer, uit het tweede jaarverslag van Hulp voor Onbehuisden in 1905

Als particuliere instelling is Hulp voor Onbehuisden afhankelijk van de liefdadigheid van de burgers van Amsterdam. Jonker houdt zich daarom van meet af aan intensief bezig met fondsenwerving. Hij verspreidt enkele malen per jaar pamfletten waarin het werk van Hulp voor Onbehuisden wordt uitgelegd en waarin hij om geldelijke steun vraagt. Jonker vindt dat er voor daklozen een plek moet zijn waar ze terecht kunnen voor de nacht, zonder daarvoor eerst arbeid te verrichten (zoals dan bij het Leger des Heils) of daarvoor te moeten betalen. De daklozen van Amsterdam kunnen voor de oprichting van HvO ’s nachts tegen betaling terecht bij het Leger des Heils, bij talloze goedkope pensions of bij de politiebureaus, de oplossing die de gemeente biedt. Vaker zijn ze echter op straat, in parken of onder bruggen te vinden.

Omslag van het tweede jaarverslag van Hulp voor Onbehuisden, 1905

Omslag van het tweede jaarverslag van Hulp voor Onbehuisden, 1905

Tijdens de eerste jaarvergadering op 28 februari in gebouw Eensgezindheid komt aan de orde dat HvO inmiddels te weinig ruimte heeft om aan de vraag om opvang te voldoen. Daarom worden tijdelijk ook panden aan de Haarlemmer Houttuinen 17-19 gehuurd.

‘Het bestuur is reeds in overleg getreden met het gemeentebestuur, om te trachten in een daartoe geschikt stadskwartier de beschikking te krijgen over een terrein, waar het een gebouw kan neerzetten, aan alle eisschen voldoende, in de eerste plaats wat betreft de ruimte,’ aldus het Algemeen Handelsblad op 1 maart.

‘In ’t algemeen valt over gebrek aan sympathie niet te klagen. H.M. de Koningin, Z.K.H. Prins der Nederlanden, Hertog van Mecklenburg, en H.M. de Koningin-Moeder gaven blijk van belangstelling door hun financieelen steun. De burgemeester bewees zijn sympathie door dezen zomer op het stadhuis eenige stadgenooten uit te noodigen, en grondslag te komen leggen voor de vereeniging,’ aldus De Tijd op 2 maart.

Kijk hier om het tweede jaarverslag van Hulp voor Onbehuisden te lezen.

‘Dank zij de beschikking van de daartoe bevoegde autoriteiten zal het Oude Buitengasthuis niet langer nutteloos leeg staan, want de Vereeniging Hulp voor Onbehuisden directeur den heer T. Jonker, Haarlemmer Houttuinen 15, heeft het tot wederopzeggens in bruikleen gekregen,’ meldt De Tijd op 22 april. In het Oude Buitengasthuis zal ’tevens een nacht-asyl worden ingericht voor vrouwen (en kinderen), die nu op de politieposten of onder den blooten hemel overnachten; dat asyl zal als zoodanig met alle dergelijke zoowel binnen- als buitenlandsche inrichtingen kunnen wedijveren,’ aldus het Algemeen Handelsblad op 2 april.

Het oude Buitengasthuis in 1886, foto Gustaaf Oosterhuis

Het oude Buitengasthuis in 1886, foto Gustaaf Oosterhuis

De Leeuwarder courant schrijft op 1 mei over het ontstaan van Hulp voor Onbehuisden en wat daaraan voorafging, want ‘ook die vereeniging heeft een geschiedenis.’  In december 1905 vindt diezelfde Leeuwarder courant dat Jonker (geboren in Dokkum) het oude pesthuis ‘met echt Friesche volharding’ heeft opgeknapt.

Wie maken er gebruik van de nachtopvang? Mensen komen voor een plaats in aanmerking ‘mits zij niet onder den invloed zijn van sterken drank en zich aan de voorschriften van de vereeniging willen onderwerpen. Die voorschriften zullen in hoofdzaak daarin bestaan, dat de dakloozen zich bij aankomst onder toezicht van een der zusters zullen baden en reinigen. Zij ontvangen kleding voor den nacht en er wordt voor gezorgd dat zij de eigen kleeding den volgenden dag behoorlijk gereinigd terug ontvangen,’ aldus het Nieuws van den Dag op 18 mei.

Poort van het Oud Buitengasthuis, 1905

Poort van het Oud Buitengasthuis, 1905

De gemeente Amsterdam staat het pand, waar van 1894-97 de werklokalen van de Werkverschaffing waren gevestigd, en dat sinsdien leeg staat, af voor een symbolische huur van 1 gulden per jaar. HvO moet dit zogeheten Oude Pesthuys uit 1635 (over de geschiedenis van dit pesthuis schreef D.A. Zoethout in Elseviers maandschrift in 1901) aan de Tweede Constantijn Huygensstraat wel zelf opknappen.  Om dit te bekostigen wordt op brede schaal hulp ingeroepen. Men houdt collectes en bestuursleden verstrekken voorschotten.

Buitengasthuis met beeld der razernij, tekening Gerrit Lamberts, 1818

Buitengasthuis met beeld der razernij, tekening Gerrit Lamberts, 1818

Op 13 juni verhuizen de 56 kinderen – de kleinsten op een handwagen – en op 3 juli de vrouwen van de Bloemgracht naar het Oude Buitengasthuis.
‘Wat zullen we strakjes lekker eten en toen de Directrice hun vertelde, dat ze elk van de drie alleen in ’n bed zouden slapen, kon men zoo zien dat ze dat heerlijk vonden, want tot nu toe hadden ze allen bij elkander in een bed geslapen.  Ziedaar het binnenkomen van drie kindertjes in het Oude Buiten-Gasthuis, thans in gebruik van de Vereeniging Hulp voor Onbehuisden. Zij werden gebracht door een meisje, naar mijn schatting 12 à 13 jaar oud; het kleinste, met ’n allerliefst gezichtje, flinke, heldere kijkers, netjes en proper gekleed (wel een bijzonderheid), zat in een kinderwagentje. De Directrice nam die kleine op haar arm, en het drietal werd door haar naar de kinder eet- en speelkamer gebracht,’ aldus W.H. van Zanten, secretaris van Hulp voor Onbehuisden, in Het Nieuws van den Dag van 26 juni.

‘Het werk dat de Vereeniging “Hulp voor Onbehuisden” onderneemt, is een grootsch werk en een goed werk,’ schrijft het het Algemeen Handelsblad op 25 augustus.

In het Tijdschrift voor armenzorg en kinderbescherming van 30 september wil het bestuur van Hulp voor Onbehuisden ‘gaarne gelegenheid geven aan beschaafde jonge dames, om in dezen arbeid hare medewerking te verleenen, en door dien van nabij gade te slaan, hare kennis op maatschappelijk gebied te vermeerderen. Er bestaat aan de inrichting gelegenheid voor haar, die zich daarvoor vrijwillig willen geven, op practische wijze een tijd lang werkzaam te zijn, om het werk van een zuster te verrichten.’

Buitengasthuis met beeld der razernij, tekening Tymon Meijer, 1900

Buitengasthuis met beeld der razernij, tekening Tymon Meijer, 1900

Als vrouwen een tijdje bij Hulp voor Onbehuisden willen blijven wonen ‘dan wordt er voor hen werk gezocht en gevonden,’ aldus De Telegraaf op 26 november. ‘Want werk is er voor hen, die willen werken, altijd. Men denke slechts aan hetgeen er te doen valt, om de kousen, broekjes hempjes enz. van de 150 kinderen, doe opgenomen zijn, behoorlijk te verstellen. En niet alleen dit, maar ook ander werk is in overvloed aanwezig. Voor de mannen geldt hetzelfde.’

‘Tijdens ons bezoek op de babykamer kwam de zuster binnen met een klein zwak wurm van zeventien maanden op den arm. Moeder was met haar kind hier liefderijk opgenomen. Op een goeden dag was de vrouw spoorloos verdwenen, haar kindje van twee maanden, dat met longontsteking lag, achterlatend. Als dit kleintje volwassen is, mist het zelfs de aan ieder van ons zoo dierbare herinnering aan een liefdevolle, opofferende moeder,’ aldus het tijdschrift Belang en recht op 1 december 1905.

In 1905 verstrekt HvO 53.070 verpleegdagen, gemiddeld 145 mensen per dag.

 

top

 

1906

Entree van Hulp voor Onbehuisden in het Oud Buitengasthuis

Entree van Hulp voor Onbehuisden in het Oud Buitengasthuis

Volgens De Tijd van 4 januari kost de jaarlijkse exploitatie van het Oud Buitengasthuis 25.000 gulden. Mede daarom is HvO een inzameling gestart, de zogeheten 100.000-kwartjesactie. De eerste maanden van 1906 is het publiek op dinsdag, woensdag en donderdag van 14:00 tot 16:00 uur welkom bij Hulp voor Onbehuisden in het oude pesthuis.

‘Wanneer een zwerver, een man, eene vrouw of een geheel gezin, ’s avonds aanklopt aan de poort, worden ze binnen gelaten en zij kunnen een goed nachtverblijf krijgen, geheel kosteloos. Er is plaats in de inrichting voor 200 vrouwen en kinderen, 150 mannen en 100 dakloozen, die ’s avonds voor nachtverblijf zich aanmelden,’ schrijft Het Nieuws van den dag op 5 januari.

Als reactie op een rechtbankverslag, waarin over een beklaagde wordt beweerd dat niemand medelijden met hem had of zich om hem bekommerde, verschijnt op 28 februari een ingezonden brief in De Telegraaf: ‘Op grond van eigen aanschouwing kan ik echter zeggen dat de heer T. Jonker, directeur van de Vereeniging Hulp voor Onbehuisden, Oude Buitengasthuis, hem wel degelijk in den loop van het vorige jaar uit diep medelijden in zijne inrichting Haarlemmer Houttuinen opgenomen heeft.’

‘Terloops wensch ik hier nog even aan te halen, dat velen onzen arbeid vermengen met dien van het Leger des Heils. Onze vereeniging staat in geen verband met het Leger des Heils,’ schrijft Jonker op 1 maart in Het Nieuws van den Dag.

Twaalf van onze zestig meisjes, luidt het onderschrift in het tijdschrift van Hulp voor Onbehuisden in 1907

Twaalf van onze zestig meisjes, luidt het onderschrift in het tijdschrift van Hulp voor Onbehuisden in 1907

Op 25 maart schetst weekblad De Amsterdammer (de voorloper van de Groene Amsterdammer) een schrijnend geval van een arm gezin. De moeder is overleden en de vader zwerft met vier kinderen over straat. De politie raadt hem aan om naar Hulp voor Onbehuisden te gaan. ‘Hier heen begaf zich dus het gezin en daar werden de vier kinderen voorloopig opgenomen en de man zelf gezonden naar de mannenafdeeling in de Haarlemmer Houttuinen.’
Het artikel is geïllustreerd door Herman Heijenbrock.
‘Zijn rijpe ervaring op het gebied van armenzorg had hem de groote behoefte van Amsterdam doen zien, en hij besloot daaraan tegemoet te komen,’ schrijft De Amsterdammer over Jonker.

Illustratie van Herman Heijenbrock in weekblad De Amsterdammer

Illustratie van Herman Heijenbrock in weekblad De Amsterdammer

‘Het vele, dat er noodig is, geeft alle aanleiding om de toekomst met eenige bezorgdheid tegemoet te zien,’ schrijft De Telegraaf op 12 april naar aanleiding van de jaarvergadering van HvO de dag daarvoor. Maar ‘hoe meer de inrichting bij het Amsterdamsche publiek bekend zal raken, hoe meer ook alle reden tot bezorgdheid zal verdwijnen.’

‘Tot zijn leedwezen moest het bestuur berichten dat dr N. M. Josephus Jitta, door zijn benoeming tot wethouder het wenschelijk heeft geacht, zijn mandaat als bestuurslid neer te leggen,’ meldt De Tijd op 12 april. Hij wordt opgevolgd door de heer A.J. Mendes da Costa (secretaris van het Portugees Israëlitisch Kerkgenootschap en onder andere oprichter van de Nationale Vereeniging voor Armenzorg en Weldadigheid). René van Ouwenaller (die het penningmeesterschap overneemt van C.W. Janssen, die overigens wel in het bestuur blijft) en mejuffrouw Anna Reynvaan (een van de grondleggers van de moderne ziekenhuisverpleging in Nederland) treden ook toe tot het bestuur. Mejuffrouw Reynvaan blijft bestuurslid tot 1915. Mendes da Costa zal tot in de Tweede Wereldoorlog in het bestuur van Hulp voor Onbehuisden blijven, waarvan vele jaren als voorzitter.

Twaalf van onze zeventig jongens, luidt het onderschrift in het tijdschrift van Hulp voor Onbehuisden in 1907

Twaalf van onze zeventig jongens, luidt het onderschrift in het tijdschrift van Hulp voor Onbehuisden in 1907

In mei 1906 nemen ook de mannen hun intrek in het Oude Buitengasthuis. Volgens Jonker breekt er dan een heerlijke tijd aan: ‘Wij konden helpen naar hartelust en gedurende het jaar 1905 steeg het aantal verpleegdagen tot 53.070.’ In het Oude Buitengasthuis beschikt Hulp voor Onbehuisden in één pand over een mannen-, vrouwen- en kinderasiel, een mannen- en vrouweninternaat, een baby-, kleuter- en kinderafdeling en een hoofdkantoor. Directeur Jonker spreekt bij voorkeur van ‘ons groot gezin.’

‘De vereeniging Hulp voor Onbehuisden die in het voormalig Buiten-Gastbuis gevestigd is, beproeft een nieuw middel om hare beschermelingen te kunnen steunen.’ meldt het Algemeen Handelsblad op 1 juni. ‘Zij heeft met welwillende medewerking der Kioskonderneming in 4 kleuren een soort van plakzegels voor 10 centen per stuk verkrijgbaar gesteld, die o.a. te gebruiken zijn voor het sluiten van briefomslagen. Op die weldadigheidszegels in een laan afgebeeld die naar het oude gebouw leidt, dat op den achtergrond staat, terwijl voorop een paar kinderen zeer bescheiden om deernis vragen. Duizenden kunnen dus op weinig kostbare wijze het goede doel der Vereen. steunen. Ook zegelverzamelaars kunnen hier het nuttige en het aangename verenigen.’

Het gebouw voor onbehuisden, het voormalige oude Buiten-Gasthuis, 2de Const. Huygensstraat 35, Amsterdam. Dit gebouw, weleens genoemd als te herscheppen in 's Rijks Ethnographisch museum, trekt thans door zijn nieuwe bestemming veler aandacht en belangstelling. Voor de 100.000 kwartjes-collecte is door de Vereeniging Hulp voor Onbehuisden in de week van 5—13 Januari in dank ontvangen totaal 1903 kwartjes, schrijft De Katkolieke Illustratie in 1906 bij deze foto.

Het gebouw voor onbehuisden, het voormalige oude Buiten-Gasthuis, 2de Const. Huygensstraat 35, Amsterdam. Dit gebouw, weleens genoemd als te herscheppen in ’s Rijks Ethnographisch museum, trekt thans door zijn nieuwe bestemming veler aandacht en belangstelling. Voor de 100.000 kwartjes-collecte is door de Vereeniging Hulp voor Onbehuisden in de week van 5—13 Januari in dank ontvangen totaal 1903 kwartjes, schrijft De Katkolieke Illustratie in 1906 bij deze foto.

Dominee J. Schrijver, directeur van de Weesinrichting Neerbosch, bezoekt in oktober Amsterdam. ‘’t Spreekt van zelf dat we, in deze omstandigheden en nu we gelegenheid hadden, allereerst op dezen dag, een bezoek brachten aan het Tehuis voor onbehuisden te Amsterdam. Dat is inderdaad een practische instelling,’ schrijft hij in Het Oosten, het blad van zijn instelling. ‘De Directeur van het Tehuis, de heer Jonker, was zo vriendelijk, al was het Zaterdag, ons rond te leiden.’ De dominee is vol lof over de ophaaldienst voor oud papier en spullen. Met name het huisraad komt goed van pas als bewoners weer op zichzelf gaan wonen. ‘En als een man weer werk heeft gevonden, de vrouw weer bij hem is gebracht, dan wordt er een huisje gehuurd en uit den gerepareerden voorraad van meubels voorzien.’

Daklozen die bij Hulp voor Onbehuisden terecht willen, moeten zich eerst melden bij de politie. Daar krijgen ze een kaart waarmee ze zich bij het asiel (= nachtopvang) kunnen vervoegen. In het nachtasiel worden mensen eerst gereinigd, er wordt een nachthemd verstrekt en men krijgt een gratis maaltijd en een bed. De volgende ochtend staat men weer op straat.

In 1906 verstrekt HvO 92.281 verpleegdagen, gemiddeld 253 mensen per dag.

 

top

 

1907

Papier- en afvalsortering, Hulp voor Onbehuisden, 1907

Papier- en afvalsortering, Hulp voor Onbehuisden, 1907

In een artikel op 2 februari over de hulp aan de ongehuwde moeder en haar kind schaart het Tijdschrift voor armenzorg en kinderbescherming Hulp voor Onbehuisden onder de hulp ‘van neutrale zijde,’ want ‘in de toevlucht voor behoeftigen van den heer Jonker worden de moeders gehuwd of ongehuwd opgenomen, die geen uitkomst weten.’

In februari en maart schrijft Otto Zeegers in het tijdschrift De Week een vijfdelige serie onder de titel ‘Mijn bezoek aan de Toevlucht voor Onbehuisden in het voormalige Buiten-Gasthuis te Amsterdam’. Op de vraag van de journalist of HvO voorziet in een behoefte antwoordt Jonker: ‘Wilt u een paar cijfers noteeren? We hebben in 1906 gratis nachtverblijf verleend aan 92281 personen, waarbij 57271 kinderen, 25397 mannen, 1237 doortrekkende werklieden en 8376 vrouwen.’ En waar zijn al die menschen gebleven, vraagt de journalist. Jonker: ‘Het merendeel is door ons afdoend geholpen. Ik sta met verschillende groote fabrieken in Duitschland in verbinding, die zeer veel werkkrachten van hier betrekken. Anderen hebben hier in Holland door onze bemiddeling werk gekregen. Weer anderen zijn hier gebleven, in de inrichting.’

Eetzaal Oud Buitengasthuis van Hulp voor Onbehuisden, foto uit De Week, 1907

Eetzaal Oud Buitengasthuis van Hulp voor Onbehuisden, foto uit De Week, 1907

Als de verslaggever van De Week aanzit bij de maaltijd op de mannenafdeling vraagt hij of ieder een bepaalde portie krijgt. ‘Neen, zegt de heer Jonker. Aan een dergelijk gestichts-idee heb ik ’t land. Ze kunnen gebruiken zoveel ze willen, zoolang ze maar trek hebben.’ Om een indruk te geven van de hoeveelheden vertelt de directeur van HvO dat er die ochtend 300 liter erwtensoep is gekookt, dat het voeden van alle bewoners, door Jonker het ‘hele gezin’ genoemd, honderd gulden per dag aan rauwe voedingsmiddelen kost.

De poort van Hulp voor Onbehuisden

De poort van Hulp voor Onbehuisden

Lof in De Telegraaf van 21 februari 1907 over de publicatie Feiten en cijfers die spreken van HvO. De ‘photographieën in ’t boekske vertellen meer dan vele bladzijden druks. Zij geven een duidelijk beeld van de humane bejegening, die de arme onbehuisden en hun kinderen in ’t gesticht der vereeniging ondervinden.’

Kijk hier om ‘Feiten en cijfers die spreken’ te lezen.

‘De zwervers en zwerfsters, de armsten der armen, die niets bezitten, niets dan wat ze aan het lijf hebben, er is voor hen een toevluchtsoord in gereedheid gebracht, zooals zij nog niet kenden,’ schrijft De Telegraaf op 6 maart over het nieuwe nachtasiel van HvO met 60 plaatsen voor mannen en 30 plaatsen voor vrouwen. De Telegraaf noemt het nachtasiel ‘eenvoudig, netjes en zindelijk.’

‘We hebben reeds meermalen over het niet genoeg te waardeeren werk der vereeniging “Hulp voor Onbehuisden” geschreven, die in het voormalige Buitengasthuis den armen zwervelingen een onderdak en voedsel bezorgt,’ schrijft De Tijd op 6 maart 1907. ‘De vereeniging geeft hulp aan mannen, vrouwen en kinderen, zonder onderscheid van godsdienst en verleden. Het grootste verschil tusschen de Ver. H. v. O. en de oudere in deze stad gevestigde weldadigheidsstichtingen is wel dit: dat zij nooit, om welke reden ook, voor de eerste maal hulp weigert, behalve alleen dan wanneer alle plaatsen bezet zijn,’ aldus De Tijd.

Linnenkamer in het Oud Buitengasthuis van HvO, 1907

Linnenkamer in het Oud Buitengasthuis van HvO, 1907

‘Is ’t iemand wel eens opgevallen, dat tegenwoordig geen bedelende kinderen, bleeke bloemenmeisjes en magere kunstenmakersjongetjes meer in onze straten voorkomen? Waar ze gebleven zijn, zij en de zwervende vrouwen met havelooze kinderen, die men ook niet meer ziet?’ weet het Nieuws van den Dag op 12 maart 1907, namelijk bij Hulp voor Onbehuisden, want ‘niemand, ook de allerarmste niet, de meest vervuilde niet, de allerdiepst gezonkene niet, behoeft tegenwoordig in onze stad meer onder den blooten hemel door brengen.’

L’union fraternelle, weekblad voor vrijmetselaars, bezoekt in april het Oud-Buitengasthuis, ‘waar de Heer Jonker, de bekende Directeur, ons met de meeste welwillendheid rondleidde.’ De schrijver raadt de broeders beslist aan om Hulp voor Onbehuisden te bezoeken, maar ze moeten wel iets meenemen om de kinderen daar toe te stoppen. ‘Zonder zijne echtgenoote zou de heer Jonker niet die kracht kunnen ontwikkelen, welke hem in staat stelt, dag in dag uit te zorgen voor onbehuisden. Daar komen ze tot ’s avonds half elf de vuilen, de onreinen, vol ongedierte en ze worden gereinigd, vriendelijk ontvangen, gevoed, gehuisvest.’

Van het nachtasiel kun je maar een beperkt aantal nachten gebruik maken. Wie behoefte heeft aan opvang van langere duur, kan terecht in een internaat. Hier worden daklozen geholpen bij het zoeken naar zelfstandig onderdak en werk.

Als tegenprestatie voor een verblijf in het internaat – en ook als therapie – moeten bewoners arbeid verrichten. De mannen werken onder meer in de afhaal- en sorteerdienst. Men haalt bij particulieren en bedrijven oude kleren, meubelen, bruikbare spullen en vooral papier, dat wordt gesorteerd en aan papierfabrieken verkocht. ‘Iederen dag trekken grote gele wagens met het adres der Vereniging door de stad om de klanten te bedienen.’ Dit levert de vereniging een geregelde bron van inkomsten op. Mannen kunnen ook als werkkracht worden uitbesteed, waarvoor de opdrachtgevers Jonker betalen. Vrouwen hoeven niet uit werken te gaan, maar moeten wel meehelpen in de huishouding van hun eigen vrouweninternaat.

In de Haarlemmer Houttuinen 13 en 15 heeft HvO een Volkslogement en een gaarkeuken waar mannen voor tien of twintig cent per nacht ‘eene goede zindelijke rustplaats’ vinden en voor vijf cent een warme maaltijd. De clientèle bestaat vooral uit sjouwers en dagloners van de groentemarkt.

Uit het tijdschrift van Hulp voor Onbehuisden in 1907

Uit het tijdschrift van Hulp voor Onbehuisden in 1907

Een staatscommissie die de regering adviseert over de hervorming van het wetboek van strafrecht aangaande bedelarij en landloperij verdeelt zwervers volgens het Algemeen Handelsblad van 24 september in twee soorten: a. hij, die werken wil en geen werk kan vinden en zoodoende zinkt; b. hij, die niet wil werken en dus op kosten van het algemeen leeft. Voor nachtopvang bij HvO is een verwijzing van de politie nodig en gelden enkele eisen: men moet tussen zeven en half elf ’s avonds binnen zijn, niet onder invloed verkeren van alcohol, bereid zijn om zich bij aankomst te laten reinigen en baden en toestaan dat ’s nachts zijn kleding wordt uitgestoomd. Wie langer wil blijven moet werken, hetzij buiten de deur, hetzij in de werkverschaffing van HvO.

Binnenplaats Oud Buitengasthuis van HvO, 1907

Binnenplaats Oud Buitengasthuis van HvO, 1907

Volgens Jonker is dat om drie redenen nuttig. Ten eerste ontvangt men geen aalmoes, maar werkt voor hetgeen men geniet, ten tweede verheft men zich boven de categorie zwervers en ‘gaat eenige sporten den maatschappelijke ladder op’ waardoor men ten derde voor zichzelf de deur opent tot een menswaardig bestaan. Jonker richt een driemaandelijks tijdschrift op waarin hij het werk van Hulp voor Onbehuisden onder de aandacht wil brengen van het Amsterdamse publiek. Niet alleen om begrip te kweken, maar vooral ook om fondsen te werven. Het HvO-blad verschijnt om de drie maanden en wordt ’tegen eene contributie van ƒ 1,- per jaar geregeld toegezonden.’

In het huisorgaan van HvO verschijnt in 1907 de illustratie ‘Winter en werkeloosheid besluipen hun slachtoffers’ van de later beroemde politieke tekenaar Louis Raemaekers, op wiens hoofd de Duitsers tijdens de Eerste Wereldoorlog een prijs zetten. Deze prent duikt nog een aantal jaren geregeld op in het blad van Hulp voor Onbehuisden.

In het huisorgaan van HvO verschijnt in 1907 de illustratie ‘Winter en werkeloosheid besluipen hun slachtoffers’ van de later beroemde politieke tekenaar Louis Raemaekers, op wiens hoofd de Duitsers tijdens de Eerste Wereldoorlog een prijs zetten. Deze prent duikt nog een aantal jaren geregeld op in het blad van Hulp voor Onbehuisden.

Het Algemeen Handelsblad schrijft op 11 juli 1907 een stukje over daklozen in de hoofdstad. ‘Het is een heerlijke gedachte, dat geen zwerver in Amsterdam, ook al heeft hij geen cent op zak, ’s nachts op straat behoeft te blijven. Een dak boven het hoofd, een bed en warm eten zijn te krijgen voor wie niet dronken is, – zoolang er plaats is in het oude Buiten-Gasthuis.’ Het artikel vervolgt over Jonker, die ‘door zijn werken in toevluchten van het Leger des Heils en andere, het volkje kent, dat voor een nacht bij hen aanklopt en die vele betrekkingen heeft, weet voor velen werk te vinden.’

Tjitte en Jeanette Jonker in 1907

Tjitte en Jeanette Jonker in 1907

Het Tijdschrift voor armenzorg en kinderbescherming is op 5 oktober vol lof over het eerste tijdschrift van Hulp voor Onbehuisden. Want ‘hoe de directeur Jonker dagelijks een gezin van 350 menschen en kinderen, van personeel, van verpleegsters en beambten te onderhouden heeft, blijkt niet minder uit de zoo sterk sprekende foto’s, waarop de kinderen zijn afgebeeld eerst zooals ze opgenomen werden: vuil, haveloos, verwaarloosd, daarna: zooals ze er na de verpleging uitzien, zindelijk, goed gekleed, welverzorgd. […] Waarlijk, wie ook maar even het boekje doorbladert en de foto’s gezien heeft, kan niet anders oordeelen: hier worden de allerarmsten en de meest rampzaligen door dienende liefde geholpen.’

Op 17 november kondigt de Amsterdamsche kerkbode een zanguitvoering aan van het mannenkoor Adama van Scheltema in Bellevue ‘ten voordele van de vereniging Hulp voor Onbehuisden.’ Jonker is de spreker bij deze gelegenheid.

In december adverteert Hulp voor Onbehuisden in weekblad De Amsterdammer dat het Oude Buitengasthuis van de vereniging deze en de komende drie maanden een aantal dagen voor belangstellende bezoekers wordt geopend.

Het Onafhankelijk Israëlitisch orgaan voor Nederland maakt op 5 december melding van de oprichting van een Commissie uit de burgerij ten behoeve der werkloozen. T. Jonker van Hulp voor Onbehuisden is een van de leden. Hij bevindt zich in deze commissie in het gezelschap van A.J. Mendes da Costa, bestuurslid van HvO.

‘Het is verwonderlijk, hoe verwaarloosde, armoedige kinderen, door de goede zorgen der vereeniging, veranderden in nette, helder uitziende kinderen,’ schrijft Het Oosten op 11 december naar aanleiding van het tijdschrift van Hulp voor Onbehuisden. ‘Eenige plaatjes doen duidelijk zien, hoe fier en vol levensvreugde de van de straat opgeraapte kinderen weer de wereld in zien door de liefderijke verpleging in het Tehuis. Gods zegen ruste op dit werk, dat waard is veel steun, inzonderheid van do geloovige Christenen, te ontvangen.’

Het Tijdschrift voor armenzorg en kinderbescherming besteedt op 28 december  ruimschoots aandacht aan de daklozenproblematiek in Amsterdam. Men wijst op de vele, naamloze doden uit de politieberichten. Het tijdschrift citeert uit het huisorgaan van Hulp voor Onbehuisden. ‘Zijn plunje was sjovel, de inhoud van zijn zakken rommel, het één zoowel als het ander wordt naar de stadsbelt gebracht. Die onbekende, die onbetreurde, wie zou hij geweest zijn?’ Het tijdschrift wijst op de ‘Een veilige haven biedt de Vereeniging Hulp voor Onbehuisden aan in haar groot gebouw, 2de Const. Huvgenstraat 35; daar wordt niet alleen beschutting en voedsel gegeven, maar hetgeen vooral van zooveel belang is, het bemoedigend woord gesproken, de hand vriendelijk op den schouder gelegd.’

Aan het eind van het jaar heeft Hulp voor Onbehuisden 200 kinderen, 90 mannen en 40 vrouwen in huis ‘van verschillenden leeftijd, en tot ons gekomen in verschillende toestanden. Niemand is echter hier voor wien andere verzorging te vinden is,’ aldus Jonker.

In 1907 verschaft Hulp voor Onbehuisden 121.435 verpleegdagen, dat is gemiddeld 333 personen per dag.

 

top

 

1908

Omslag van het tijdschrift van Hulp voor Onbehuisden in 1908

Omslag van het tijdschrift van Hulp voor Onbehuisden in 1908

‘Hier is plaats voor 430 dakloze mannen, vrouwen en kinderen. Van elke religie en richting worden ze opgenomen,’ aldus het Vrouwenjaarboekje voor Nederland, over Hulp voor Onbehuisden in het overzicht van doorgangs- en reddingshuizen.

Op 4 maart richt Ds. Visscher de Vereeniging Nederlandsche Landkolonisatie en Inwendige Zending op. Tjitte Jonker van HvO is een van de leden van het eerste uur.

Het Algemeen Handelsblad schrijft op 11 maart 1908 over het aantal nachtverblijven dat in Amsterdam het jaar daarvoor is verstrekt: ‘de politie gaf aan 5146 personen onderdak, het Leger des Heils aan 21974, Hulp voor Onbehuisden aan 121.435, dat is tezamen het meelijwekkende getal van 148.555.’

‘De Toevlucht voor Onbehuisden heeft 12 bedden voor moeders en 12 voor kinderen. Deze worden kosteloos opgenomen wanneer blijkt, dat zij in geen der andere inrichtingen opname kunnen vinden. De moeder blijft er een half jaar met het kind. Daarna wordt het kind uitbesteed,’ aldus het Tijdschrift voor armenzorg en kinderbescherming op 21 maart. ‘Het aantal verpleegdagen bedraagt voor de Toevlucht voor Onbehuisden 4739, waarvan 2162 voor moeders en 2577 voor kinderen.’

Op 26 maart is de jaarvergadering van de vereniging. J.F.L. Blankenberg wordt tot voorzitter herkozen.

‘Kinderroof bij klaarlichten dag,’ kopt de Echo op 1 april. Dat is geen grap, maar een verslag hoe Jonker vijf kinderen weghaalt uit een sterk verwaarloosd gezin in de Rozenstraat om ze op te nemen in het Oud-Buitengasthuis.  ‘In het woonhol gekomen, schrikte zelfs de heer Jonker, die al heel wat toestanden heeft meegemaakt, voor het ontzettend vuile en treurige schouwspel terug,’ schrijft de Schager Courant. ‘Geen halve maatregelen zijn er genomen! De heer Jonker is iemand die doortast,’ aldus de Echo.

‘Door de directie der gemeentetram is aan de Ver. Hulp voor Onbehuisden vergund, gedurende de Paaschdagen in de rijtuigen, bussen op te hangen om te collecteeren voor de Inrichting, terwijl B. en W. hebben toegestaan op den 2en Paaschdag op 14 drukke punten der stad groote collectebussen te plaatsen voor hetzelfde doel. De sympathieke inrichting, gevestigd in het oude Buitengasthuis, behoeft geen verdere aanbeveling,’ aldus het Algemeen Handelsblad op 16 april 1908.

EmmaOp 23 april 1908 bezoekt Hare Majesteit de Koningin-Moeder Emma het Oud Buitengasthuis van Hulp voor Onbehuisden. Jonker doet hiervan uiteraard verslag in zijn tijdschrift.

Deze dag zal door niemand onzer worden vergeten. Hoe vriendelijk was de hooge bezoekster. Voor ieder een woordje en voor de kinderen was Zij als een moeder. Haar bezoek stemde dan ook allen tot vreugde en toen H.M. een gift achterliet om al de verpleegden dien dag te onthalen, steeg de vreugde ten top. Het was een ware feestdag. Wij hadden aan het inwendige van onze inrichting niets veranderd; trouwens hoe zou dat ook kunnen. Immers den nacht, aan het bezoek voorafgaande, hadden ruim 400 mannen, vrouwen en kinderen onder ons dak gerust en om elf uur was het hooge bezoek aangekondigd. Vooral in de afdeeling van de kleinen onder de drie jaar vertoefde H.M. een geruimen tijd. Een lief klein meisje van 2½ jaar gaf hier een ruiker bloemen. Deze kleine blonde meid was nog maar enkele weken onder onze hoede en ik geloof dat het aan de hooge gast een wonder had toegeschenen, wanneer wij hadden verteld dat deze kleine meid heel wat nachten op den vloer had doorgebracht en ook reeds in een politie-bureau had geslapen. In den kleinen-afdeeling was H.M. alleraardigst, toen Zij de bloemen liet ruiken en toen voor hen nieste. Ja, wij zijn de Koningin-Moeder dankbaar voor haar bezoek. Het gold de armsten van onze groote stad. Alle bladen schreven zeer vriendelijk over dit bezoek en over onzen arbeid.

Kinderen aan tafel, Hulp voor Onbehuisden, 1908

Kinderen aan tafel, Hulp voor Onbehuisden, 1908

De Telegraaf doet op 23 april verslag van het bezoek van Koningin-Moeder Emma aan HvO. De kinderen van HvO zingen haar toe:

Kent gij de plek aan d’Overtoom,
In ’t westen van deez’ groote stad?
Waar nooit een arme vrucht’loos vraagt
Maar voor den nijv’re ’t leven daagt
Die plek zoo goed bekend In ’t land,
Is ons bereid door vriendenhand!

Bij het afscheid wordt Emma opnieuw toegezongen door de kinderen van Hulp voor Onbehuisden, dit keer met het Wilhelmus ‘in de oude toonzetting.’ Jonker vermeldt bovendien dat Hare Majesteit bij haar vertrek een genereuze gift achterlaat, met het uitdrukkelijke verzoek de verpleegden daarvoor eens feestelijk te onthalen.

Kijk hier voor het verslag van het bezoek van Emma in het blad van HvO.

Kinderen en begeleiders op de binnenplaats van het Oud Buitengasthuis van Hulp voor Onbehuisden in 1908

Kinderen en begeleiders op de binnenplaats van het Oud Buitengasthuis van Hulp voor Onbehuisden in 1908

De zomervakantie voor de kinderen wordt in 1908 op zeer bescheiden wijze gevierd. Men gaat een keer wandelen in het Vondelpark, men maakt een tochtje over het IJ en het dagje uit met de directeur is het ‘glanspunt van de vacantie, waarnaar ze het geheele jaar verlangen en nog lang van genieten,’ aldus de hoofdzuster uit de kinderzaal in het HvO-blad . Op 5 augustus wandelen 152 kinderen en twaalf begeleiders naar het Centraal station voor een dagje Zandvoort ‘met koekjes, krentenbroodjes en melk’ en een middagmaal in café Zomerlust.

De zangverenigingen Adama van Scheltema, Maarten Luther en Goede Lof en Eer organiseren uitvoeringen ten bate van HvO. Directeur Jonker spreekt op deze bijeenkomsten over het werk der vereniging. Het kerstfeest in het Oude Buitengasthuis wordt door honderden mensen bijgewoond en is volgens Jonker een groot succes.

In bad, Hulp voor Onbehuisden, Oud Buitengasthuis, 1908

In bad, Hulp voor Onbehuisden, Oud Buitengasthuis, 1908

De mensen die een beroep doen op Hulp voor Onbehuisden worden in het tijdschrift van de vereniging ‘schipbreukelingen op de groote stadszee’ genoemd. Medewerkers van HvO ‘werpen u geen aalmoes toe, maar bieden hunne toewijding, hunne verzorging u aan. Gaat gij daar zoo eenzaam uwen weg, het vriendelijk asyl beoogt u tot de samenleving terug te brengen.’

Warmoesstraat 158, waar van 1908 tot 1929 het Volkshotel van Hulp voor Onbehuisden is gevestigd

Warmoesstraat 158, waar van 1908 tot 1929 het Volkshotel van Hulp voor Onbehuisden is gevestigd

In 1908 start Hulp voor Onbehuisden met de exploitatie van het zogeheten volkshotel en café-restaurant ‘De Hoop’ met ruim zestig kamers aan de Warmoesstraat 158 in Amsterdam. De Hoop verstrekt ‘aan burgermenschen met zeer kleine beurs een geschikt verblijf voor weinig geld.’ Men adverteert met diners tussen de 1 gulden veertig en twee gulden, een lunch van 1 gulden 25 en dagschotels van 90 cent. Het hotel is verdeeld in een mannen- en vrouwenafdeling. Blijkbaar voorziet het in een behoefte, alleen al in de eerste negen maanden van 1909 logeren er 6239 gasten. Men biedt nachtlogies van 40, 50 en 60 cent en tweepersoonskamers voor 1 gulden 50. ‘Billijke prijzen,’ volgens het Hvo-blad, maar de ‘grootste attractie voor velen is de onberispelijke netheid en reinheid die er heerscht, en de nauwgezette verzorging die men er ondervindt.’

In 1929 sluit HvO het Hotel De Hoop. Het uit 1735 daterende pand wordt in 1935 afgebroken. Op deze plek bevindt zich momenteel de parkeergarage van De Bijenkorf.

Jonker maakt zich in het HvO-blad druk om drankmisbruik: ‘Het grootste gedeelte van de mannen die als zwervers bij ons aankloppen om hulp zijn door het misbruik van sterken drank zoo diep gezonken. Men komt dit ook zeer dikwijls te weten door briefwisseling met hun familieleden. Welke treurige verhalen van ellende en schande hoort men dan! Volgens mijn meening wordt het meer dan tijd, dat dit euvel krachtig worde bestreden.’ Volgens HvO moet drankzucht ‘beschouwd worden als een ziektetoestand.’

Babyafdeling van Hulp voor Onbehuisden in het Oud Buitengasthuis in 1908

Babyafdeling van Hulp voor Onbehuisden in het Oud Buitengasthuis in 1908

Jonker meent dat Hulp voor Onbehuisden de redding van alcoholisten bevordert. ‘Of meent men niet dat, indien den zwerver of zwerfster (want vergeten wij niet dat vele vrouwen aan den drank verslaafd zijn) een goede beschutting wordt aangeboden, de zucht tot drinken vermindert? Wordt niet menigmaal de borrel genomen in den valschen waan, dat het sterke vocht koude en honger zal verdrijven?’ HvO gaat dit te lijf met een dak, een snorrende kachel en een goed maal, ‘drie strijdmiddelen – en waarlijk geen geringe – tegen den alcohol.’

Jonker beschouwt de mensen die door Hulp voor Onbehuisden worden verpleegd als een groot gezin met veel logees. ‘Bij ons komen de meesten van alles ontbloot, en in den toestand waarin ze komen, kunnen wij hen onmogelijk ter ruste leggen. Neen, eerst baden en reinigen, anders zouden onze bedden spoedig zelf gaan wandelen.’

Eetzaal in het Oud Buitengasthuis van HvO, 1908, tekening van W. de Lucht

Eetzaal in het Oud Buitengasthuis van HvO, 1908, tekening van W. de Lucht

Slaapzaal in het Oud Buitengasthuis van HvO, 1908, tekening van W. de Lucht

Slaapzaal in het Oud Buitengasthuis van HvO, 1908, tekening van W. de Lucht

In 1908 heeft Hulp voor Onbehuisden 35 medewerkers. Op 31 december heeft HvO 98 mannen, 40 vrouwen en 227 kinderen in huis. Het aantal verstrekte nachtverblijven is 140.845, gemiddeld 385 mensen per dag.

 

top

 

1909

Reclame in De Telegraaf voor een filmavond in het Paleis voor Volksvlijt ten bate van Hulp voor Onbehuisden in 1909

Reclame in De Telegraaf voor een filmavond in het Paleis voor Volksvlijt ten bate van Hulp voor Onbehuisden in 1909

‘Zwervende kinderen alsmede zuigelingen (meest v. ongeh. moeders, die de kliniek in het Wilhelmina Gasthuis verlaten hebben) worden hier opgenomen,’ aldus het Vrouwenjaarboekje voor Nederland over HvO.

‘Dinsdag 16 Februari, des avonds te 8 uur zal in de groote zaal van het Paleis voor Volksvlijt een voorstelling worden gegeven met de Ernemann’s royal bioscoop ten voordeele der vereeniging Hulp voor Onbehuisden. Waar het geldt het steunen van zulk een goede instelling, is het te verwachten, dat de voorstelling druk bezocht zal worden,’ schrijft De Telegraaf op 13 februari. Ook in de
Amsterdamsche kerkbode verschijnt een advertentie voor deze avond. ‘Tijdig kaarten te nemen is aanbevolen.’

‘Maandag a.s. opent de vereeniging Hulp voor Onbehuisden, die haar hoofdzetel in het oude Buiten-Gasthuis heeft, een Volkshotel en Restaurant in de Warmoesstraat 158, genaamd de Hoop,’ meldt De Tijd op 27 maart. Eerder zat in dit pand Het Blauwe Kruis. Met de opening van dit Volkshotel neemt HvO afscheid van het logement aan de Haarlemmer Houttuinen, waarvan de huur afloopt. Daar sliepen de gasten voor 10 of 20 cent per nacht op slaapzalen. ‘Het is inwendig geheel naar de gestelde eischen ingericht. De inrichting bevat een 60-tal logeerkamers, deels voor mannen, deels voor vrouwen en deels voor gezinnen (deze drie afdeelingen zijn gesepareerd). Het logies (zonder ontbijt) is berekend op 40, 50 of 60 cents per nacht. Voorts is er een groote restauratie- en een conversatiezaal. De prijzen der consumptie (sterke dranken worden niet verkocht) zijn zeer laag, zooals die in volkshuizen worden berekend,’ schrijft De Tijd op 29 maart.

In 1909 worden in Amsterdam zes stations geopend waar zwervende dieren kosteloos kunnen worden gebracht, ter doorzending naar het dierenasiel. Een van die punten is bij Hulp voor Onbehuisden in het Oud Buitengasthuis, meldt het Algemeen Handelsblad op 21 april. Ook Androcles, maandschrift aan de belangen der dieren gewijd maakt hier melding van. Een jaar later verhuist dit station naar een stal van de Amsterdamse Rijtuig-Maatschappij aan de Overtoom 397.

De ‘binnenschool’ van Hulp voor Onbehuisden in 1909

De ‘binnenschool’ van Hulp voor Onbehuisden in 1909

Op 31 maart houdt HvO de jaarvergadering in Bellevue. Aanwezig is o. a. de wethouder van Armenzorg dr. N. M. Josephus Jitta. A.J. Mendes da Costa wordt herkozen als bestuurslid.
‘Het oude buiten-gasthuis herbergt dagelijks een groot aantal menschen, groot en klein, tot wier verzorging en verpleging de directeur en directrice worden bijgestaan door een 40-tal vrouwelijke en mannelijke beambten,’ aldus De Tijd op 1 april. Ook het Tijdschrift voor armenzorg en kinderbescherming doet verslag van deze vergadering. ‘Zooals men weet, worden de armsten der armen, wanneer zij zich ook aanmelden, aldaar opgenomen, zonder onderscheid van godsdienst en zonder dat gevraagd wordt van waar zij komen of op welke wijze zij tot hun jammerlijken toestand gekomen zijn. Eerst wordt geholpen en daarna getracht den maatschappelijken verworpeling weder op te heffen en staande te krijgen.’

Kobus en Henri, twee kinderen die bij Hulp voor Onbehuisden zijn opgenomen, in het HvO-blad, 1909

Kobus en Henri, twee kinderen die bij Hulp voor Onbehuisden zijn opgenomen, in het HvO-blad, 1909

De Telegraaf stelt op 2 april dat Jonker als ‘groot-bedelaar voor een goed doel’ poogt om 5000 gulden bijeen te krijgen voor een kinderafdeling.

Zodra een kind is opgenomen, wordt er werk van gemaakt dat het op school komt. Voor de meesten wordt een plaatsje gevonden op een van de gewone lagere scholen in de buurt van het Oude Buitengasthuis. Maar niet alle kinderen zijn geschikt voor het gewone onderwijs. Voor hen richt Hulp voor Onbehuisden de interne binnenschool op. Deze school telt gemiddeld twintig leerlingen. Jonker geeft een impressie van deze binnenschool en haar leerlingen in zijn tijdschrift.

O, het is dikwijls zulk een dankbaar werk, dien verwaarloosden het eerste schoolonderwijs te geven. Zij willen zoo graag en spannen hun uiterste krachten in om te leeren lezen. Zulk een dankbare leerling is B. Hij is elf jaar en heeft in geen 4 jaar de school bezocht. Wat hij vóór dien tijd geleerd heeft, was zeker niet veel; er was tenminste niets meer van over. Hoe hij tot ons kwam kunt ge op de photo zien. Hoe onverschillig staat hij daar; hij is niet dankbaar, dat men hen hier gebracht heeft, en liefst zou hij dadelijk weer wegloopen. En nu? ’t is dezelfde jongen niet meer. Wie hem nu op school ziet, gebogen over zijn werk, met lust en ijver de eenvoudige woordjes schrijvend, zou hem niet meer herkennen. Hij is nog niet ver, maar hij maakt goede vorderingen en leest reeds eenvoudige lesjes.

Voorheen en thans, luidt het bijschrift in het tijdschrift van HvO bij twee foto’s van dezelfde groep kinderen in 1909

Voorheen en thans, luidt het bijschrift in het tijdschrift van HvO bij twee foto’s van dezelfde groep kinderen in 1909

Hulp voor Onbehuisden laat in het tijdschrift van de vereniging een tijdlang series van twee foto’s zien van kinderen voor en na opname, dikwijls onder titels als ‘voorheen en thans’, ‘verwaarloosd en verzorgd’ of ‘zooals ze kwamen en zooals ze zijn.’

Verwaarloosd en verzorgd, kinderen bij Hulp voor Onbehuisden, 1909

Verwaarloosd en verzorgd, kinderen bij Hulp voor Onbehuisden, 1909

Jonker vertelt in zijn tijdschrift bovendien hartverscheurende verhalen over de kinderen die bij Hulp voor Onbehuisden worden opgenomen. Zoals bijvoorbeeld het verhaal over de kleine Hendrikus in het maartnummer van het HvO-blad.

Kleine Hendrikus in het tijdschrift van HvO in maart 1909

Kleine Hendrikus in het tijdschrift van HvO in maart 1909

Hendrikus was zeven maanden toen wij hem opnamen en als U een paar weken geleden hier waart geweest, zoudt U hem hebben zien zitten met een strik op den arm, ten teeken dat hij jarig was en, of hij ’t gevoelde weet ik niet, maar wel dat zijn mondje zich plooide tot lachen en hij met zijne vriendelijke oogjes steeds zijne verzorgsters volgde, als wilde hij haar danken voor ’t werk der liefde aan hem volbracht.

‘Zooals men weet, worden de armsten der armen, wanneer zij zich ook aanmelden, aldaar opgenomen, zonder onderscheid van godsdienst en zonder dat gevraagd wordt van waar zij komen of op welke wijze zij tot hun jammerlijken toestand gekomen zijn. Eerst wordt geholpen en daarna getracht den maatschappelijken verworpeling weder op te heffen en staande te krijgen,’ schrijft Het Nieuws van de Dag op 2 april.

Het Tijdschrift voor armenzorg en kinderbescherming doet verslag van de jaarvergadering van Hulp voor Onbehuisden. ‘Zooals men weet, worden de armsten der armen, wanneer zij zich ook aanmelden, aldaar opgenomen, zonder onderscheid van godsdienst en zonder dat gevraagd wordt van waar zij komen of op welke wijze zij tot hun jammerlijken toestand gekomen zijn. Eerst wordt geholpen en daarna getracht den maatschappelijken verworpeling weder op te heffen en staande te krijgen.’

Daarnaast richt HvO voor de fondsenwerving een zogeheten Kinderhulpvereniging op, ter ere van prinses Juliana gebeurt dat officieel op 30 april. Jongens en meisjes kunnen hier lid van worden en betalen jaarlijks 50 cent contributie. Daarnaast verplichten leden zich om van vrienden, familieleden en bekenden wekelijks nog eens een bijdrage van 10 cent te vragen ten bate van HvO. In ruil hiervoor ontvangen de deelnemende kinderen een set van 50 prentbriefkaarten, ‘allen betrekking hebbende op onzen arbeid.’

Tijdschrift Het Oosten citeert op 14 juli met instemming Jonker uit het blad van HvO waarin deze aandacht vraagt voor zwakzinnigen. ‘In dien brief wordt met grooten nadruk gewezen op de noodzakelijkheid om zich het lot dezer ongelukkigen aan te trekken.’

Meisjes poseren op de binnenplaats van het Oud Buitengasthuis van Hulp voor Onbehuisden in 1909

Meisjes poseren op de binnenplaats van het Oud Buitengasthuis van Hulp voor Onbehuisden in 1909

In augustus brengt de Minister van Justitie een bezoek aan het Oud Buitengasthuis, als gevolg van de aanvraag van Hulp voor Onbehuisden om als doorgangshuis voor kinderen onder de 14 jaar te worden aangesloten. Het ministerie verleent hier kort daarna goedkeuring toe. In 1909 worden het volkslogement en de gaarkeuken van HvO aan de Haarlemmer Houttuinen opgeheven.

Jonker spreekt op 27 oktober tijdens de ledenvergadering van de Nederlandse Bond van Ziekenverpleging over verpleging en sociale noden. Hij vindt werkeloosheid de grootste nood, gevolgd door slechte woningtoestanden en drankmisbruik, aldus het Algemeen Handelsblad op 28 oktober. Hij maakt zich ook zorgen over slechte opvoeding door veel ouders. ‘Kijkt eens op straat, zegt de heer Jonker, hoeveel kinderen zijn er niet, die des avonds laat daar nog spelen.’

Jongens poseren op de binnenplaats van het Oud Buitengasthuis van Hulp voor Onbehuisden in 1909

Jongens poseren op de binnenplaats van het Oud Buitengasthuis van Hulp voor Onbehuisden in 1909

In 1909 verstrekt Hulp voor Onbehuisden in totaal 147.946 verpleegdagen, gemiddeld 405 mensen per dag. Op 31 december 1909 zijn er in het Oude Buitengasthuis 101 mannen, 30 vrouwen en 241 kinderen gehuisvest. Dat is exclusief de asielgasten voor de nacht en de inwonende medewerkers.

 

top

vorige <<              >> volgende